drugs

Alle vertelt over hemzelf & z’n familie.
‘Ik was altijd al ‘t pispaaltje. Zeiden ze dat ‘t nooit wat met mij zou worden. Maar moet je nou kijken. Ik gebruik nog steeds wel methadon, maar ik leid voor de rest nog een redelijk normaal leven. Ik kom tenminste nog buiten. M’n broer & m’n moeder bijna helemaal niet meer. Die kunnen nog nauwelijks voor zichzelf zorgen.

‘M’n broertje, m’n broertje die dronk op 8-jarige leeftijd de fles sterke drank van m’n vader leeg. Dat was gewoon lachen, vond-ie. Ik kon er ook wel om lachen, dus moest ik ook een slokje nemen, zei hij, maar ik verslikte me al bij ‘t 1e slokje. ‘t Brandde verschrikkelijk in m’n keel. Misschien is dat wel m’n redding geweest, want ik durfde daarna niet meer de sterke drank aan te raken. Nog steeds niet trouwens. Terwijl ik wel allerlei soorten drugs m’n lichaam heb ingebracht kan ik niet tegen sterke drank.
M’n broertje wel. Die vertelde dat-ie juist dat brandende gevoel zo lekker vond. Dat vertelde hij op z’n 12e. Moet je nagaan. Toen was ‘t al een gewoonte van ‘m om stiekem slokjes te nemen als m’n ouders er niet waren.
Hij omschreef ‘t alsof-ie dat gevoel van hete sambal lekker vond. Dat besefte ik me pas later. Hij was gewoon verslaafd aan die tinteling in z’n keel. Net als dat je als kind gek bent van een snoepje. Voor hem was ‘t dus een snoepje. ‘t Was ‘m nooit verteld dat ‘t kwaad kon. Dat kwam dan weer doordat m’n moeder altijd al dronk.

‘M’n ouders scholden me uit toen ze er achter kwamen dat ik drugs gebruikte. Alsof alcohol geen drugs was, & zij niet verslaafd waren daaraan. Alsof alcohol geen kwaad kon.
Ik mocht niet meer thuis komen. Wat ik allemaal niet fout gedaan had. Ik was volgens hun niet te vertrouwen.
Nou klopte dat ook wel toendertijd, maar kijk eens hoe ‘t nu met me gaat.
Terwijl er door andere mensen boodschappen gedaan moeten worden voor m’n moeder & m’n broertje. Bijna niemand wil dat nog. Want dat huis dat stinkt, verschrikkelijk. Ze maken er bijna niks schoon. ‘t Enige wat ze doen is drinken & voor de tv hangen. Ze zitten alleen maar opgezwollen te zijn in hun stoelen.
Dat is ook ‘t enige zo’n beetje wat er aan boodschappen gedaan moet worden, maar zeg nou zelf: dat zou jij toch ook niet doen. Alleen maar flessen wijn halen voor een stel dat niet meer ‘t huis uitkomt vanwege die drank.

‘1 Keertje, man, 1 keertje, ‘t was op een feestje van een buurmeisje. Hij wist niet hoe hij normaal met mensen om moest gaan. Hij dacht dat ‘t stoer was als je dronk. Dus hij had een fles sterke drank van de tafel genomen. Terwijl iedereen bier dronk, dronk hij die fles leeg. Gooide ‘m zo achterover. & Weer naar iedereen lachen dat ‘t ‘m niks deed. Hij dacht dat ‘t stoer was. Maar hij zag niet dat mensen dat raar vonden. Hij dacht dat ze bewonderend keken. Dus de volgende fles pakte hij ook. Zo is-ie gewoon doorgegaan; hij had de hele avond een fles sterke drank in z’n handen. Nou ja, de hele avond: na 3 flessen was voor hem ‘t feest afgelopen. Lag-ie buiten voor pampes. Hij had geen normaal woord met anderen gewisseld.

‘Hij was op z’n 15e al hartstikke alcoholist. Z’n lever moet nu wel helemaal kapot zijn. Ik denk ook niet dat ze nog lang leven, die 2. Samen in een woning & ‘t enige wat ze nog kunnen is drinken.
& Dan zaten ze op mij te vloeken.’

Daarna raakten we niet meer zo snel sterke drank aan in Zijperspace.

vinden

De opdracht was zoveel mogelijk plaatjes van muziekinstrumenten, met liefst bijbehorende verhalen, te halen uit kranten & tijdschriften. We moesten dat uitknippen & opplakken in een schrift, een speciaal daarvoor bestemd schrift. & ‘t Zou leuk zijn als we daar ook nog wat bij schreven. Dat we dat schrift dan meenamen naar de muziekles, zodat we er over konden praten. Over de plaatjes & de getoonde instrumenten.
Mijn ervaring met muziek was niet meer dan dat. ‘t Was niet eens droogoefenen; ‘t was slechts ‘t verzamelen van plaatjes & dan praten over die plaatjes. Verder mocht ik ook nog wat noten bekijken, maar niet meer dan dat.

& Toch ging ik enthousiast aan de slag. Vertelde iedereen in de familie dat ik plaatjes nodig had. Plaatjes van muziekinstrumenten. Uit tijdschriften. Ja, kranten mochten ook, maar vooral zoveel mogelijk. Want ik wilde natuurlijk wel laten zien dat ik de grootste verzamelaar van muziekinstrumenten-plaatjes was.

‘t Schrift was niet zo’n probleem. Mijn vader had ze in alle soorten & maten. Moest ik ‘m wel lief aankijken, want niets ging vanzelf, maar toen ik vertelde dat ‘t voor muziekles was, was ‘t schrift binnen. Ik had desnoods een klapper kunnen krijgen, of een schrift op A3-formaat, of een kladblok van gerecycled papier; m’n vader had beschikking over alles.

Maar ach, die plaatjes. ‘t Was dat er tijdens de 1e week van m’n zoektocht een orgel vanwege recente restauratie in ‘t nieuws kwam. Ik geloof een kerkorgel in Alkmaar, of anders Haarlem. Hij was in ieder geval zeer groot.
Had ik alvast m’n 1e duidelijke foto te pakken.
Een maand later volgde pas de 2e. Precies dezelfde foto. Daarna niets meer.

Ik wilde niet meer naar de les. Waarom ik geen praktijk mocht volgen, was m’n vraag aan m’n ouders. Waarom moest ik muziekles als een buitenstaander volgen? Niets dan theorie kreeg ik voorgeschoteld.

Daar moest ik aan denken toen ik ‘t orgel van ‘t Concertgebouw zag. Een orgel minstens zo groot als de orgel die ik als krantenknipsel in m’n schrift had geplakt. & Die leek al immens groot.
Ik had ‘t orgel natuurlijk wel eerder zien staan, maar hij was nog nooit in mijn aanwezigheid bespeeld. Nu raakte iemand de toetsen aan & dat onnoemelijke ding kwam tot leven. Net als de herinnering aan eerdere zoektochten.

Harry gaf een voorbeeld in ‘t engels & vertaalde die meteen in ‘t zweeds. Met diezelfde wonderlijke zinsopbouw.
‘The friend you can rely on.’
‘Vännen man kann lita på.’
Misschien iets anders, ik wil ‘t me eigenlijk niet al te goed herinneren.

Of we 10 soortgelijke zinnen wilden halen uit kranten & tijdschriften. Waarbij we moesten vermelden waar we de zin vandaan hadden. Zinnen die op dezelfde manier waren opgebouwd: met een voorzetsel als afsluiting. Iets wat in de nederlandse taal niet mogelijk was.
Daar was Harry op afgestudeerd. In Zweden, cum laude. Hij had er ‘t meest saaie boekje over geschreven dat er op dat taalgebied bestond.

Ik heb 3 weken lang alle zweedse kranten & tijdschriften die wij studenten Skandinavistiek ter beschikking hadden doorgenomen, hele archieven doorgespit. Een ouderejaars vertelde me dat hij er toendertijd gewoon 7 verzonnen had. Maar ik kon die 1e 3 nogeneens vinden.
Ik kon er slechts 1 vinden.

& Ik besloot dat zweeds een te saaie taal was voor Zijperspace.

colberts

We weten ‘t vaak al van te voren. We hebben er in ieder geval een vermoeden van dat er iets mis zal gaan met zo’n groep. Een vermoeden bestaat dat ze bij sluitingstijd te snel te veel sterk bier gedronken blijken te hebben. ‘t Zou kunnen dat ze ruzie met een reguliere klant krijgen. Of mogelijk worden ze te luidruchtig. Er is altijd wel iets waardoor je aan ‘t eind van de avond niet blij bent geweest dat zo’n groep is langsgeweest.

Er komen gerust wel vaker mannen in pak langs. Er is zelfs een geregeld weerkerende groep die aan ‘t eind van hun vrijdagse werkdag bij ons hun weekend komen inluiden, in werktenue. De tijd dat dit soort mensen met een scheef gezicht werden aangekeken ligt al ver achter ons. Degene die toendertijd schampere opmerkingen maakte, loopt tegenwoordig zelf regelmatig in dergelijke kledij. Stropdas & al, strak tot in de puntjes.
Vanmiddag had-ie zich toevallig thuis verkleed. Dus lachte hij slechts minzaam: zoveel pakken had-ie nog nooit tegelijkertijd in ‘t proeflokaal bijeen gezien.

Ze bleven steeds ‘bier’ bestellen. Ondanks dat ik steevast bleef vragen: ‘Wat voor bier?’ Of voor de variatie: ‘Bedoel je dan Pils?’
Slechts een ½ uur voor vertrek had ik enkelen van de groep zover dat ze ‘t bier bij de naam gingen noemen.
& Men had de neiging om gewoon te roepen wat ze wilden hebben op ‘t moment dat ik voorbij liep, bezig anderen te helpen, waarna ze zich omkeerden & wel zagen of er uiteindelijk iets arriveerde.

De meesten lieten hun colbert aan. Slechts de engelse heren durfden zich ervan te ontdoen. Maar die waren dan ook met meer stijl gekleed, hadden een net wat duurder pak, zo leek ‘t.
Er was er zelfs 1, die onder z’n colbert nog een vestje droeg ook. Als 1 van de weinigen had deze zich bovendien niet in de auto van z’n stropdas ontdaan. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat dat een prettig gevoel is; op dat moment had ik ‘t in m’n t-shirt al warm, terwijl de grote drukte nog lang niet begonnen was.

Als men elkaar ontmoette wisselde men visite-kaartjes uit. De 1 nog mooier & groter dan de ander. Waarbij verteld werd wat de taak was binnen ‘t bedrijf, & geïnformeerd of daar ook nog xtra taken bijkwamen. & Af & toe begroette men elkaar, van: ‘Ha, met jou heb ik bij een eerdere borrel kaartjes zitten uitwisselen.’
De organisator was zelf ook niet anders gewend. Bij de vraag op welke naam ik de rekening moest schrijven, zei hij: ‘Wacht, ik geef je wel ff m’n kaartje.’
‘Nee, joh,’ zei ik, ‘wij doen hier niet aan kaartjes. Ik moet alleen maar je voornaam weten.’
Toch drukte hij z’n kaartje in m’n hand. Ik heb op ‘t bonnetje er ‘Hans VJ’ van gemaakt.

Ik krijg de kriebels als ze me met ‘u’ aanspreken. Dat hoort niet in de horeca. & Zeker niet in een gelegenheid als die waar ik werk.
‘Mag ik nog een biertje van u. & Geeft u er nog maar een cola bij ook.’
‘Ik heb geen cola & ik ben bovendien geen ‘u’. Dus zeg maar ‘je’. Ik zeg nl ook ‘je’ tegen jou.’

Hans VJ had me vooraf € 200,- overhandigd.
1st Had-ie geïnformeerd of-ie met credit-card of pin kon betalen. Nee dus.
Ik had ‘m uitgelegd dat als ze buiten wilden gaan staan er geen bonnetje gemaakt kon worden, tenzij hij van te voren al geld stortte. Grif stopte hij me de 4 biljetten in de hand & bleef vervolgens met de hele groep 2 uur lang binnen staan.

Om ½ 8 vroeg Hans VJ of ik de rekening wilde opmaken. Ik kwam op € 138,20 (‘t kan ook € 138,80 zijn geweest). Ik liet ‘m ‘t totale bonnetje zien & overhandigde ‘t geld dat-ie van de € 200,- had overgehouden.
Of ik er een geschreven bonnetje van kon maken.
Ik liet ‘m zien wat voor bonnetje ‘t zou worden, maar vertelde er wel bij dat ik er een stempel van ons op zou zetten. Daar was Hans VJ tevreden mee.
Maar door al ‘t heen & weer-geloop & ‘t schrijven & ‘t stempelen was ik ‘t kwijt.
‘Sorry, nou ben ik ‘t kwijt. Was ‘t nou € 138,20 of € 138,80?’
‘Weet je wat: maak maar een nieuw bonnetje. & Zet er € 160,- op.’

Zo, da’s een leuke fooi. Ik had helemaal niet verwacht dat die Hans fooi zou geven. Dat verwacht je niet bij dit soort groepen & zeker als personen als deze Hans VJ moet afrekenen. Nee, dit viel me toch reuze mee: meer dan € 21,- fooi! Snel maar ff een nieuw bonnetje schrijven, stempel er op, datum erbij, ach, paraafje er ook maar opgetekend. Dan lijkt ‘t tenminste wat, ook al is ‘t maar de achterkant van een etiket.

‘Alsjeblieft.’
‘Ja, dankjewel.’
Ik bleef nog een moment staan, in de verwachting dat z’n hand, die ‘t bonnetje in z’n binnenzakje opborg, ook wat mee zou nemen op de terugweg. Maar je hoort niet te wachten op fooi. Ook al weet je dat ‘t er aan gaat komen.
Plots besefte ik echter dat ‘t anders zat. & Ben ik maar aan ‘t werk gegaan.

We zouden graag minder aardig willen doen tegen onze medemens in Zijperspace.

regenjas

Met koninginnedag heb ik ‘m op de kop getikt: een regenjas zoals vaders & opa’s die vroeger droegen, uit de jaren ’50-’60. Zo 1tje van stof (ik heb m’n moeder nog gevraagd hoe die jassen heetten, maar we kwamen er gezamenlijk niet op), lang vallend over de knieën. Tenminste, deze valt tot over de knieën. Die ene die ik wel ‘ns van m’n vader leende, in m’n new wave-tijd, toen je in een bepaalde scene dit soort jassen hoorde te hebben, kwam nog maar net aan die hoogte.
Hij hing onopvallend te zijn aan de muur bij een bejaardentehuis in de Jordaan, maar door z’n groene kleur werd onmiddellijk m’n aandacht getrokken. Dat zit er bij mij ingebakken: tussen 1000-en stukken goed vind ik in 1 oogopslag ‘t stuk kleding dat de juiste kleur draagt. M’n blik wordt getrokken naar ‘t groen dat er uit lijkt te springen.
€ 7,50 Moest-ie gaan kosten, volgens de dame. Dat vond ik te duur. Ik wilde alweer doorlopen, toen ik ‘m mocht hebben voor 5.
‘t Was gelijk de enige aankoop, die koninginnedag, die deels verregende koninginnedag. Maar daar had ik vanaf dat moment in ieder geval een regenjas voor.

Na koninginnedag heb ik ‘m meteen in de was gedaan, daartoe aangespoord door enge verhalen van zeker iemand over jeuk. & Vervolgens niet meer aangehad.

Kleren die ik aanschaf, moet ik mezelf zo snel mogelijk eigen maken: aantrekken & een paar dagen dragen. Dan raak ik er aan gewend; worden ze sneller deel van me. Als ik ‘t niet doe, ga ik tegen ‘t aantrekken ervan opzien, begin ik te twijfelen of ‘t me wel staat. Ik heb ‘t immers niet daags na aanschaf aangetrokken; dan zal er wel wat mee aan de hand zijn. Dan vind ik blijkbaar eigenlijk dat ‘t me niet staat.

Gister was ‘t een perfekte dag. Lekker veel regen, vooral in de ochtend. Ik werd gedwongen m’n onlangs verkregen regenjas te gebruiken. Met daaronder m’n sweater met capuchon, voor over m’n hoofd. Voor een paar boodschappen ging ik toch zeker niet een volledige regenpak aantrekken?
1st Ietwat ongemakkelijk reed ik over straat. Zouden mensen me nakijken, zouden ze zien dat ik zo’n ouderwetse jas droeg, zou ‘t dragen van zo’n jas nog kunnen? Je ziet ze tegenwoordig nl niet meer zo veel op straat. Ik probeerde m’n verschijning te controleren in de weerspiegeling van de ramen die ik passeerde, maar door de capuchon was m’n zicht beperkt & door ‘t fietsen de weerspiegeling niet meer dan een flits.
Op de terugweg reed ik tussen 2 buien in, waardoor net zo goed de knopen losgemaakt konden worden. ‘t Was al warm genoeg met al die kleren aan.

Vanaf dat moment werd ik verliefd op m’n nieuwe jas. Vrolijk wapperde hij achter me aan, gedirigeerd door de vaart van de voortgang & de wind. Hij had z’n funktie van ‘t tegenhouden van ‘t neervallend vocht verloren, hij hing er eigenlijk alleen maar bij ter dekoratie, want ‘t dragen ervan zette me slechts aan tot hevig zweten zogauw ik van m’n fiets afstapte.
Maar juist nu was-ie deel van me geworden. Dat besefte ik nu vooral bij de weerkaatsing, duidelijk nu voor mij te zien, van ‘t gewapper in de etalage-ruiten. Prachtig groen vloog achter me aan, waar ik ook ging.

Bij ‘t parkeren van m’n fiets, sloeg ik een pand van m’n jas opzij om m’n sleutels uit m’n broekzak te halen. Wederom zag ik mezelf weerspiegeld.
Wauw, dacht ik, ik kom zo uit een moderne versie van ‘The Wild Bunch’.

De akties worden in slow-motion beleefd in Zijperspace.

continuĆ¼m

Aangaande m’n laatste postje, & dan met name ‘t PS: eigenlijk vind ik ‘t momenteel wel prettig dat de jukebox gewoon doorgaat.

2 Weken geleden werd ik door de buurman van 3 deuren verder op de hoogte gebracht van de inbraak bij hem thuis. Vroeg in de avond zou ‘t moeten hebben plaatsgevonden. Vanaf de tuin was de inbreker binnengekomen.
(Ik dacht meteen dat moet de buurman zijn geweest van 1-hoog, die zo semi-amicaal vanaf ‘t balkon met ‘m had staan praten in de middag, maar dat was natuurlijk een vooroordeel).

Er zijn mensen die me al weken proberen te bereiken. Tenminste, die weken,dat is iets wat ik in m’n hoofd heb. Ze willen me gebruiken voor een grootscheeps onderzoek.
Er zijn mensen die collectes doen. & Dat op tijdstippen dat de meeste mensen thuis zijn. Zo tussen 6 & 8 ‘s avonds.
Ik heb tot nog toe geen telefoontje gehad ivm een telefonische enquête, slechts zelden wilt men iets aan mij slijten. Terwijl de gemiddelde burger daar toch minstens 1maal per maand last heeft.

Ik ben er gewoon niet op de gewone tijden. Ik ben degene die op ongewone tijden z’n huis bezet houdt.

Daarom vind ik ‘t wel handig. Dat die muziek doorgaat. Mocht ‘t voorkomen dat ik net als een gewone burger op een gewone tijd m’n huis heb verlaten, dan schrikt de inbreker. Die diep in z’n hart eigenlijk ook een doodgewoon mens is. & Die niet houdt van plotse muziek, nog wel mijn muziek.

Nee, dat vindt de inbreker niet leuk aan Zijperspace.

jukebox

Had ik dit niet eerder kunnen ontdekken? In ieder geval had ik wat meer moeite kunnen nemen om ‘t 1 & ander uit te zoeken. Door gewoon ff real jukebox te gebruiken kan ik binnengehaalde cd’s geheel afluisteren & dat bovendien op de juiste volgorde (of elke volgorde die ik wil). Een vredige, gemakkelijke avond hebben. Onbeperkt de muziek laten doorzweven. Net als ik zelf, genietend van de weinige moeite die ‘t kost.

In de lol van de nieuwe ontdekking & de muziek die ik daarbij draai, ‘t instrument ondertussen naar believen voor mezelf inrichtend, drink ik al ‘t bier op dat ik in de ijskast heb liggen. & Steeds denk ik weer dat ik toch zodirekt in bed zal liggen, dus ‘t maakt niet uit. & Evengoed ontstaat er een verschrikkellijke dorst. Een dorst die opgelost moet worden, want nog lang niet klaar met nrs kopiëren naar de juiste bestemming in ‘t juiste programma.

Há! Ik ben weer bezeten, hoewel dat toevallig ook wel ligt aan de prachtige cd die ik binnengehaald heb. Waarvan ik de nrs nu opeens op de juiste volgorde kan beluisteren.
Ik ben betoverd door een simpel gegeven, een simpel gereedschap dat waarschijnlijk al tijden bestaat, maar waarvoor ik tot nu toe te lui was om de werking ervan uit te zoeken.

Nog steeds heb ik dorst, hoewel ‘t bier op is. Nou ja, ik heb bier zat in huis. Veel bier vooral dat ik beter niet aan kan raken, want bestemd voor bewaren, voor jaren liefst. & Voor de rest nog bier van opgeheven brouwerijen waarvan ik geen hoge pet op had. & Erger nog: waarvan ‘t bier lauw staat te zijn.
Toch grijp ik ernaar, want de dorst moet gelest. Water helpt niet meer, laat staan een fles frisdrank. Daar is m’n systeem niet op ingesteld rond dit tijdstip.

Ondertussen zit ik in slechts een onderbroek; ik probeer mezelf te dwingen ‘t bed op te zoeken, maar zelfs deze maatregel werkt niet. Totaal bevangen door de nieuwe ontdekking, de nieuwe muziek. ‘t Is vreemd: de kou kan m’n lichaam niet bevangen.

Mocht men niks van mij horen.

Zijperspace bevindt zich in een maniakale omgeving.
PS: Nu moet ik alleen nog uit zien te vinden hoe die jukebox ook vanzelf weer stopt met ‘t continu spelen van de geselekteerde nrs.

pech

Heb ik ooit pech gehad tijdens vakantie?
Ik kan ‘t me in 1e instantie niet heugen. Er schieten me slechts vervelende situaties te binnen. Een meisje dat ik niet tegenkom; chronisch geld tekort vlak voordat de banken gaan sluiten; buiten moeten slapen terwijl de druppels beginnen te vallen; een rugzak die bijna wordt gekaapt terwijl ik water bij ‘t benzinestation aan ‘t halen ben. Die situaties kan ik niet in de categorie ‘pech’ onderbrengen, want uiteindelijk kwam alles toch weer op z’n pootjes terecht, of hoefde ik er niet onder te lijden.

Ik ben nu toch elke dag m’n wederwaardigheden aan ‘t verslaan, dan kan ik net zogoed een poging wagen een stukje geplaatst te krijgen bij de Volkskrant. In ‘t reiskatern van de zaterdagse editie, Traject, worden lezers opgeroepen een stukje in te sturen over pech ondervonden tijdens vakantie, want ‘tegenslag onderweg kan humoristiche trekjes hebben’. Maximale lengte 400 woorden. Da’s misschien wel wat kort voor Zijperspace, maar ik kan ‘t allicht lichtelijk laten redigeren.

Tuurlijk hebben we wel ‘ns pech onderweg gehad. In Zweden met z’n 4tjes: caravan met een lekke band, die m’n vader er niet uitkreeg; in Zweden met z’n 2tjes: m’n vader die niet meer weet wat-ie moet doen & ik met de ballen verstand van auto’s, maar ik red me wel in ‘t zweeds.
Er schieten me vanavond nog niet andere voorvallen te binnen & zeker niet voorvallen die een humoristisch trekje hebben.

Misschien moet ik 1st maar ‘ns op vakantie gaan.

& ‘t Noodlot afroepen op Zijperspace.
(Andere mensen die geïnspireerd zijn door deze opdracht? Ik dacht: misschien leuk om te kijken wie van de lijfloggers ‘t lukt om z’n stukje geplaatst te krijgen in de Volkskrant).

motje

Ik raak er aan gewend. Ik zie de bui al hangen als ‘t gezicht van Boekenman de hoek om komt & ik weet dat ik ‘tzelfde & zal reageren als gewoonlijk.
‘Nee, ik kan je geen biertje op de pof meegeven, want je vergeet ‘t toch weer.’
‘Ach, voor 1 keertje.’
‘Nee, ik heb je al vaker verteld dat m’n baas ‘t niet wil. & Jij zelf gaat er ook niet goed mee om, want elke keer vergeet je langs te komen om te betalen.’
‘Ja, dan zou ik ‘t zelf ook niet doen.’

De andere klant bekijkt de conversatie.
‘Je kent ‘m blijkbaar al redelijk goed?’ vraagt-ie als Boekenman de zaak heeft verlaten.
‘Ja, hij geeft een beetje sjeu aan ‘t werk.’

Boekenman komt een kwartier later met genoeg geld aanzetten.
‘Ha, wacht,’ zegt-ie chaotisch. Blijkbaar verstoord door de vele klanten die tussen hem & de ijskast staan.
‘Waar moet ik op wachten?’ terwijl hij uit ongeduld ‘t geld al heeft neergelegd & ‘t bier nog niet in handen.
‘Ja, zie je wel dat ik aan ‘t geld kan komen,’ ondertussen richting ijskast zwalkend.
‘Tuurlijk, ik had ook niet anders verwacht.’
Hij nadert de kassa weer, met z’n flesje bier naar me reikend, zodat ik ‘m kan openen.
& Plots klinkt er razendsnel een waterval aan woorden uit z’n mond.
‘Gooi ‘m maar open als je me mot. & Als je me niet mot, dan mot je ‘n ‘t toch, want je wil geen mot. Maar ik denk dat je me wel een beetje mot.’

‘t Was een motje in Zijperspace.

neusspray

Ik had al eerder met ‘t Onze Lieve Vrouwe Gasthuis mogen kennismaken, maar dat was met een ziekenwagen & via een andere deur. Bovendien was ik er toen niet helemaal bij; ‘t hele gebeuren liet ik me toendertijd maar overkomen.
Nu moest ik zelf een ponskaart laten maken, zelf de weg in ‘t gebouw zien te vinden, & me zelf aanmelden voor m’n afspraak.

De zenuwen begonnen toen toch wel te ontstaan, ondanks ‘t boek dat ik ter afleiding tijdens ‘t wachten had meegenomen. Stel dat de xpert daadwerkelijk zou zeggen dat m’n neusschotten operatief aangepast moesten worden.

Een anatomische correctie, zo blijkt dat dus in de praktijk te heten, was niet noodzakelijk, vertelde de specialist me. & Dat op zo’n deskundige vertrouwde toon, dat hij me alles kon wijsmaken. Alsof hij ff tussen neus & lippen door mijn zaak bekeken had, ‘Ah, een duidelijk geval van…’ had geconstateerd, & dat zo vlak voor de middagpauze me nog wel snel kon uitleggen. Als ik niet beseft had dat ‘t een ziekenhuis was waar ik me op dat moment bevond & de man voor de rest geen vadergevoelens bij me opriep, was ik er zo ingetrokken. Die man kon mensen op een nonchalante manier, zonder aan wijsheid in te boeten, mensen op hun gemak stellen.

Dus liep ik tevreden met een nieuw recept ‘t ziekenhuis uit.

Weg met de flixonase, leve de nasonex!

Ik mag ‘t m’n leven lang gebruiken, zonder dat ‘t schade berokkent, had de man me verteld, maar dan wel slechts 1 maal 2 puffies (afschuwelijk woord) per dag, vertelde de bijsluiter.

Dat kost moeite; flixonase kon ik 3 maal daags m’n neus inspuiten, waardoor ik verspreid over de dag mezelf vrije ademhaling kon toedienen. 1 Maal op een dag zou betekenen dat ik, naarmate de dag vordert, minder toereikend gebruik zou kunnen maken van m’n neus.
Maar goed, als ik ‘t nou vlak voor slapen gaan mezelf toedien, dan heb ik op ‘t meest kritieke moment er in ieder geval profijt van, was m’n gedachtegang.

Gisterochtend werd ik wakker met m’n tong vastgeplakt aan m’n gehemelte. Dus toch geen lucht via m’n neus binnengekregen. Die tong gaat altijd snel weer los, daar maak ik me nooit ongerust over, maar ditmaal leek er een stukje te blijven hangen aan ‘t gehemelte. Met m’n nagel haalde ik ‘t weg & bekeek ‘t in ‘t ochtendlicht: onmiskenbaar een stukje tong van 1 mm².

Vanochtend ter ondersteuning van m’n nieuwe kuur toch maar wat xtra oud medicijn gepuft.

Zodat we vandaag toch wat lucht tot ons kunnen nemen in Zijperspace.

luisteren

Ik kan ook in de tuin m’n boek uitlezen, maar daar heb ik de rust niet meer voor. Wetende dat de gehele bevolking van Amsterdam op pad is. De onrust, die ik voorheen ook altijd in de avond had, bekruipt me; de reden waarom ik geen avond thuis kon blijven. & Nu nog steeds niet overdag.

‘t Is lang geleden dat ik in ‘t Vondelpark op een bankje in de zon heb gezeten; ‘t moet minstens een jaar zijn. Maar ik weet nog altijd dat ‘t rond dit tijdstip moeilijk moet zijn een plekje op een bank te vinden. Hoe tegengesteld gemakkelijk blijkt ‘t juist als ik vrije ruimte vindt bij een dame die druk in gesprek is met haar mobiel op een bank vlak naast de vijver.

Haar telefoongesprek is in ‘t zweeds. Ik zal maar net doen alsof ik niks van haar conversatie versta. Misschien als ze per ongeluk iets tegen me zegt. Aan de andere kant: ik versta er toch inderdaad niks van. Ik kan niet luisteren, daar kan ik de concentratie niet voor opbrengen.

Ik lees m’n boek. & Word afgeleid door alles wat voorbij loopt.
De kinderen die uitgelaten moeten worden.
De 1 voor een skater uit rennend; als een hond die de slee trekt. Uiteindelijk komen beiden ten val & moet gewacht worden op Pa. De ander nog maar net geboren, voor ‘t 1st gedragen door de vader; voor ‘t 1st neergestreken op een doek in ‘t gras van ‘t Vondelpark. De 3e, al wat ouder, mag met de bal spelen, terwijl z’n ouders voorbereidingen treffen op ‘t bezoek, blijkbaar veel bezoek, dat komen gaat & ook doeken spreiden.

Ik lees m’n boek. & Vorder moeizaam. Vlagen van ‘t zweedse gesprek dringen tot me door. & Na ‘t gesprek van m’n buurvrouw word ik afgeleid door haar verdere fascinatie van haar mobiel. Blijkbaar aan ‘t sms-en.
& Vrouwen lopen voorbij. Alsof zij zichzelf uitlaten. Ik dwing mezelf enkele keren niet te kijken, ‘t vermijden van de starende blik, om juist op ‘t moment suprême oog in ogen te staan. Niet staren, niet staren, denk ik, lezen. Zo verraderlijk mooi, dat mooie weer.

Ik lees m’n boek. & Ga zo af & toe in een andere houding in de bank zitten. Want m’n billen doen pijn, of m’n benen, of m’n rug.
Ik hoor ‘t volgende gesprek van m’n buurvrouw, nu in ‘t nederlands. & Wil straks aan haar vragen waar ze zweeds heeft geleerd. & M’n eigen kunsten ten toon spreiden.
Ach nee, ze zal wel zweeds zijn & goed nederlands spreken.
& Bovendien: wat heeft ze aan een vreemde die naast haar op de bank zit & toevallig ook zweeds spreekt.
Nee, ik houd m’n mond. & Lees verder.

Ik lees niet aldoor verder. Want ik word nog steeds afgeleid door alles om me heen. Hoeveel bladzijden? Slechts 5, geloof ik.
Eigenlijk is ‘t achter m’n rug ook veel interessanter dan richting vijver. Alles beweegt daar.
Daar gaat de volgende groep skaters geketend aan elkaar, zoevend tussen fietsen & voeten.
& De groepen drentelende wandelaars (hoe krijgen ze ‘t voor elkaar dat drentelen? wat maakt wandelen tot drentelen?) die onafgebroken blijven passeren. Zoals bijv Dan.
Hé! Dan! & Tove!
FF gedag zeggen.
‘Hi Dan. Hi Tove,’ roep ik.
‘How you’re doing, Ton?’ zegt Dan op z’n zuiver engels, immer polite.
Tove komt aan de andere kant van de bank staan, toch ff een praatje met me maken.
& Opeens schiet de blik van m’n buurvrouw in herkenning.
‘Nah, det är konstigt,’ zegt Tove, maar ze gaat door in ‘t engels, want dan kan Dan ‘t tenminste verstaan. ‘2 People I know in the Vondelpark, both speaking swedish, sitting next to eachother.’
‘Hmm,’ verontschuldig ik me tegenover m’n buurvrouw, ‘I didn’t want to show that I could speak swedish.’
M’n buurvrouw vertelt Tove dat ze net daarvoor een heel telefoongesprek heeft gevoerd in ‘t zweeds.
‘Jag har inte lyssnat,’ voeg ik er maar aan toe.

We proberen zo lang mogelijk de schijn van beperktheid op te houden in Zijperspace.