man

Op m’n 38e ben ik dan eindelijk ‘man’ geworden. Misschien moet ik ‘t zelfs met hoofdletter ‘M’ schrijven. Ik had ‘t eigenlijk niet door; ‘t is me ongemerkt overkomen.

Ik loop niet graag in m’n blote bast rond. Zwemmen doe ik al nooit, & van zonnebaden verbrand ik toch alleen maar of anders vind ik ‘t te heet. Daarnaast is m’n borstkas niet van die omvang dat ‘t met een openvallend t-shirt zonder mouwen getoond moet worden. Andere mensen hadden me daardoor er tot nog toe niet op kunnen attenderen. Vooral ook niet omdat ik meestentijds alleen thuis ben als ik m’n bed opzoek.

Dan had ik ‘t zelf toch eerder kunnen signaleren, hoor ik suggereren. Maar meestentijds heb ik ‘t licht al uit voordat ik de wandeling richting bed onderneem. De mate van licht die me beschijnt terwijl ik me van shirt ontdoe, belemmert een goede inspektie. Daarnaast ben ik niet de persoon om bewonderend m’n borstkas te gaan bekijken. Of ik moet eigenlijk zeggen: ik heb niet de borstkas om daar bewonderend naar te kijken. Ik observeer mezelf heus wel ‘ns in de spiegel, maar over ‘t algemeen heb ik m’n borstkas dan bedekt met enige lagen kleren. Inspekteren of ‘t allemaal wel goed staat.

‘t Kwam dus als een volslagen verrassing, toen ik daarnet vanwege de drukkende hitte, veel te veel vocht in de lucht, m’n t-shirtje maar uit had gedaan. Met m’n borst bloot ben ik in de stoel in de tuin gaan zitten lezen in Grunberg. Bij een plotse felle zonnestraal dook m’n blik iets verder naar beneden, om niet geheel verblind te geraken, waarbij ‘t over m’n borst gleed. Zo van bovenaf, als u wel begrijpt.
Waar vroeger een enkel haartje zich bevond, verdwaald zou men kunnen zeggen, bevonden zich nu eensklaps enkele 10-tallen. Vooral gegroepeerd rond m’n tepels & in ‘t midden van m’n borstkas. & Je kan zien dat er nog enkele op ‘t punt staan door te breken. Deze zien er nog wat vlassig uit, maar hebben al een zekere lengte & kleur bereikt, waardoor ze zich onderscheiden van de donshaartjes. De serieuze haren hebben hooguit een lengte van 2 cm (dat is heel lang voor mijn doen), maar zijn zwart van kleur. Dit in tegenstelling tot m’n hoofd- & baardhaar, die respektievelijk donkerblond & rossig te noemen zijn.

Deze konstatering komt op een vreemd moment. Ik begon me net te realiseren dat dankzij ‘t regelmatig gebruik van bier er een bepaalde mate van borstvorming kan ontstaan. Dit wordt veroorzaakt door de pseudo-oestrogeen die zich in hop bevindt. Ik voelde m’n borsten af & toe, net een jaar geleden op de hoogte gebracht van dit verschijnsel, om te kontroleren of ‘t zich ook bij mij voordeed. & Ondertussen keek ik naar de dikke bierdrinkers die ik weleens ontmoet tijdens bierfestivals, waarvan sommige een bh niet zou misstaan, om enige bevestiging te vinden dat er bij mij nog niet zoveel aan de hand was. De laatste tijd had ik weinig positief vergelijkingsmateriaal, als ik de voornoemde groep zo ff mag neerzetten, waardoor ik enige verontrusting bij mezelf ontdekte als ik over m’n borst streek. Was ik bezig een vrouwtje te worden?

Nee, dus. Er groeit een matje, weliswaar dun bezaaid, op de borst. ‘t Wordt tijd dat ik mezelf man ga noemen.

Jammer dat we niet van borsthaar houden in Zijperspace.

was

M’n t-shirts moeten snel droog zijn, vind ik, dus hang ik die midden in de tuin bij mooi droog weer. Hangen ze veel langer in de zon dan onder ‘t balkon van m’n buurvrouw. Daar hang ik de rest, zoals de onderbroeken, sokken, dweiltjes & theedoeken. Daarvan vind ik ‘t minder belangrijk dat ik er een grote keuze uit heb. Die mogen langzaam drogen van ‘t wassen.

‘s Ochtends had ik de was opgehangen & ‘s avonds kon ik m’n t-shirts er al afhalen. Zodat ik 1 van m’n favoriete shirts aankon naar de housewarming van m’n buren. Vind ik belangrijk. Kleren vertellen iets over degene die ze draagt. Bij mij zijn t-shirtjes een opvallend onderdeel van m’n gehele verschijning. Dus draag ik bij dat soort gelegenheden, gelegenheden waar ik veel vreemden tegen zal komen, liefst iets wat uitstraalt, waarin ik me op m’n gemak voel, of waardoor men meteen iets van mij te weten komt.

Suze van 2-hoog had ‘t allemaal geregistreerd.
‘Ton draagt alleen maar schone t-shirts,’ grapte ze in mijn bijzijn tegenover wat toehoorders op de party, ‘van de rest van z’n kleren vindt-ie ‘t blijkbaar niet zo belangrijk dat ze schoon zijn, want dat heeft-ie nooit aan z’n waslijn hangen.’
1st Serieus er op ingaan & dan toeslaan, dacht ik.
‘Ik vind ‘t niet zo nodig dat iedereen ziet wat voor onderbroeken ik draag. Ik wil dat wel delen met een dame die bij me in bed kruipt, maar ik vind niet dat ik m’n buren met dat uitzicht moet lastig vallen. Suze denkt daar heel anders over. Die gooit regelmatig haar ondergoed m’n tuin in.’

De volgende dag zit ik rustig een boek te lezen in de zon als voor me langs wat blauws in de tuin valt. Ik pak ‘t op & keer me om naar boven. Ze heeft ‘t nogeneens door; staat rustig een hoeslaken vast te knijperen aan ‘t wasrek, zonder de indruk te geven dat ze iets mist.
‘Hé, Suze,’ roep ik, terwijl ik met haar bh en onderbroekje zwaai, ‘zie je wel dat je ‘t niet kan laten.’

Buren moet je koesteren in Zijperspace.

verkeerd

Jan staat een blikje bier bij me te drinken als Westmalle binnenkomt.
‘Ik heb wat bij elkaar gesprokkeld,’ zegt Westmalle, terwijl-ie met een grijns een doos met 6 statiegeld-flessen voor me neerzet.
Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat Westmalle lege flessen bij me inleverde. ‘t Blijkt dat-ie daardoor nog net een Amstel Gold kan kopen: slechts € 0,40 hoeft-ie te betalen.
‘Ik ben bezig, man,’ zegt-ie, opnieuw met een grijns.
‘Waarmee?’
‘Ach, man. Ik ben gewoon verkeerd bezig.’
‘Ik kan in ieder geval zien dat je onder invloed staat.’
‘Ja,’ lacht-ie, ‘ik heb al wat binnen gekregen. Stom, man, zoals ik bezig ben. ‘t Is eigenlijk beneden mijn waardigheid.’
‘Hoezo?’
”t Is gewoon beneden m’n waardigheid wat ik vandaag aan ‘t doen ben.’
Ondanks dat verliest-ie niet de grijns. Ook niet op ‘t moment dat-ie op z’n fiets stapt & me nog ff gedag groet.

‘Toch blijft ‘t een aardige gozer,’ zeg ik tegen Jan.
‘Hm,’ humt Jan.
‘Hm?’ vraag ik hummend terug.
‘Ik heb ‘t bloed van de straat geveegd toen hij z’n vrouw finaal in elkaar sloeg.’

We zijn terug bij af in Zijperspace.

openhaard

Nog een keer dan. De organisatie van de weblogmeeting heeft ‘t rond. ‘t Gaat plaats vinden op 15 juni, vanaf 15.00 uur, bij ‘t openluchttheater van ‘t Vondelpark.
Er zal genoeg bier zijn, we krijgen zelfs korting (& toch, hè; als ik bier had geregeld, was men nog geen € per koud blik kwijt geweest; maar goed, geen harde gevoelens). We zullen speciaal toegezongen worden door een koor. & ‘s Avonds schotelt men ons een opera voor die zich afspeelt in een internetcafé (‘t is echt waar).
Ik zal er in ieder geval zijn & met mij, wil ik de aanmeldingslijst geloven, in ieder geval 77 anderen (wie zijn zembla documentairemakers?). Nu hopen dat de zon ook nog komt.
Oja, ze zijn al bezig met ‘t vervaardigen van badges. Ik ben nooit zo gek van ‘t dragen van dat soort dingen, maar ‘t scheelt me € 0,20 per blik. Of moet ik toch maar m’n eigen koude bier meenemen?

‘t Staat al koud in Zijperspace, maar ja, dat staat ‘t altijd.

3e wind

Er bestaat ook nog een wind van verlangen. Ik zou ‘t zuchten willen noemen.
Deze wind dient soms als een waarschuwing voor mogelijk verkeerd begrijpen; voor misverstanden tussen de voorspelling & ‘t nu. ‘t Is net een tikje harder als windstil; vaak ook een tikje harder dan ‘t binnensmonds verlangen. Er wordt geademd alsof normaal, maar de storm die ‘t veroorzaakt is men onmiddellijk bewust.

Ik zie ‘t regelmatig m’n blik verduisteren, m’n bril doen beslaan, als ik die al op heb.
‘t Doet me daardoor niet verlangen naar warme landen. Alhoewel men daar de effekten van de hete sirocco inmiddels heeft weten te doorgronden; waar men die wind makkelijk weet te weerstaan. Men wordt daar niet meer omver geblazen door die verschrikkelijke zucht, die wind, die als een veer ‘t zwakke punt weet aan te wijzen.

Hier blijven we nuchter, hier negeren we de effekten van de zucht. Die zachte zucht die de rug een tikje geeft & geleidelijk doet krommen. Steeds weer een tikje. Soms ook op de borst.
Die omarmend langzaam bezit neemt van de ledematen, ze laat zwieren of laat strammen. Al naar gelang ‘t lichaam. & Z’n flexibliteit.

Soms verlang ik naar die zuchtende wind. Verlang ik omgeven te worden. Zie ik verre landschappen, waarbij graslanden platgewalst worden onder de stille druk ervan. & Zie ik de zachte bedrieglijke golven ‘t diepe verbergen, door subtiele welvingen aan ‘t toonbare oppervlak.

Maar ik denk ook vaak dat mij beter die zucht bespaard kan blijven. Dat ik reeds te veel stormen verwerken moet.

Dan hebben we geen behoefte meer aan subtiliteit in Zijperspace.

donkere duinen

Als de wandeling van ‘t Robbenoordbos wordt verplaatst naar de Donkere Duinen gaat ‘t meteen iets heel anders betekenen.

M’n moeder plaatste de auto op de parkeerplaats voor ‘t bos de Donkere Duinen. Ooit een verzamelplaats van welpen & fietsen, totdat iedereen aanwezig was & de Akela ‘t startsein kon geven voor de start van de speurtocht.

‘t Boswachtershuisje deed me beseffen dat boswachter Groen inmiddels dood is. De boswachter die altijd in ‘t groen liep, wat me toendertijd deed realiseren dat ‘t zo hoorde: boswachters zijn groen, ook al heten ze niet altijd zo. Als er later 1 op tv verscheen wist ik ‘m meteen als boswachter te herkennen.
Maar boswachter Groen was nu dood, bevestigde m’n moeder.

‘t Leek alsof met boswachter Groen de trimbaan was verdwenen. Die baan die iedereen van ‘t begin af aan belachelijk had gevonden. Meteen na ingebruikname vonden wij kinderen ‘t al oubollig aandoen. We gebruikten de stellage waar je je aan 2 stangen kon optrekken slechts als verzamelplaats. Onze eigen hangplek, hoewel hangplekken nog niet bestonden.

Vervolgens ‘t pad, waar niemand ‘t pad zelf gebruikte, maar ‘t parallel lopende heuveltje, want dat was veel interessanter. Kon je tenminste over iedereen & alles heenkijken. Hoewel, ‘t was slechts een ½e meter hoger gelegen. Maar nog steeds had ik de neiging over dat smallere hogere paadje te lopen. M’n moeder ook, moest ze plots bekennen toen ik dat kronkelig paadje ging bewandelen & zij me achternaliep. M’n vader volgde vanzelf.

De doormidden gezaagde horizontaal geplaatste boom, die al eeuwen leek te funktioneren als bank, was nog donkerder groen geworden. & Nog steeds zag de bank er zo stevig uit dat ‘t leek alsof-ie ‘t nog zeker een kindertijd zou volhouden.
Ook de plek waar we Charles tegenkwamen met z’n ouders, zodat mijn ouders zijn ouders leerden kennen. & Charles & ik alweer verder renden over de heuveltjes & takken, tussen bomen & onder vogelgeroep. & Gezwind terugkeerden toen de ouders uitgepraat waren.

Door de uitgang gingen we weer naar buiten. Een mystieke uitgang, niet alleen omdat we ‘m vroeger nooit gebruikten. ‘t Licht was er zo raar; opeens scheen, naast de ingang van ‘t restaurant, ‘t licht fel voor de bomen aan de uitgang van ‘t bos uit, een enkel spoor tekenend door de lucht; een spoor dat kon ontsnappen aan de ruimte tussen de takken & bladeren.

Hoevele malen had ik de strandopgang al beklommen? Op de fiets of gewoon lopend. Handdoek achterop, zwembroek er ingerold. Voor de rest niks, op soms een bal of een frisbee na. Besefte ik wel dat dit misschien wel de traagste beklimming was die ik me zou kunnen heugen? Meestal was de strijd wie ‘t 1st aan ‘t strand was, startend onderaan bij Duinoord. Nu wachten we geduldig ‘t tempo van Pa af.

We schroefden ons tempo helemaal omlaag op ‘t moment dat we de hoogste duin van de omgeving beklommen. Of de top van een duin geval waar ‘t pad z’n hoogste punt bereikte. & ‘t Zo lekker naar beneden crossen was met de fiets. Als je echt veel durfde liet je je vlak voor de kruising met ‘t fietspad met fiets & al vallen. Dat durfde alleen Carel.
Pa wist dat allemaal niet. Die dacht dat we verkeerd liepen. Hij wist wel dat we zuidwaarts gingen, maar wist de omgeving niet meer thuis te brengen. Ik kon ‘t ‘m wel uitleggen, maar dat zou hij toch over enkele minuten vergeten zijn, bang als-ie was dat we verkeerd terecht zouden komen, onrustig van de vreemde plek.

Daarna nog ff over de duin gewandeld die ons uitzicht gaf over ‘t land voor de stad. Dat uitzicht dat zoveel ruimte gaf, genoeg weidsheid voor een jonge jongen. Die wil crossen met z’n fiets. Of een jongeman, die wil oefenen voor de Nijmeegse. Of een jongeman, die de hond uitlaat om de wereld te ontvluchten, ‘t leven & z’n benauwdheden wil vergeten & overwinnen.

& Dan dat lange pad door Mariëndal. ‘t Bos dat nog geen bos was, toen ik daar met Midas liep, maar kleine boompjes, soms slechts struikjes. Zoals ik me een foto van m’n vader als klein kind herinner, waarop hij omringd werd door sprieterige takjes die de grond uit kwamen. De sprietjes van bomen die toen al de Donkere Duinen werden genoemd, maar nog niet de lengte van de kleuter Pa hadden bereikt.
Ook Mariëndal staat op ‘t punt een bos te worden.

Zie de bossen groeien in Zijperspace.

theezakjes

Ik vind dat de papiertjes aan ‘t eind van ‘t touwtje, dat aan de andere kant aan ‘t theezakje bevestigd zit, vast horen te blijven zitten. Ik bedoel ‘t vierkante papiertje waarop de ene zijne de fabrikant van ‘t theezakje trots z’n logo heeft afgebeel, ‘t soort thee op de andere. Soms ‘t 1 met ‘t ander gecombineerd & in dat geval staat op beide zijden ‘tzelfde. ‘t Papiertje dat met een nietje aan ‘t touwtje vastzit, waardoor men ‘t papiertje kan gebruiken om met de vingers goed houvast te hebben bij ‘t inhangen van de theezak in ‘t hete water. Zodat men ook wat afstand kan houden tot die daarnet nog kokende vloeistof.

Een zichzelf respekterend bedrijf dat al jarenlang de nederlandse bevolking voorziet van geprefabriceerde theezakjes, waardoor men zich bijna niet voor kan stellen dat ze er ook anders uit kunnen zien (verbazing alom bij bezoek aan de buitenlandse tea-room); waardoor je tot macrobioot & alternatief wordt betiteld zogauw je een theebuiltje gebruikt waar je losse gedroogde thee in stopt; waardoor men ‘t woord ‘thee’ onderling kan uitwisselen met de merknaam & toch iedereen begrijpt waarover men ‘t heeft; zo’n bedrijf heeft zichzelf opgelegd de kwaliteit van ‘t produkt hoog in ‘t vaandel te houden. Zo’n bedrijf dient zakjes te leveren waarvan ‘t nietje niet ‘t touwtje plots loslaat.

Ik ga er vooralsnog vanuit dat de viezigheid die ‘t theezakje op de grond tegenkomt doordat ‘t pardoes een val die richting op maakte door voornoemd gebrek, dat die viezigheid door ‘t schone hete water z’n infekterende, mogelijk ziekmakende eigenschappen verliest. Ik ga er echter niet van uit dat de direkteur van zulks bedrijf ‘t zelf prettig vindt een theezakje met z’n vingers uit de theepot moet zien te vissen. Ook zijn vingers zullen daar niet op bestand zijn. Of ‘t in ieder geval als pijnlijk ervaren.

Dit ihkv alles wat zoal los & vast zit in Zijperspace.

benauwd

Ik kon niet meer. De benauwdheid sloeg dermate hard toe, dat ik niet meer wist wat ik moest doen. Alles rommelde in m’n buik, & dat rommelen overheerste m’n gedachten. Met moeite bereidde ik een kopje koffie voor een klant. Met moeite nam ik de betaling aan & noteerde ik de inkomsten op ‘t daarvoor bestemde blok. M’n hoofd was mijn hoofd niet meer. M’n hoofd was m’n buik geworden, een lichaam dat op ‘t punt stond uit elkaar te barsten, alleen wist ik niet waarvan. & Dat veroorzaakte de paniek.

Een week eerder, de ochtend van 31 december, had Martine ‘t uit gemaakt. Totaal onverwachts, hoewel ik ‘t op ‘t moment zelf wel zag aankomen.
Ik beschouwde ‘t als een opluchting dat ik zoveel dagen werk in ‘t vooruitzicht had; ik had daardoor tenminste afleiding. Zo beschouwde ik ook ‘t werken op nieuwjaarsnacht voor de tv-uitzending van Sonja Barend in de Rode Hoed, hoewel ‘t achteraf de meest afschuwelijke oud op nieuwpassage in m’n leven zou blijken te zijn. Maar ik had in ieder geval iets om handen, was m’n gedachte toenmaals.

Ik mocht die nacht eerder weg, van de bazin-cateraar, omdat ik de volgende ochtend alweer om 10 uur in café de Gaeper beginnen moest. Ik had m’n slaap nodig, vond ook zij, na zo’n vermoeiende marathon-werkdag.
Ik werd wakker & ging verder in de roes van hard werken. Aan 1 stuk door. Ik moest ook wel; ik had ‘t geld hard nodig.

Op gegeven moment besloot ik dat ‘t niet meer ging, die dag van de ochtendlijke benauwdheid. Ik vertelde enkele klanten zelfs over m’n euvel. Hoeveel moeite ‘t me kostte normaal adem te halen. Raadpleegde hun over wat ik moest doen. & Deed pogingen de spaanse meisjes de zaak uit te krijgen.
De dame met de bolhoed, een totaal geschifte alcoholiste, die om 11 uur ‘s ochtends altijd enkele vieuxtjes naar binnen werkte, adviseerde me een borrel te nemen.
‘Helpt bij mij ook altijd, als ik opvliegers heb,’ wist ze te vertellen, ‘gewoon een paar slokken whisky nemen. Knap je van op.’
& Ik dacht: als ‘t niet helpt heb ik nog niets verloren. Nu moet ik de zaak sluiten, omdat ik niks meer kan, misschien dat ‘t door de borrel opeens wel weer gaat.

Ondertussen belde ik m’n collega, want Han, de baas, was op wintersport. Dat was ook de reden waarom ik 7 dagen aan 1 stuk werk had: buiten m’n eigen diensten kreeg ik ook de beschikking over die van hem.
‘Wel openhouden,’ bezwoer collega me, want sluiten was ontoelaatbaar. De Gaeper was nog nooit dichtgeweest, nergens voor, dus dat mocht ook nu niet gebeuren, bracht hij me schuldbesef bij. Dan zou hij zorgen dat-ie er zo snel mogelijk was.
Ik had de deur echter al op slot gedaan & liet me adviseren door de dame met de bolhoed & de zeurderige schoonmaker. Dus deed ik niks. Kon ik ook niet. Met moeite haalde ik adem, hoofd tussen de knieën, hoofd omhoog, in ‘t licht kijkend, m’n handen voor de ogen, adem halen, adem halen, toch nog maar een slokje van de borrel.

Ik belde ook Kiki, de vriendin van Martine, de enige vriendin die mij mogelijk bij kon staan.
Aan de andere kant klonk een vermoeide stem van iemand die zojuist besloten had niet meer altijd klaar te staan voor een ander.
‘Ik heb niet zoveel tijd, Ton. Probeer in ieder geval thuis te komen. Dan kijk ik vanmiddag wel of ik je bij kan staan.’

Pas toen werd me duidelijk hoe eenzaam ik mezelf had laten verworden. & Dat alleen maar doordat ik van een meisje hield.

& Moeizaam vragen we ons af of Zijperspace is veranderd.

drukken

We kennen ze niet meer anders. Alle telefoontoestellen hebben drukknopjes. De draaischijven zijn een zeldzaamheid, een curiosum eigenlijk.

Gister passeerde ik met de trein ‘t gebouw waar m’n ouders, Carel & ik ong 25 jaar geleden van de PTT een open dag mochten bijwonen. Alles werd uitgelegd, men mocht alles aanschouwen. Immense kasten kan ik me herinneren, waar aan 1 stuk door geklik uit klonk. Een klik betekende dat er kontakt tussen 2 telefoons werd gemaakt. Je kon ‘t ook daadwerkelijk zien, want er bewogen zwarte dingetjes in de kast.
Ze hadden ‘t PTT-gebouw geheel gemoderniseerd & dat wilden ze aan hun klanten laten zien. Er werd uitgelegd wat er zo modern aan de apparatuur was & waarom deze aanpassingen noodzakelijk waren. & Op de meest onverwachte vragen hadden de deskundige PTT-mensen een duidelijk antwoord.

Aan ‘t eind van de rondleiding werd verteld dat voor een speciale prijs de nieuw ontwikkelde telefoon aangeschaft kon worden: een telefoon met drukknopjes. Die aanbieding was alleen geldig voor die avond.
‘Ongelooflijk, hoe was dat mogelijk?’ dachten m’n broer & ik. ‘Hoe kon er dmv een paar toetsjes indrukken kontakt gemaakt worden met die centrale die we net gezien hadden in een kast?’
Hij zag er prachtig uit: op de plek waar de draaischijf hoorde te zitten, was nu een plat vlakje gecreëerd waar knopjes uitstaken. Voor de rest was de vorm ‘tzelfde gebleven: dezelfde afgeronde zijkanten, dezelfde beige kleur, maar door de verwijdering van ‘t draaimechanisme was ‘t een totaal andere verschijning.
Zoiets moois moesten wij ook thuis hebben, vonden Carel & ik. Zouden we eindelijk iets eerder hebben dan alle anderen. Want iedereen had altijd ‘t nieuwste van ‘t nieuwste, terwijl wij ‘t pas jaren later in huis kregen.
Misschien als kadootje voor Pa & Moe? Als we ‘t aan hun zouden overlaten, zou ‘t vast nog een tijd duren. Dat bedrag konden we met z’n 2en voor 2 verjaardagen best ophoesten. De verjaardagen waren weliswaar nog lang niet in zicht, maar dan moesten we er bij vertellen dat ze niet nogmaals een kadootje later in ‘t jaar hoefden te verwachten.
Moesten we wel ff geld lenen van Pa & Moe.

Sindsdien was bellen een genot in Zijperspace.

schieten

Ik zit in de tuin voor me uit te staren, af & toe een blik in m’n boek werpend. Uit balorigheid pak ik de plantenspuit, die naast me staat voor ‘t verjagen van katten. Ik probeer de luizen op een stengel van een plant te raken. Daarvoor heb je een vette strakke straal nodig, maar dat wil niet lukken met deze plantenspuit. Ik heb al ‘ns geprobeerd ‘m bij te stellen; de straal wil echter niet dikker & coherenter worden. Hij schiet wel ver, de straal haalt de 2½ meter, maar op die afstand van nog geen meter is-ie niet nauwkeurig genoeg.

Ik had vroeger altijd een elastiek op zak. Zo’n dikke, die postbodes wel ‘ns in bundels aan hun stuur hebben hangen. Daarmee beschoot ik de vliegen. De vliegen die een pauze namen op de muur. Dat konden ze beter niet doen, want ik was op een gegeven moment best wel goed. Bovendien vond m’n moeder ‘t geen prettig gezicht: een muur behangen met vliegenlijkjes.
Ze nam m’n elastiek in, want ze kon moeilijk de vliegen verbieden op de muur te gaan zitten.
‘Wie heeft er nou een huis waarbij de muren bedekt zijn met vliegenlijken?’ zei ze dan.
Met zo nu & dan zelfs een spetter bloed, konstateerde ik daar voldaan voor mezelf achter aan.
De volgende dag had ik alweer een nieuw elastiek. & Ik schoot op de vliegen die op de lamp poogden te rusten. Dat konden ze beter niet doen, want dat was nog dichterbij voor mij.

Ik spuit gewoon aan 1 stuk door. Dan raak ik ze vanzelf wel. ‘t Geeft weliswaar minder voldoening, omdat ik niet kan konstateren met welk schot ik raak, maar af & toe zie ik dat er plots minder luizen op de stengel zitten.
& Als ‘t verveelt, ga ik weer lezen.

De verveling slaat echter niet zo snel toe in Zijperspace.