rood

Als je in Amsterdam als fietser vóór ‘t stoplicht gaat staan, zodat je dus niet kan zien wat voor kleur ‘t aangeeft, vind ik ook dat je zo flink moet zijn te gáán als de mogelijkheid zich voordoet. & Niet lafhartig de kat uit de boom kijken.

Ik heb ‘m laten schrikken. Ik vond ‘t een beetje dom gezicht, iemand die ijverig kijkt of ‘t verkeer ‘t toe zou kunnen laten over te steken, terwijl ondertussen al enkele tellen ‘t voor hem bestemde licht aanduidt dat ‘t veilig is.
Men mag zeggen dat ‘t een kinderachtige aktie was, maar ik kon ‘t nou 1maal niet laten: bij ‘t passeren heb ik ‘m keihard ‘GROEN’ in de oren getetterd.

Hij bleef nog enkele tellen xtra beduusd staan.

In Zijperspace bestaat er geen onderscheid tussen groen & rood.

draaien

Ik zie de Winde zich wurgend manifesteren. In vergelijking met ‘t schijnbaar stilstaan van de rest van de tuin gedraagt de Winde zich opgewonden & overdondert ‘t z’n naaste omgeving. Zichzelf draait ze om weerloze plantjes die niet bedacht zijn op zulke verstikkende buren. Hij bundelt div soorten samen doordat z’n slinger ze toevallig samen op z’n weg vond. Zo haastig is de Winde aan ‘t aftasten naar een volgend steunpunt, dat ‘t niet kritisch daarin kan zijn. Doordat ze niet opgewassen zijn tegen de kracht van de Winde worden z’n slachtoffers nader tot elkaar gebracht. Ze zitten uiteindelijk bovenop elkaars lip; samengebonden door de stringen van de Winde lijken ze een gedwongen interraciaal huwelijk aan te gaan, ’till death do us part’.

Maar zou die Winde zich op dezelfde wijze manifesteren, zou de Winde dezelfde weg nemen, zou de Winde zich op dezelfde manier slingeren om van alles heen, als hij groeide aan de andere kant van de evenaar? Zou hij zich dan net als water gedragen dat in de gootsteen plots de andere kant op wegloopt?

Is links dan plots rechts in Zijperspace?

moe

‘t Moet niet echt prettig zijn met mij op een drukke dag als deze Hemelvaarts samen te werken.
Misschien wel helemaal niet. Ik ben te gedreven, weet van geen ophouden. & Ik verwacht ondertussen dat m’n collega’s zich ‘tzelfde gedragen. Kan me tijdens ‘t werken niet inbeelden dat ze niet ‘tzelfde zien als ik, de dingen niet zien die gebeuren moeten, de klanten niet zien die staan te wachten.
Dan help ik maar 3 klanten tegelijk; tijdens ‘t tappen verwijder ik lege glazen van de bar; terwijl ik op betaling wacht vervang ik de natte viltjes, stop lege flesjes in een krat & ‘t vermoedde wisselgeld al klaar; ondertussen kijk ik alvast wie dan aan de beurt is, of men nog glazen in de hand heeft & of spoelen, dan wel halen reeds noodzakelijk is.
Dodelijk vermoeiend om daar naast te staan, maar ik zie dat op dat moment niet.

Of soms zie ik ‘t wel, zie ik wel dat andere mensen er niet tegenop kunnen, tegen dat tempo van me, maar ik kan dan al niet anders meer. Ik moet door blijven gaan.

Ik word ook moe van mezelf. Ik zou graag willen dat ik ‘t op een tempo doe dat m’n collega’s ‘t bij kunnen houden. Dat ik normaal ben & niet alle dingen tegelijk wil doen, of in ieder geval zo snel & efficiënt mogelijk op elkaar volgend.

Ik denk dat ik zwaar vermoeiend ben voor hun. Ik ben niet bij te benen, ga aan 1 stuk door.

Vaak had ik gewild dat ik wat rustiger was. Maar iedereen weet ondertussen dat ‘t niet anders is.

Ik heb ‘t laatst voor een collega proberen te omschrijven. Zogauw ‘t druk wordt moet ik gaan presteren & raak ik in een roes terecht. Die roes van drukte heeft me ooit een kick gegeven. Vanaf dat moment komt die kick vanzelf tevoorschijn zogauw ik me maar ff wat xtra kan inzetten. De adrenaline stijgt me vanzelf naar m’n kop. Daar hoef ik voor de rest niets meer voor te doen.

M’n collega’s zullen wel moe van me zijn. Ik ben ‘t momenteel zelf ook.

Wat minder onrust in Zijperspace zou wenselijk zijn.

ontkenning

Bij de armbeweging van de wasbak af, waar ik net een klein propje in heb gegooid om er vanaf te zijn, raak ik de deurpost. & Ik vraag me meteen af waarom ik nou perse dat propje weg moest gooien. Waarom nou juist daar? Ik kon toch net zo goed wachten tot ik in de kamer de prullemand tegenkwam. Daarnaast had ik ook wel ff op kunnen letten waar ik me naartoe bewoog.

Ik raak de deurpost met ‘t puntje van m’n elleboog. Precies dat puntje dat uitsteekt. Waarvan je je levenlang alvraagt waarom ‘t nou zo verdomd vervelend moet uitsteken.
Nu denk ik dat nog ff harder. Maar zelfs dat hardere denken wordt overstemd door vervloekingen, inwendig uitschreeuwen van pijn. Met een flits van een gedachte dat m’n buren me wel erg makkelijk zullen horen als ik schreeuw. Met alle deuren open. Dus inwendig uitschreeuwen.

De 1e pijn is nogeneens ‘t ergst. Pas als je volledig realiseert dat ‘t pijn kan gaan doen, begint ‘t erger te worden, waarna ‘t hoogtepunt zo’n beetje na 2 seconden plaatsvindt.
Op dat moment denk ik: ontkennen. De pijnscheut moet volledig genegeerd worden. Ik moet gewoon doorgaan met de handelingen waar ik al mee bezig was. Niets mag me belemmeren door te gaan waar ik gebleven was.

De vader van Pam schiet me te binnen. Van hem mocht ik geen pijn hebben, niemand trouwens. & Zeker niet laten blijken dat je pijn had.
‘Niet zeuren, jongen. Je bent toch geen watje,’ zei hij, toen ik al 3 dagen mank liep door een splinter in m’n knie. Zelfs toen de splinter tevoorschijn kwam & 2 cm lang vond-ie dat ik niet zo’n ophef erover moest maken.
Hij kon na 3 dagen niks anders te kunnen dan op de bank liggen met een verwrongen gezicht van de pijn in z’n rug volhouden dat er niks aan de hand was.

Nu laat ik niet merken dat de stoot op m’n elleboog me door de grond doen zakken. Wie zou ik ‘t moeten laten merken? Hooguit de buren die op hun balkon of in hun tuin zitten, zullen er iets van merken.
Ik zal mezelf ‘ns laten merken dat ik pijn kan ontkennen.

Voor de rest weten we niemand in Zijperspace die ervan onder de indruk zou kunnen zijn.

zitten

Ik kan niet stilzitten.
Met m’n werk heb ik daar niet zoveel last van, want daar mag ik de hele tijd staan. & Vooral bewegen.
Als ik naar ‘t lunchconcert in ‘t Concertgebouw ga met Ramon & Astrid kan dat vervelend overkomen. Ik probeerde dan ook aan de buitenkant terecht te komen van de rij waarin we plaatsnamen, zodat ik net ff meer beenruimte zou hebben, zodat ik bij tijd & wijle net ff meer onopvallend m’n lichaamsdelen beweging kon geven.

‘t Begint pijn te doen in m’n botten, op een gegeven moment. M’n bloed lijkt niet meer door te stromen. Er ontstaat een kriebel die weggekrabt of -bewogen moet worden.
Ik doe verwoede pogingen ‘t te ontkennen: ‘t ongemak is niet aanwezig, probeer ik te denken, & anders verdwijnt ‘t wel als ik m’n lichaam gewoon in dezelfde houding handhaaf. Een simpel kriebeltje verandert dan echter snel in een zeurende pijn. M’n bloed lijkt te stollen in de aders van m’n benen. M’n knie lijkt een knooppunt te worden, waar al ‘t bloed zich lijkt op te hopen. ‘t Zweet op m’n voorhoofd jeukt niet meer op m’n voorhoofd; nee, ‘t brand als een druppel zoutzuur m’n schedel binnen. M’n pols lijkt geheel verkrampt, niet meer tot beweging toe in staat, zo geparalyseerd lijkt ‘t. Daardoor voelt-ie 2 maal zo groot aan dan normaal.
Alles wordt groter in m’n ongemak. Er moet bewogen worden, gekrabt, zodat de kleine irritaties tijdelijk verwijderd, ontkend worden.

Door een verkeerde manoeuvre kwam ik precies in ‘t midden van m’n gezelschap terecht, & dus niet aan de buitenkant, bij ‘t gangpad.

‘s Middags dacht ik naar de bioskoop te gaan & rustig te kunnen genieten, zonder dat iemand zou zien dat ik om de zoveel minuten van houding veranderde. Speciaal daarvoor kies ik altijd de rustige ochtend- & vroege middagvoorstellingen uit.
Pal achter me kwam onmiddellijk een jongen zitten. De voorstelling was net begonnen & door ‘t donker kwam nog een dame voorbijgestrompeld om schuin voor me plaats te nemen. Die verontwaardigd omkeek toen ik enkele minuten later haar stoel bewoog bij m’n noodzakelijke bewegingen.
‘t Was gedaan met m’n poging te ontspannen, op mijn manier ontspannen te genieten van de film.

Ik ga ‘t nogmaals proberen, vandaag. Op deze Hemelvaartsdag ga ik om 11 uur in Pathé de Munt van de 1e voorstelling genieten.

Een grote kans dat Zijperspace slechts door 1 persoon wordt bevolkt.
Update: Er zaten buiten mij nog 4 anderen in de zaal. Totdat, wederom terwijl de film al bezig was, er een stel binnenkwam.
Een bijna geheel lege zaal & zij gingen op de enige plekken zitten waar ik last van hun aanwezigheid had.
Ik ben maar verhuisd.

vaderschap

‘Hoi Willem. Al een beetje aan ‘t idee van ‘t vaderschap gewend?’
‘Nee joh. ‘t Is nog niet zover. Maar ik krijg wel steeds meer bewondering voor vrouwen die van een kind bevallen zijn. Ik zie nu hoe zwaar Sandra ‘t heeft. Ze wordt ook steeds humeuriger van dat gedoe. Dat reageert ze niet af op mij hoor; gelukkig niet. Ze heeft ‘t gewoon een beetje gehad met al die bijverschijnselen. Dat kind in de buik neemt zoveel ruimte in beslag, dan krijg je last van je darmen, van je blaas; alles wordt klemgezet.

‘Om ‘t een beetje te begrijpen heb ik wel wat boeken gelezen. Dan snap ik tenminste wat er met Sandra & ‘t kind gebeurt. & Weet ik ook hoe ik me straks moet gedragen. ‘t Wordt wel steeds spannender natuurlijk. Ik moet wel m’n gedachten erbij houden.
‘Ik bedoel: een vriendin van Sandra was 1 week eerder uitgerekend, joh. Die moest 2 weken geleden plots naar ‘t ziekenhuis & ploep, daar was ‘t. Nou, daar was Sandra wel van geschrokken. Dan komt die datum opeens veel dichter bij; kan ‘t bij ons ook zo gebeurd zijn.
‘Maar ik dacht de hele tijd: oh, ‘t duurt nog 6 weken; ‘t duurt nog 5 weken; & toen was ‘t opeens veel dichter bij. Ik zeg tegen Sandra: “Ik ben minstens zo hard geschrokken, joh, want ik had me nog lang niet op ‘t moment voorbereid.”

‘Ik heb dus wel wat boeken erover gelezen, joh. Dan weet ik tenminste hoe ik me moet gedragen; wat Sandra mogelijk prettig vindt. Want uiteindelijk: mij gebeurt ‘t niet; ‘t is Sandra die alles moet doen.
‘Dan zeggen ze wel dat je de vrouw erin moet begeleiden, maar je kan niks doen. Je kan niet helpen dat kind er uit te krijgen. Jij kan dat kind er niet uit persen.
‘Volgens de boekjes vinden de meeste vrouwen ‘t bijv niet prettig dat je ze staat te pushen. Je moet niet staan te roepen van: “Kom op. & Persen!”

‘Ik was laatst bij kennissen die ondertussen ook al kinderen hebben. & Die vriend van me die vertelt: “Nou, ik heb m’n 1e kind eruit geschreeuwd. Ik stond dat toe te schreeuwen dat-ie er uit moest komen. Dat heeft echt geholpen, man.”
‘Ik zeg tegen ‘m: “Dat vinden de meeste vrouwen helemaal niet prettig, man, heb ik net gelezen.”
‘Zegt z’n vrouw: “Ik ben blij dat je ‘t zegt, Willem. Ik zit er nou al 16 jaar op te wachten om ‘m dat te vertellen. Maar hij was er zo trots op dat-ie daar had staan schreeuwen & ‘t idee had dat daardoor ‘t kind eruit was gekomen. Nou: ik vond ‘t knap irritant. Nu jij ‘t ‘ns een keer hebt gezegd, kan ik ‘t eindelijk ‘ns kwijt.”

‘Ja, ik maak me best zenuwen d’rom, joh.’

Er is nog vooralsnog niets aan de hand om ons zorgen over te maken in Zijperspace.

libris

Ik heb alle genomineerde boeken gelezen, behalve net die ene. Die ene die dus vanavond de prijs kreeg.
Hij ligt wel al in huis: ‘Een soort Engeland’ van Robert Anker. Ik heb er zelfs 4 bladzijden van gelezen, vlak na aankoop. Ik had ‘t boek waarin ik bezig was ff niet op zak, dus kon ik net zo goed een begin maken in m’n nieuwe aankoop.

Ik had gehoopt dat Geertrui Daem met ‘Koud’ zou winnen. Eindelijk iemand met een zeer spontane schrijfstijl, alsof ‘t geen moeite kostte verschillende personen tot leven te brengen.
De rest van ‘t gelezene vond ik niet zoveel voorstellen. Slechts ‘Siegfried’ vond ik nog wel gaan, waardoor de angst me bekroop dat Mulisch er weer met de prijs vandoor zou gaan.

Vanavond begin ik dus maar aan een nieuw verhaal in Zijperspace.

2e dorpsgek

De Postbode was een cult-held, in beperkte kring. Vooral bij mij op de middelbare school, ‘t Joco, & dat dan ook nog onder een kleine groep. De groep die, zogauw ‘t weer ‘t toeliet, bij Joop Laan ijs ging halen.
Bij Joop ijs halen was een begrip. Tijdens de pauze stond-ie al met z’n karretje bij onze school goede zaken te doen. Maar voor de echte liefhebber was dat tussen-de-middag-ijsje nog niet genoeg.

‘Hé, wat gaar jij heen?’
‘Naar de stad.’
‘Wat ga je daar doen?’
‘Wat denk je?’
‘Ok, dan ga ik mee. Ik ben wel weer aan een Joop toe.’

De Postbode liep regelmatig door de Spoorstraat. Waarin, naast ‘t kantoor van de Heldersche Courant, ‘t terrasje van Joop was gelegen, maar dan aan ‘t andere eind van de straat.
De Postbode stelde zich daar op de hoogte van ‘t wereldnieuws bij de Heldersche Courant, waar de laatste editie in ‘t raam stond geëtaleerd. Al mijmerend daarover wandelde hij dan door de Spoorstraat. & Als ‘t ‘m teveel werd, begon-ie er plots commentaar op te leveren. Midden in de straat, tegen niemand in ‘t bijzonder, tegen de wereld in z’n geheel.

Hij was gekleed in een oude postjas. Zo’n zware leren jas, waar geen spettertje regen doorheen kon komen & die reikte tot de knieën. Waarschijnlijk heeft-ie ook wel bij de PTT gewerkt, maar hij werd vooral vanwege z’n postjas de Postbode genoemd.
Hij was oud aan ‘t worden, inmiddels al over de 70, & hij begon steeds meer in z’n eigen wereld te leven. Hij leek niet door te hebben dat de winkelstraat ook bevolkt was met andere mensen. Hoewel z’n gedrag wel zo opportuun was dat hij zich met z’n tirades tot een toevallige passant leek te richten.

Z’n commentaar ging vaak al snel over in een scheldkannonade op de heren politici & had als strekking hoe verdorven de ‘huidige’ maatschappij wel niet was.
De gewone burger liep met een boogje om hem heen, vanwege de aggressie die hij dan uitstraalde. Bij de Joop-gangers was ‘t juist een uitdaging hem nog wat uit te horen. Een enkeling ging zelfs zogenaamd met ‘m in diskussie.

& Juist als-ie zwijgzaam passeerde:
‘Hé Postbode, wat vind je nou van ‘t kabinet? Wordt ‘t niet ‘ns tijd dat ‘t kabinet valt?’
Waarna we een kwartier lang konden genieten van zijn beschouwingen op dat ‘uitschot’, waarbij de spetters net niet de beker Joop bereikten.

Eric heeft uiteindelijk een foto van ‘m genomen. De Postbode heeft er echt voor geposeerd, dat kon je zien aan ‘t resultaat. Hij stond er mooi op, zonder de aggressie van z’n uitspattingen. Met z’n leren jas & z’n alpino-pet. Tevreden lachend.

Na die foto was-ie plots uit ‘t straatbeeld verdwenen. Waarschijnlijk overleden.

De Spoorstraat is nooit meer er bovenop gekomen. Heeft z’n allure geheel verloren. Ook al bleef Joop z’n ijs maken.

We missen de levendige beschouwingen in Zijperspace.

gemakshalve

Ondanks de nimmer aflatende angst niets meer te kunnen schrijven, geen onderwerp meer te hebben, de angst voor een writers-block, heb ik toch continu de drang om verder te gaan. Elke keer dient zich weer een onderwerp aan, die ik de laatste tijd gemakshalve, of beter: ter verdere ontwikkeling ervan, laat doorstoven in m’n hoofd. Er zijn toch vooralsnog onderwerpen zat.

Ik zou ‘t echter wel wat vaker moeten doen: m’n mond houden, m’n impulsiviteit ietwat aan banden leggen.

Misschien bereik ik dan ooit de essentie van Zijperspace, of iets wat daar op lijkt.

fietsenstalling

Marc & ik namen de trein, zodat we onze fietsen mee konden nemen. Ervanuit gaande dat we ze zouden gebruiken in Vielsalm, waar we met de gehele familie een weekend in een appartement zouden verblijven.

We namen vanaf ‘t station de verkeerde weg omhoog. Behoorlijk vermoeiend, in de Ardennen, staand de pedalen trappend voor een 5-tal minuten, de bovenkant van ‘t dorp bereiken. & Er dan pas achter komen dat ‘t een andere straat had moeten zijn.
We moesten nogmaals de routebeschrijving bestuderen, op een a-4tje afgedrukt, met zeer summier een plattegrondje er op afgebeeld. Fiets ff aan de kant gezet, want dan konden we met z’n 2-en tegelijk kijken.

We hadden al eerder enige verklaring van ‘t plattegrondje gevraagd aan een wat oudere man, schoffelend in z’n tuin, maar zijn waals was ongrijpbaar.
Nu maar vragen aan de dame die ‘t huis uit kwam lopen waar wij onze fietsen tegen hadden geparkeerd.

Of we zo snel mogelijk wilden zorgen dat die fietsen niet meer tegen haar muur aanleunden. Anders zou ze haar man er wel ff bijhalen.
Tuurlijk, mevrouw, we begrijpen ‘t volkomen. Maar kunt u ons ook vertellen welke weg we moeten nemen om op dit adres te arriveren?
Wegwezen, moesten we, want haar muur was net van de week geverfd & ze zou haar man erbij halen.

Ik kwam afgelopen week op gegeven moment de fietsenflatstalling bij ‘t Centraal Station uitlopen. Mooi weer, lekkere zon, heldere lucht: perfekt foto-weer, leken een 5-tal toeristen te denken. Erg internationaal gezelschap bevond zich daar, zeer onder de indruk van ons wielerpark, of in ieder geval de mogelijkheid de 2-wielers bij ‘t station te stallen. Omstebeurt gingen ze ervoor staan, of knielen, om alle overbezette fietsenstallingen met ‘t geheel aan fietsen zo mooi mogelijk op de plaat te zetten.

Ik snapte ‘t 1st niet. Keek meermalen achterom om te kijken wat er nou voor bijzonders in de lucht hing, of dat die lucht misschien een zeer speciale sfeer uitstraalde vandaag. Of was er iets gebeurd even verderop? 5 Fotograferende toeristen zullen toch wel iets zeer bijzonders moeten zien, willen ze ‘t geduld opbrengen aan de zijkant van ‘t station er minutenlang met fototoestel die kant op te staren.
Ik werd mij niets anders gewaar dan gestalde fietsen.
Maar de fotograferende mensen keken er zeer voldaan naar. Olijk gezicht, leken ze te denken. & Ze namen nog maar een foto.

Parkeren is iets vanzelfsprekends in Zijperspace.