wandeling (dl 5)

M’n moeder zit al in De Kamer, ‘t eetcafé van m’n broer.
‘Hoe was ‘t wandelen?’

Ik houd de hele weg de voeten van m’n vader in de gaten. Kijken of-ie ze wel bijtijds optilt bij stoepen; of z’n benen nog soepel genoeg zijn om ze over ‘t ½e meter hoge hekje te bewegen; of ze niet de neiging tot struikelen zullen vertonen bij de afbakening wegens werkzaamheden. De lichaams-coördinatie is nl niet meer in orde. Terwijl-ie al pratend kijkt naar een boot, verliest-ie die coördinatie bijv & wijkt-ie plots een meter van z’n route af.
‘Ik moet wel op blijven letten. De wind waait me zo weg.’

M’n vader is een flapuit tegenwoordig; ik lijk ‘t niet van een vreemde te hebben.
‘We struikelden over dezelfde trede.’

We moesten 1st de trap op om bovenaan de dijk te komen. M’n moeder was al weggereden. Nu was ik verantwoordelijk voor ‘t welslagen van ‘t uitje.
‘Kan-ie nog wel zoveel tredes beklimmen,’ denk ik nog. Waarop ik struikel, omdat ik niet kijk waar ik loop. Ik kan nog net m’n evenwicht bewaren door de trapleuning te pakken. Pa valt echter tegelijkertijd voorover, met z’n handen op de ruwe stenen.

‘Was ‘t een ongelijke tree?’ vraagt Quint.
‘Denk ‘t. We struikelden precies tegelijkertijd.’

Voordat we de steigers van de Texelse boot bereiken dalen we de steile dijk af over ‘t gras. Dat is korter.
‘Gaat ‘t wel, Pa?’
‘Ach, als ik ‘t maar rustig aan doe.’
Hij loopt net zo snel als ik.

Een mooie dag in Zijperspace, voor wie weinig eist.

wandeling (dl 4)

‘We hebben net een wandeling van meer dan een uur gemaakt,’ val ik de oud-collega van m’n vader bij. ‘U heeft helemaal gelijk: hij loopt goed.’

‘Ik had ‘t ‘r al eens verteld, over Parkinson,’ zegt m’n vader 20 meter verder. ‘Ik ben ‘r ook eens op de Jan Verfailleweg tegengekomen.’
Hij voelt zich hoorbaar schuldig over z’n geheugen & zou ‘t nog ff terug willen draaien.
Maar even verder: ‘Ha, die leeft dus ook nog,’ over een man die geen moeite doet hem te herkennen.
& Hij zwaait Ad Jongmans gedag, als die voorbij fietst.
‘Dat was m’n adjunct-directeur,’ met lichte twijfeling in z’n stem. ‘Die wilde met vervroegd pensioen, maar z’n 2-lingbroer wilde door blijven werken.’

We zwijgen allebei, want dat laatste snappen we eigenlijk geen van beiden.

Er is behoefte aan tijd in Zijperspace.

wandeling (dl 3)

Lopen op de dijk van Den Helder betekent wind.
Vanaf m’n jonge jaren weet ik dat Den Helder omgeven is door zee & daardoor de plek is waar men de grootste moeite moet getroosten om tegen die wind in te gaan. & De hoogste snelheden bereikt kunnen worden als men zich juist laat meevoeren.
Op de dijk van Den Helder kan je die windfaktor verdubbelen.

We lopen voor de wind, maar de wind is ijzig koud in de nek, zodat de lust je vergaat opzij te kijken.
‘Dat zijn eidereenden,’ zegt m’n vader. ‘Die andere waarschijnlijk zwarte zeeëenden.’
We zien ook steltlopertjes, die waarschijnlijk geen steltlopertjes zijn, langs de golven die de dijk krabben. M’n vader & ik krabben ondertussen gezamenlijk ‘t geheugen op zoek naar namen. Dan kunnen we tenminste ons hoofd recht vooruit houden. & Ons slechts laten storen door een enkele hond op uitlaat, of helicopter op oefening. Of de boot naar Texel. Dan zie je Texel meteen liggen.
‘t Is koud, maar m’n vader heeft een paraplu mee. ‘Je weet maar nooit.’

Er gebeurt niets in Zijperspace, & niemand hoeft te zeggen dat dat goed is.

wandeling (dl 2)

We zouden eindelijk weer ‘ns wandelen. ‘t Is lang geleden dat we dat met z’n 2-en voor ‘t laatst hebben gedaan. Was ‘t ‘t Zwanenwater waar we voor ‘t laatst een gezamenlijke ronde hebben gemaakt? Of nee; ‘t moet tevens de laatste keer zijn geweest dat ik bij m’n vader in de auto heb gezeten: we reden naar de dijk in Huisduinen. Onbekend hoe onze ronde liep.

M’n moeder had ‘t ‘m waarschijnlijk niet verteld. Anders zou-ie zich alleen maar onnodig drukgemaakt hebben. Dat doet-ie evengoed wel gedurende de laatste minuten in de auto, als m’n moeder ons wegbrengt naar de dijk in Oud Den Helder. De vragen stapelen zich op in ‘t hoofd van m’n vader:
‘Maar waar ga jij dan heen?’
‘Waar moeten wij daarna naartoe?’
‘Ben jij dan in De Kamer?’
‘Wat doe jij in de tussentijd?’
Opnieuw legt m’n moeder omstandig haar plannen uit. Treedt daarbij te veel in details naar mijn zin, dus antwoord ik joviaal globaal in haar plaats.
‘Misschien ‘t beste om dan naar de dijk te gaan,’ konkludeert Pa m’n plannen.
‘Wat ga jij doen?’ vraagt-ie weer aan m’n moeder.

Ik heb niemand om alleen te laten in Zijperspace.

wandeling (dl 1)

‘Hoe gaat ‘t met je?’
Ze lijkt een oud-docent van de school waar m’n vader directeur van was. Zeker weten doe ik ‘t niet. Braaf stel ik me al handenschuddend voor als 1 van de zoons. Hoewel ik weet dat dat niet nodig is. Wie kent niet de zoons van m’n vader?
‘Slecht,’ antwoordt m’n vader.
‘Ik vind anders dat je er goed bijloopt.’
‘Ik heb Parkinson, zie je.’

We beven onzichtbaar in Zijperspace

zien

Ik kan niet meer zomaar in de trein zitten & de passerende objekten als gewoon beschouwen. Tegenwoordig dienen ze áánschouwd te worden, hun betekenis bepaald.

De vlag wappert op de melodie van Notwist.
De halmen aan de stille zij van de Zaanstreek zijn zo ouwelijk geel om ‘t blauw diepdiepdonker te laten steken bij ‘t schaap-graas-ideale groen van de weilanden.
Lege lanen van Bakkum herbergen onverwachts een internationale versmarkt.
Hoeveel ‘groei’ veranderd is in ‘bouw’, waardoor ‘t meer leven in zich lijkt te hebben, maar ‘t slechts tot wanstaltig niet-veranderen is verworden.

Niets is zomaar, want ‘t lukt me niet ‘zomaar’ in zinnen te vangen. ‘t Glipt, schiet weg, verstopt zich in slechts beeld zijn. De beelden hebben mij gecreërd om hun verborgen woorden te vangen.

& De trein sjokt verder in Zijperspace.

droomspace

Afgelopen nacht werd ik benoemd tot officiële woordvoerder van ‘t Bockbierfestival. ‘t Festival was uitgegroeid tot een nationale happening & men had iemand nodig met verstand van bier.
‘t Was een waar genoegen te mogen ervaren dat men stond te dringen om mij te spreken.

‘t Deed me wel beseffen dat ik nog niet alle ambitie Zijperspace uitgeramd had.

solo

Hoe zal ik ooit kunnen concurreren met de grote blazers de toeters de bellen,
Wie zal mij horen als vele schrijvers mij pompadoerend zijn voorgegaan.
& ‘t Woord bombarie is uitgevonden voor hun recht van bestaan,
Terwijl ik bescheiden schellend zit te vertellen:

ik ga morgen naar m’n ouders.

Hallo, hallo, verstaat men mij, vanuit Zijperspace?

voorspellen

Ik zie aan de overkant dat Westmalle wat onrust achter zich aan trekt. Hij foetert iemand uit die met ‘m oploopt & krijgt nog wat mannetjes achter zich aan, die als bijen de pot met honing blijkbaar ruiken. Ik kan niet zien of Westmalle daar nou tevreden mee is, want hij schiet met ‘t groepje om de hoek achter de AH.

Ondertussen staat er aan de zelfde kant van de straat een man met een AH-tas opvallend onopvallend te treuzelen, af & toe een blik werpend op de hoek waar de gebruikers omheen zijn verdwenen. Uiteindelijk steekt-ie over.
Om de boel vanaf deze kant wel goed in de gaten te kunnen houden, is mijn vermoeden.
Hij heeft een vreemde afwijkende manier van lopen. Wat ‘m toch niet tot een ‘stille’ maakt, bedenk ik. Maar ‘t vermoeden bevestigde wel de sfeer die ik bevroedde.

Een minuut later komt Westmalle binnenlopen.
‘Was wel leuk, hè, afgelopen zaterdag? Er was best veel ruimte.’
‘Ik was hier niet. Maar jij dus wel?’
‘Ja. Ik heb een tijdje in de kroeg om de hoek naar ‘t grote scherm gekeken. & Toen ze gingen rijden heb ik langs de kant gestaan. De mensen stonden slechts 3 rijen dik, dus ik kon alles zien. & Een hardstikke leuke sfeer. Kijk! Ik heb m’n sjaaltje nog om.’
Hij laat inderdaad z’n postcodeloterij-sjaaltje zien, die ik zelf ook in grote getale hier nog heb liggen.
‘Maar ik vind ‘t een leuk stel, dus ik gun ‘t ze. Ja, ik hou wel van ze. Ik ben zowiezo voor ‘t koningshuis.’

Soms zijn de mensen wel zeer onvoorspelbaar in Zijperspace.

de gids

Verdorie, staat ‘t beste programma van de nederlandse tv op ‘t punt van beginnen. Weg, snel weg, voor de buis.

Zijperspace staat slechts open voor belangrijke zaken momenteel.
Conclusies: Televisie is mooi, maar nog mooier als 1 week in 1 programma wordt samengevat. Leon de Winter is vergeetachtig & weet sinds lange tijd niks zinnigs mede te delen; tegenwoordig weet-ie dat zelf ook. Chazia Mourali blijft een heldin (ook al heb ik ‘r nog nooit in de ‘zwakste schakel’ gezien tot voor vanavond), kan goed ouwehoeren maar niet discussiëren. Sex op tv was vroeger leuker.