1e zoen

Frank & Peter komen aan de bar zitten. Peter heeft de Travel Manager aangeschaft. In boekvorm. Die kan nou 1maal beter aan de bar doorgebladerd worden.
Heel Nederland staat in de Travel Manager, alle straten & straatnamen worden op gedetailleerde kaarten getoond. & ‘t Geheel is gebundeld als een telefoonboek.
Peter is er uren mee zoet. Frank mag naast ‘m zitten, toekijken & suggesties geven welke straat in welke stad opgezocht moet worden. Ondertussen bestellen ze omstebeurt 2 biertjes.

‘Ton, waar ben je geboren?’
‘Martinus van der Hamstraat.’
Een speurtocht volgt. 1st Moet ik op de grote kaart aanwijzen in welke stad ik geboren ben. Op een volgende kaart moet ik aangeven in welke buurt. Op de laatste, meest gedetailleerde kaart staan vervolgens de straatnamen.
‘God, waar ligt die straat nou ook alweer?’
‘Kom op, Ton. Je weet toch wel waar je geboren bent?’
‘Ja, maar ik sta aan de andere kant van de bar; ik bekijk ‘t allemaal op z’n kop…. Há, hiero! Hier ben ik geboren.’

Petra moet haar geboortestraat ook aanwijzen. Nogmaals kunnen de heren zich vermaken, want Peet weet absoluut niet meer waar die straat zou kunnen liggen.

Voor zichzelf zoeken Peter & Frank alle straten op die in hun verleden een rol hebben gespeeld. Ik zie de plattegrond van Heemstede voorbijgaan, & van Haarlem, Breda & in een flits Tilburg.
Maar Peter is degene die bladert & bestudeert. Frank mag er slechts bij aanzitten. ‘t Is zijn boek niet.
‘Ik zag ‘m liggen voor € 13,-,’ vertelt Peter, ‘toen kon ik ‘m niet laten liggen. Meteen meegenomen.’
Peter is er zichtbaar mee in z’n sas. Hij begint op een gegeven moment zelfs aan de bestudering van de inleiding.

Frank wil op een gegeven moment ook weer wat bemoeienis.
‘Ton, in welke straat heb je voor ‘t 1st een vrouw gezoend?’
God, weet ik dat nog wel? Ik staar peinzend voor me uit.
‘Zo’n belangrijke gebeurtenis herinner je je toch wel?’
‘Ja, tuurlijk, maar ik weet zo snel niet meer welke vrouw als 1e was,’ probeer ik me er uit te redden. ‘Wacht. Dat moet in de speeltuin zijn geweest.’
‘Ik bedoel natuurlijk wel echt zoenen. Niet een kinderachtig kusje.’ Alsof Frank m’n gedachten kan lezen.
Oh, wacht ff. Bij Annet. Met haar heb ik bij haar thuis verschrikkelijk liggen zoenen. Als haar ouders niet thuis waren.
‘Het Koggeschip,’ luidt resoluut mijn antwoord.
‘Nee, we moeten wel een straat hebben.’
‘Dat is de naam van de straat. Hoewel straat: ‘t was meer een wijk.’
Maar dat kan helemaal niet daar zijn geweest, bedenk ik me ondertussen. Ik kwam pas bij haar thuis toen ik haar al een keer gezoend had. ‘t Moet eerder zijn geweest.

De klasse-avond schiet me te binnen. Waarbij ik bijna de hele avond met haar tegen de piano van ‘t muzieklokaal heb staan zoenen. Niemand in de klas had een relatie. We waren de enige die daar de 1e stap toe zetten. & Dat deden we meteen volledig in ‘t spotlicht voor de rest van de klas. Weliswaar op een schemerig verlichte avond, wat diende ter verhoging van de feestvreugde, maar iedereen zal ons ongegeneerd hebben zitten bekijken.
We lieten elkaar die avond niet los. Onze monden zaten aan elkaar vastgezogen.

‘Of nee, ‘t moet op de klasse-avond zijn geweest,’ probeer ik nog te veranderen.
Peter heeft Het Koggeschip echter al gevonden.

Ik vind ‘t al niet meer zo belangrijk; er schiet me opeens te binnen dat ik waarschijnlijk wel eerder haar mond had geproefd. Dat ik ‘t zo’n fascinerende ervaring vond dat ik ‘t tijdens die klasse-avond nog wel ‘ns wilde meemaken & er vervolgens geen genoeg van kon krijgen. Ik kan me de situatie alleen niet meer voor de geest halen.
& De woorden van Frank spoken door m’n hoofd: Zo’n belangrijke gebeurtenis herinner je je toch wel?
Ik hou m’n mond.

Uiteindelijk zijn ‘t de spoken die de dienst uitmaken in Zijperspace.

boeken

‘t Boek is uit. De volgende moet uit de kast.

Ik zie mezelf lopen naar school. Met zo’n linnen tas, die iedereen toendertijd had, de lange hengsels hangend aan m’n schouder. Zodat ik m’n handen vrij had.
Lopen kwam toen ook beter uit. Dan had ik tenminste de mogelijkheid om verder te gaan. Al fietsend zou ‘t me waarschijnlijk niet lukken nog een 10-tal bladzijden te lezen van m’n boek.
Terwijl ik las keek ik af & toe op, vooral noodzakelijk als ik de weg afsneed, om te kijken of ‘t goed ging met ‘t verkeer. Maar eigenlijk had ik er niets te duchten: ik hoefde bijna niet over te steken door alle paadjes & steegjes tussen de lage flats & woonblokken door. Er lag slechts 1 bredere weg, de weg die ‘t terrein van de sportvelden doorkruiste, op m’n route. Zelfs die werd rond dat tijdstip bijna niet betreden door ‘t gemotoriseerd verkeer.

Dus ik las verder. Bezeten door veellezerij. Ik wilde liefst elke dag een boek uitgelezen hebben. Daardoor probeerde ik mezelf truukjes aan te leren als diagonaal lezen. Maar bij ‘t lopen over straatjes leverden pogingen daartoe weinig resultaat op.
Bovendien was ik verslaafd aan de werelden waarin ik terecht kwam. Zogauw ik ‘t boek ter hand nam, zat ik er alweer middenin. Met af & toe ‘t besef dat de reële wereld ook nog bestond.
Dan wierp ik een blik op de weg, voor me & achter me, & m’n oren spitsten zich, gericht op enig motorgeluid dat klonk als naderend.
& Ik las weer verder.

Ik moest me ondertussen wel haasten, want ik had meestal nog maar net genoeg tijd om de weg af te leggen. Elke hoek moest daarom zo efficiënt mogelijk genomen worden, de meest rechte lijn die getrokken kon worden wilde ik bewandelen. & Onverstoord, ondanks dat de takken van de struik aan ‘t hoekhuis door m’n haar strijkten, las ik verder. De drol aan de stoeprand werd op ‘t laatste moment gemeden. De stoeprand zelf werd zorgvuldig voorbedacht genomen. & Meteen bij ‘t passeren van de hoek werd de volgende ideale lijn getrokken. Waarna de blik zich weer op ‘t boek richtte.

We werpen ons continue op een volgende wereld in Zijperspace

processen

Bij dit weer kan ik in m’n tuin gaan zitten. De zon schijnt. Da’s genoeg, ook al komt de temperatuur in de schaduw niet boven de 13 uit.

‘t Bloeit daar. Welig nog net niet, maar je kan zien dat alles de afgelopen week groter is gegroeid. & Ondanks de heftige aanslagen van de stormachtige platvallende winden lijkt alles nog overeind te staan.

M’n vader zei bij een regenbui altijd: ‘Ha, da’s goed voor de plantjes.’ Bij hem leek alles goed voor de plantjes, maar bij regen wist-ie er een xtra positieve draai aan te geven.

Ik ben al m’n biologie-lessen vergeten. Ik weet niet meer wat de verschillende faktoren zijn die de groei veroorzaken. Ik zie ‘t slechts groeien, maar weet niet wat er zich binnen in zo’n plantje plaatsvindt.
Hoeveel effekt heeft ‘t licht van de zon op de groei? Er vindt een bepaald proces dankzij die zon plaats. Of anders dankzij de regen. Die regen, dat vocht; dat moet dan toch voedsel zijn, maar een plant leeft toch zeker niet alleen van water? Wat zit er eigenlijk allemaal in water?

& ‘t Vreemde is dat ‘t proces van groei & bloei weer een ander proces in mijn hoofd veroorzaakt. Of eigenlijk is dat niet vreemd; ‘t is eerder vreemd om te beseffen dat ‘t slechts een proces is.
Vast ook een proces waar ik nooit ‘t fijne van zal weten. Iets chemisch, zo lijkt ‘t wel, als je er over nadenkt. Net als dat een ontluikende liefde als iets chemisch wordt omschreven.
‘t Zal wel met receptoren ed te maken hebben, maar ‘t is allemaal leerstof uit een lang vervlogen tijd.
‘t Veroorzaakt in ieder geval een prettig gevoel als ik m’n tuin overzie. Na een week van aardig wat buien. Buien, die blijkbaar een prettig gevoel veroorzaakten bij de planten.

Nu moet die zon weer terug komen. Zodat ik in de tuin kan ontbijten.

‘t Wachten is op een wolkenvrij Zijperspace.

obsessie

Ik kan m’n boek niet loslaten. Zelfs de hitte van de kachel kan me niet dwingen m’n stoel te verlaten & ‘t boek neer te leggen.
1st Nog een regel van m’n boek. & Nog een regel. Daarna kan de alinea ook nog wel af. Misschien haal ik de bladzijde.
M’n hoofd druipt van ‘t zweet, maar ik kan m’n boek niet loslaten. Ik zit er middenin, dus mag ik niet, kan ik niet.
Ik kijk hoeveel bladzijden nog te gaan. Minder dan 50. Dan mag ik m’n boek niet loslaten.

Toch weet ik dat ‘t zal gebeuren, dat ik op gegeven moment afgeleid zal worden. Door iets, een gedachte, een geluid, misschien de noodzaak van de gang naar de wc. Vooralsnog ga ik gewoon door; ‘t moment dient zolang mogelijk uitgesteld.

Ik ben weer eens geobsedeerd. Voor een bepaalde periode zie ik mezelf gevangen door een obsessie. Ik kan geen minuut verloren laten gaan: elk moment probeer ik te benutten.

Soms denk ik bij mezelf dat ‘t nogeneens om de fascinatie voor ‘t boek in kwestie gaat; de bezigheid zelf is de verslaving. Alles moet ingezogen worden. De informatie moet tijdelijk m’n hoofd bezig houden. De beleving van wat de letters zeggen, onderdeel van mij.
Een waardeoordeel eraan verbinden is niet noodzakelijk. Als ‘t maar tot me gekomen is, geconsumeerd.

Ik blijf lezen, ‘t boek wil niet los. De kachel staat te branden op een veel te hoge vlam. ‘t Zweet staat al op m’n voorhoofd & m’n handen & voeten voelen klam.
Maar ik blijf lezen. Hoeveel bladzijden nog?

Tot de comp bericht dat er een meeltje voor me binnengekomen is.

Eindelijk ff normaal in Zijperspace.

stapels

Er vindt een grote chaosvorming plaats alhier.
‘t Is nog maar 2 weken geleden dat m’n ouders bij me langs waren & ik de boel helemaal aan kant gemaakt heb. Maar de stapels beginnen zich alweer te vormen. Stapels boeken, met daartussenin een enkele keer een a-4tje. Stapels kleren, die her & der verspreid door ‘t huis liggen.
Tot overmaat van ramp zie ik me verplicht de afwas te doen, de stapel afwas in de wasbak, omdat ik anders de spaghetti niet kan afgieten.

Maar ik wil niet, ik wil niet, ik wil niet, dramt ‘t door m’n hoofd. Er zijn zoveel andere dingen te doen. Ontzettend veel dingen die ik allemaal tegeljk zou willen laten plaatsvinden, als ik daar de mogelijkheid toe had. Die net zo belangrijk zijn. Vind ik. (Ik hoor een moeder haar hoofd schudden op de achtergrond).
Zo ligt er een boek voor me klaar om uitgelezen te worden; de volgende wacht ook al ergens op een tafel.
& Starwars wil bekeken worden.
& Ik moet schrijven.
& Muziek luisteren.
& Wakker blijven, zolang mogelijk wakker blijven om zoveel mogelijk te kunnen doen.

Nu zal ik toch echt moeten stoppen met tikken. Ik zie me gedwongen naar de keuken te gaan.

Er wordt in ieder geval schone borden gegeten in Zijperspace.

telefoongesprek (1)

‘Met Ton.’
‘Goedendag, met Femke Wassenaar van de Volkskrant. Ik bel u omdat ik u iets aan kan bieden. U kent de Volkskrant, neem ik aan?’
‘Ja, die ken ik inderdaad. Die wil je nu aan mij slijten.’
‘Nee hoor.’
‘Nou, je wil een proefabonnement aan me kwijt. Ik heb jouw werk zelf ook gedaan. Ik heb absoluut geen behoefte aan de Volkskrant. Maar ik wens je veel succes.’
‘Dank u.’
‘& Nog een fijne dag verder.’ (Dit is heel belangrijk: beleefd zijn voordat ze zelf de mogelijkheid hebben beleefd te zijn).
‘Ja, u ook.’

We houden van snel & efficiënt in Zijperspace.

geheim

‘Wat wilden die twee oudjes van je?’ vroeg Maria toen hij zich bij hen voegde.
‘Die weten iets,’ zei Herter, nadat hij het haar had verteld. ‘Die weten iets wat niemand weet.’

(‘Siegfried’, Harry Mulisch)

Ik werd met een schok wakker uit m’n boek. Weet ik zelf wel iets wat niemand anders weet? Behalve dan dat wat betrekking heeft op m’n eigen lichaam of m’n eigen geest.
Zijn er dingen, zonder in roddel & achterklap te verzanden, die de moeite waard zijn om als enige er kennis van genomen te hebben? Of zou er iets kenbaar gemaakt moeten worden, voordat ik ‘t met me meeneem? Weg in mijn vergetelheid.

Er schiet mij niets te binnen. Er is niets dat de in m’n leven tot nu toe verworven kennis bijzonder maakt.

Is mijn persoon dan wel de moeite waard? Niet tov m’n naaste medemens, maar als algemeen nut. Mijn persoon als geheel; zijn mijn lichaam, mijn hersenen, m’n vermogen tot denken & herinneren de moeite waard zoveel ballast mee te dragen, zonder dat zich daar een geheim bevindt? Een geheim wat zich tot mij beperkt.
Ik heb blijkbaar niets te verkondigen. Niets aanstootgevends, niets schokkends, niets ongelovelijks.
Niets.

Wie wel?

Of bestaat die vraag niet in Zijperspace?

smutandata

Fret & ik hebben ‘t vandaag nog even aan Nirvano gevraagd. Hoewel we allang al de betekenis wisten; ‘t is nou 1maal leuk om ‘t van een echte italiaan te horen. Te horen of ‘t klopte & daar nog eens hartelijk om lachen.
& Om te horen te krijgen dat de klemtoon anders moest.

Margriet droeg bijna nooit een slipje. Bloot ging ze haar broek in. & Liet ‘t daarbij. Had ze van een franse vriend geleerd. Dat dat lekker was.

Ik kwam ‘t woord een jaar geleden in de Volkskrant tegen, met de verklaring ervoor. Dat woord moest ik onthouden. Vooral voor achter de bar.

‘Una giornata particolare,’ riep Fret, terwijl hij de glazen spoelde.
‘Brutti, sporchi e cattivi,’ was mijn antwoord, & ik tapte een pils in.
‘Minestrone.’ Fret maakte er een verwijtend gebaar bij.
‘Ladri di bycicletti,’ reageerde ik met felle armbewegingen.
‘t Moest lekker hard. Met van die uithalen, zoals we wisten dat de italianen ‘t zelf ook deden. Zodat ‘t goed klonk.
‘Otto e mezzo.’
De klanten moesten zich afvragen waar we mee bezig waren. & Wat ‘t te betekenen had.
‘Rocco e suoi fratelli.’
Ik riep filmtitels, Fret zag zich vaak genoodzaakt een greep uit de italiaanse keuken te doen.
‘Canneloni.’
‘t Betekende niets, tenminste niet voor ons. ‘t Moest er slechts zorg voor dragen dat we op gegeven moment in lachen uitbarstten. Vanwege ‘t onzinnige schreeuwen naar elkaar.
‘Stromboli, terra di Dio.’

‘t Is heerlijk een vriendin te hebben die geen slipje draagt. Niet meer dan heerlijk. ‘t Heeft niet meer voordeel dan een kwestie van lekker. Bij ‘t elkaar vasthouden. Vooral ‘t stevig vasthouden. Als dat tot de mogelijkheden behoort.

Ik wist alleen niet dat er een naam voor zo’n vrouw bestond. 2 Jaar te laat raakte ik daarvan op de hoogte. Weliswaar in een vreemde taal, maar ‘t verschijnsel had een naam gekregen.

‘Una smutandata!’ riep ik op gegeven moment.
‘Wat is dat?’ vroeg Fret, want deze was nog niet eerder voorbijgekomen.

& Ik herinner me heuvels, volle heuvels in Zijperspace.

margriet

Zou Margriet weten dat ‘t vandaag 3 jaar later is? ‘t Is 3 jaar geleden dat we allebei behoefte hadden ‘t missen van koninginnedag in te halen. & Daardoor elkaar de dag erna ontmoetten aan de bar.

‘t Was vooral haar glimlach die bekoorde. Een brede glimlach, niet alleen dankzij de breedte van de mond zelf. Haar hele gezicht veroorzaakte die uitstraling. Haar wangen bewogen op instigatie van de lach langzaam omhoog, deden haar ogen toeknijpen & haar sproeten bollen, haar neus spitsen.
‘t Geluk was dat ze niet een enkele keer lachte. Ze lachte bij een leuke opmerking, een liefbedoelde aanmerking, een gewaagde veronderstelling, in een grappige, maar ook in een onzekere situatie; door van alles kon haar lachende betovering tevoorschijn geroepen worden.

Na 2 maanden kwam ik er achter dat ‘t ook haar manier was om haar waarheid, haar leven te verbergen. Om zichzelf niet te hoeven uitspreken, geen keuzes te maken, geen standpunt te hoeven innemen. Of om uitgestelde of vergeten afspraken te vergoelijken & haar diepste zieleroerselen te verbergen.
Ze kon zodoende altijd dezelfde blijven. Zij & haar glimlach: meer verklaring was er niet nodig. Vond zij niet nodig.

Ik was die 2 maanden verslaafd aan haar glimlach, vanaf ‘t 1e moment. Ook al was ‘t vaak een dronkemansglimlach, die op zelfdestruktie uit leek. Gelukkig kon ik goed meedrinken, hield ik ‘t net zo lang vol als zij.

Soms hoor ik haar nog wat zeggen, met dat fluisterend zachte, prikkelende stemmetje, waar een lichte ironie in steekt. Dat fluisteren kriebelt dan in m’n nek. ‘t Komt van vlak achter me vandaan. Ik kan ‘t gezicht niet herleiden. Er is geen spiegel die ‘t verleden weerkaatst.
Maar ik weet dat ze nog steeds lacht & dat zij ‘t is die de kriebel veroorzaakt.

Maar zou ze weten dat ‘t 3 jaar later is & weer behoefte hebben haar glimlach te laten schijnen in Zijperspace?

koninginnedag (1994)

Nee, dan in ‘t jaar 1994. Dat was nog eens een mooi koninginnedag-jaar. ‘t Weer was goed, zoals je zou denken dat ‘t altijd is op die speciale dag. Niet te koud & een lekkere hoeveelheid zon. Vooral zon lijk ik me te herinneren.

De avond ervoor was in ‘t centrum toen nog een ouderwets feest. Niemand wist echter waar heen te gaan nadat we bij ‘t Schuim hadden verzameld. Dus bleef iedereen daar hangen & de groep werd steeds groter. De rondjes bier konden niet meer door 1 persoon betaald worden, maar dat verhinderde de eeuwige klaploper niet om toch z’n beurt voorbij te laten gaan. Maar ach, we bemoeiden ons toch niet met hem. We besteedden onze aandacht aan anderen.

& ‘t Duurde, ‘t duurde tot ik weet niet hoe laat, & toch zijn we thuis gekomen.
De nacht die al snel dag werd & de beginnende dag werd middag.

We werden ‘s middags in de Jordaan verwacht. Bij de vrienden van Martine.
De 1e vonden we op een terras. Een goede reden om de kater weg te drinken. De volgende kwam al aanlopen, maar ondanks de zon werd ‘t te koud om te blijven zitten. Dus werd ‘t spoelen van de dag van gister onderweg voortgezet.

& Weer dijde de groep als vanzelf uit. Iedereen leek zich in de Jordaan te bevinden. & Wie er bij kwam, ging niet meer weg. Ook al leek ‘t weer uren te duren.
Er ging zeker niemand weg toen ‘t touwtjesspringen begon. Met ‘t snoer van een aangeschafte stofzuiger probeerden we een record touwtjesspringen te vestigen. Elke voorbijganger was daarbij nodig.

Daar krijg je pas koppijn van. Van touwtjesspringen op de dag erna, met weer net zoveel bier als die dag ervoor. Dat betekende uiteindelijk ‘t eind van ‘t feest.

Maar mooiere koninginnedagen waren er niet in Zijperspace.