lijflog 7

In ‘t kader van efficiënt & bij de hand staat de nasonex naast ‘t toetsenbord. ‘s Ochtends vroeg & ‘s avonds laat bevind ik me daar nou 1maal. Ik word er dan tenminste aan herinnerd dat ‘t klaar staat voor gebruik.

Eigenlijk is m’n huis op een efficiënte wijze ingericht. Hoewel je dat niet zou zeggen als je m’n huis onaangekondigd betreedt.
‘Jemig, zou je ‘t hier niet ‘ns wat opruimen?’ zou voor mij geen onverwachte reaktie zijn. ‘t Huis is vooral voor mij efficiënt ingericht. Niet voor plotse opduikende visite.

Prrrikweg, ‘t zalfje dat de nodige jeuk wegneemt, als je te pakken bent genomen door een mug, of wat brandnetels ongelukkig hebt vastgepakt, staat bij mij op een tafeltje naast de bank. Ik heb in dit jaargetijde wat vaker last van jeukende verschijnselen, dus dient-ie op een centrale plek in de kamer te staan.
De zalf die de huid-irritatie, veroorzaakt door ‘t scheren, moet weghalen, staat er per ongeluk naast. De tube ziet er ‘tzelfde uit. Ik was laatst al druk aan ‘t insmeren, toen ik bemerkte dat de geur totaal anders was dan ik gewend was. Ik moet de tube weer verhuizen naar de wasbak in de douche, waar m’n andere scheerspullen ook staan uitgestald.
Paracetamol & migraine-pillen (ik ben de naam van dat hopeloos niet-werkende middel alweer vergeten) liggen gewoon in de keuken in ‘t daarvoor bestemde kastje. Dat kastje is weliswaar ook een puinhoop, maar ‘t ligt allemaal bij elkaar: verband, pleisters, pilletjes, zalfjes, etc. Behalve de ibuprofen, die ik gister toevallig ook in dat kastje aantrof. Die heb ik onmiddellijk in m’n rugzak gestopt, zodat ik ‘t bij me had, tijdens m’n bezoek aan m’n ouders. Een ½ pilletje legde ik voor de zekerheid op m’n comp-scherm. Vanochtend daarvan weer verwijderd. Tot genoegzaam gevoel.
De SRL-gelei ging om dezelfde reden als de ibuprofen mee op reis.

U ziet: ik denk overal over na. ‘t Wc-papier leg ik daarom ook niet naast ‘t gasfornuis.

‘t Mag een rommeltje zijn in Zijperspace, maar daar is over nagedacht.

wagons

Er reed een goederentrein door ‘t Centraal Station. ‘t Zal vast wel vaker gebeuren, maar ik heb ‘t in ‘t station zelden meegemaakt. Ik besloot de wagons te tellen. Dat had ik lang niet gedaan.

We kampeerden enkele jaren achter elkaar in Luxemburg. Op een camping aan de rand van een klein dorpje. Er liep een spoorweg langs ‘t kampeerterrein. Tussen de camping & ‘t spoor liep een snelstromend watertje. Niet al te snel, want anders konden we er niet in spelen, dammen bouwen, pootje baden.
Enkele malen per dag kwamen er goederentreinen voorbij. We keken dan op van onze bezigheden in ‘t water. Er moesten wagons geteld worden. De trein kwam aan de linkerkant een tunnel uit, & in m’n herinnering ging hij rechts de volgende in. Over dat laatste ben ik niet zeker. In de tijd dat de trein met z’n wagons zich binnen ons spectrum bevonden moesten we ze tellen.
”t Waren er 40,’ zei de 1.
‘Nee hoor, ‘t waren er 41,’ zei de ander.
‘t Maakte niet uit of m’n oudere broer telde of m’n neef, er was altijd een meningsverschil over de hoeveelheid wagons. & Eigenlijk had degene die de meeste geteld had ‘t meest gelijk. Want we moesten getuige zijn geweest van de langste rij wagons die door 1 trein getrokken kon worden. Konden we dan bij de tent aan de familie vertellen.
‘Pap! Pap! Er waren wel 45 wagons bij de trein. Ik heb nog nooit zoveel wagons in 1 keer gezien.’
De treinen passeerden de camping stapvoets. Je kon je makkelijk vertellen, want de gebeurtenissen in ‘t water waren een makkelijke afleiding.

Daarnet hoorde ik ‘t geluid van een lange rij wagons achter m’n huis voorbijgaan. Ik zie ze bijna nooit passeren, want de bomen & bladeren sluiten ‘t zicht er op af.
Als we met alles klaar zijn drinken we op m’n werk altijd nog ff een biertje. Bij mooi weer gaan we met onze glazen buiten zitten. In de verte kunnen we dan ook wel ‘ns een lange rij goederenwagons zien passeren. Soms blijft de trein stilstaan, terwijl een gedeelte van de grote hoeveelheid wagons zich nog midden op de brug over ‘t Lozingskanaal bevindt. Dan tel ik ze stiekem. M’n collega’s merken ‘t niet. Ik ben me zelf er ook niet van bewust, want ik kan er niet meer tellen dan degenen die verstild staan tegen de horizon. Wachtend op hun rit ‘t duister in. Alsof er zich aan de rechterkant een tunnel bevindt. Een tunnel die naar de jeugddroom een record wagons-tellen loopt.

Ik moest bij 17 stoppen. Die stond recht voor me toen de locomotief vanwege een rood licht moest halt houden. ‘t Voorste eind stopte aan de ene kant van de stationshal, terwijl ik ‘t achterste gedeelte van de rij nog niet kon zien. Die wagons moesten nog een bocht over de wissel maken, zodat ze m’n gezichtsbeeld zouden betreden. Ik telde niet verder dan 17, want die was recht voor me tot stilstand gekomen. Bovendien & was-ie makkelijk te herkennen.
Langzaam, zeer langzaam, kwam de locomotief weer op gang. ‘t Piepte & kraakte ouderwets. ‘t Leek onmogelijk dat de locomotief weer de volle vracht op gang zou kunnen krijgen. Maar toch kwam nr 18 voorbij. & Nr 19, nr 20, 21….

30 Is geen record in Zijperspace, maar wel lang geleden.

retour

Ik kom uit ‘t land van velden vol bloemen, die zelden hun fleur vertonen, maar grotendeels grauwigheid geuren. ‘t Land van lange sloten groen, verzinkend in verre horizonten. Met huizenhoog blauw & cumulatief wit. Onhollands veel zon wordt er achteloos weggeblazen. & Als je toch te warm mocht worden, dan is er water, water, water. ‘t Land, dat beetje dat omsloten wordt, is er om elkaar te vermeiden. ‘t Beetje dat rest, wordt onder water gezet. Voor nog meer kortstondige bloemen. Niets mag beklijven, alles is tijdelijk.

Ik moet er niet te vaak komen, anders kijk ik ‘t mooi er vanaf.

Er is al zo weinig dat rest in Zijperspace.

vroegte

‘t Liefst zou ik nu nog wat gaan slapen, maar dat gaat vast niet lukken. Veel te weinig slaap gehad, maar als ik wil gaan liggen, gaat er weer een pijnscheut door m’n schouderblad. Ik blijf maar wakker, heb ik noodgedwongen besloten.

Van m’n broer Carel mag ik m’n moeder niet bellen als ik iets onder de leden heb. Maar ik moet wel; ik heb vanochtend een xcuus, want ik zou vandaag bij m’n ouders langs gaan. Ze moet wel gekend worden in de stappen die ik ga ondernemen ter verbanning van de pijn. Daarnaast is om 7 uur ‘s ochtends bellen totaal anders dan midden in de nacht (vindt m’n moeder ook niet erg, heeft ze me vorige keer verzekerd), want dan is ze allang al wakker.

Nu ‘t toch zo uitkomt, kan ik net zo goed alvast voorbereidingen treffen voor m’n vertrek naar Den Helder. Des te vroeger ik daarmee klaar ben, des te eerder ik die kant op kan vertrekken.
‘t Leven is alleen zo raar, als je vroeg opstaat. Je hebt een xtra jas nodig, die je ½erwege de boodschappen weer uit kan trekken; niet alle winkels zijn al open, gesloten deuren dienen vermeden te worden, een juiste planning van boodschappen doen vereist; & mensen bewegen zich op een andere manier over straat. ‘t Zijn ook andere mensen dan ik doorgaans gewend ben. Ik ben nog niet de deur uit of ik moet 2 mensen achter elkaar gedag zeggen die ik anders nooit op straat tegenkom.

& Er staat geen rij bij de kassa van de Albert Heijn. Een vreemde gewaarwording: ik ben de enige die de rij vormt. Dat mag je geen rij noemen. Ik ben daardoor xtra publiek voor ‘t verhaal dat de nederlandse dame voor me afsteekt tegenover ‘t turkse kassa-meisje. Ze nemen er beiden alle tijd voor.
‘Ja, ik had veel eerder terug moeten gaan,’ vertelt de dame. ‘Ik kwam er veel te laat achter dat ik ‘t land miste. Lekker buiten zitten & lekker roddelen.’
‘t Meisje moet om de laatste opmerking lachen.
‘Dat roddelen mis ik juist niet, hoor,’ zegt ze, ‘dat is hier ook wel.’
‘Ja, maar in Turkije wordt er heel open & vriendelijk geroddeld. In Nederland gaat ‘t op een kwade manier. Heel venijnig.’
‘Waar woonde u toendertijd?’
‘In Oost-Turkije.’ Ze noemt een streek.
‘O, da’s grappig. Daar kom ik vandaan.’

‘t Tempo in deze rij, die geen rij is, toont in snelheid waarschijnlijk overeenkomsten met de rijen die zich regelmatig in Oost-Turkije vormen, want de 2 dames zijn sterk op elkaar ingespeeld. Ze lijken niet van plan de 10 boodschappen binnen 5 minuten afgehandeld te hebben. ‘s Ochtends vroeg moet je je daar niet druk om maken, vind ik. Heb ik me net bedacht, want ik heb ‘t niet eerder aan de hand gehad. In een lege supermarkt heb ik opeens zeeën van tijd. ‘t Ibuprofen-pilletje, dat ik toevallig nog in huis had, heb ik een ½ uur geleden geslikt. Die heeft vast een bijdrage geleverd aan deze milde stemming.

Je moet 1st pijn lijden om geduld te krijgen in Zijperspace.

beestjes

Er zijn vele, vele insekten. In allerlei soorten & maten. De 1 heeft vleugels, de ander ook, maar daar zie je ze vanwege snel niet bij bewegen, de 3e valt me niet lastig in huis. Ik zou graag willen dat ik al hun namen wist.

De fruitvlieg kan ik herkennen. Dat zou je beroepsmatig kunnen verklaren. De fruitvlieg is klein, beweegt veel als-ie zich vliegend voortbeweegt, & houdt van de restanten van bier. Misschien heb je wel variaties in de verschijningsvorm, ondersoorten zogenaamd, maar ik herken er met m’n blote oog slechts 1. Verschijnt er dus een fruitvlieg voor me, dan noem ik ‘t een fruitvlieg. De benaming Drosophila melanogaster schiet mij op zo’n moment niet te binnen.
M’n wereld is eenvoudig. Ik moet wel; ik wil ‘t overzicht behouden. De vlieg met vleugels die dikker zijn dan die van andere insekten noem ik al snel mot. Zeker als ‘t een zeer onregelmatig vlieggedrag vertoond.
Rechtlijnige, soms stil in de lucht hangende, slanke zwart-geel gestreepten, krijgen bij mij de benaming wesp. Hoewel ik de laatste tijd neig naar de benaming ‘sluipwesp’ bij de vertegenwoordiger die de laatste tijd m’n woonkamer bezoekt, maar da’s vooral omdat ik de stille sluiper niet hoor aankomen. Hij is er plotseling. Ik zie z’n vleugels ook niet bewegen. Ook al knipper ik niet met m’n oogleden, ik kan de snelle vleugels niet waarnemen. Als ik deze sluipwesp zie, wapper ik ‘m weg met m’n hand. Sluipwesp weg. Blijkbaar bang voor m’n hand.

Zo eenvoudig is m’n wereld. Ik zou wel willen dat ‘t anders was. Dat ik alle beestjes & plantjes namen kon geven. Een soortemet late plaatsvervanger van Adam. Uiteindelijk ligt ‘t aan Adam dat niet iedereen de juiste namen van de juiste dieren weet. Hij was degene die als 1e mens namen voor de dingen mocht verzinnen (ja, de dingen waren toen nog letterlijk dingen), maar vergat daarin enig systeem aan te brengen. Tenslotte heeft Linnaeus dat probleem opgelost, maar zijn benamingen weten slechts klassiek-geschoolden & biologen te onthouden.

Nee, dan m’n vader. Ik vroeg m’n vader wat iets was, bijv een ding wat toevallig passeerde, ‘t had vleugels & ‘t deed ‘bzzz’, & m’n vader had een antwoord. Ik kon ‘t in die tijd zo gek niet bedenken of m’n vader wist er een antwoord op te geven. In die tijd had alles een naam. Daar kon Adam een puntje aan zuigen. Jammer dat ik zo vergeetachtig was.

Goed: de fruitvlieg, de mot & de sluipwesp waren vanavond in m’n woonkamer. Terwijl ik een film zat te kijken. Af & toe wapperde ik met m’n hand (sluipwesp), klapte ik m’n handen op elkaar (fruitvlieg), of werd slechts afgeleid door de slordige manier van vliegen (die ander). Last had ik niet. Van hun dan.

Er zijn ook vliegen, of insekten, of kleine teringbeestjes, die je niet kan zien. Die gaan in sokken zitten die je per ongeluk een maand niet hebt aangehad, die je al die tijd op een donkere plaats in een houten kast hebt laten liggen, & die groen zijn. Of voorgaande aspekten er allemaal iets mee te maken hebben, weet ik niet. Ik kan beter niets uitsluiten.
Ik had ze in ieder geval niet gezien. Achteraf ook niet. Zelfs de bultjes niet die ze veroorzaakt hadden. Maar dat laatste kan ook gelegen hebben aan ‘t feit dat m’n sokken de bultjes bedekten.
Plots was er jeuk. Plots waren m’n voeten rood. Plots zag ik bultjes. Plots kwam ik tot de conclusie dat hier insekten in ‘t spel waren. Ik wou dat ik ze verrot kon schelden. Maar God is vergeten ze via Adam een naam te geven.

& M’n vader was op dat moment niet in Zijperspace.

achtpuntzes/eightpointsix

11.25: De 1e keer dat de heren langskomen. Mike & Joe nemen allebei 1 flesje 8.6. Nee, Mike wil er nog 1 xtra.
‘Ik moet gaan naar de Social Dienst,’ vertelt Mike, ‘I have to arrange some things. De Social Dienst in de Pijp, weet je wel.’
Hij kijkt me aan alsof ik zou moeten weten wat hij bedoelt. Alsof ik ‘m uit ga leggen waar de Sociale Dienst in de Pijp te vinden is.
‘Nee, ik zou niet weten waar dat is.’
‘Well, I have to go there. Kan je openmaken?’ vraagt-ie terwijl-ie z’n flesje naar voren houdt.
Die van Joe ook.

13.00: Joe in z’n 1tje. Voor 2 flessen 8.6.
‘Let me pay for both of them, but 1 without the deposit. I’ll drink it outside, & I’ll return the bottle when I’m ready.’

13.05: Joe komt weer binnen om z’n lege fles terug te brengen.
‘Shall i open the other one?’ vraag ik ‘m.
‘No, no. I still got to have some breakfast. You see, I normally don’t drink before breakfast. Especially when I have to do some things.’

14.20: Mike komt wat lege flessen brengen & neemt 3 flesjes 8.6 mee.
‘Oh, it’s beautifull weather. Ik hou van weer als dit, want alle vrouwen zijn dan mooi. Look, what beatifull things they’re carrying with them.’

14.25: Joe komt met z’n italiaanse vriend. Hij een fles, z’n vriend een blik 8.6.
‘Hey, isn’t this Mike’s bag?’ vraagt Joe, wijzend op de tas die op de toonbank staat.
Die had ik nog niet zien staan.
‘Could be,’ antwoord ik. ‘He was here the other minute. But there was another customer just after him.’
‘No, this should be Mike’s bag. He carried it with him the whole day. I know, because I was with him.’

14.45: Joe komt nogmaals met z’n vriend. Zelfde boodschappen.
‘Yeah, it was Mike’s bag,’ zegt-ie. ‘Sometimes he just don’t know what he is doing. This morning, when we went to de Sociale Dienst, I told him where to go. But he said we had to go the other way. It turned out that we had to walk 1½ hour before getting at the place where I told him we had to be. He should know that I was right; I worked there for some months. Well, he just don’t know what he’s doing.’

14.55: Mike haalt 2 flesjes 8.6; Joe doet er ook nog 1.
‘Oh, men, it’s beautifull wheather,’ zegt Mike. ‘Did you see that girl passing by?’

15.00: Mike levert 1 van de flesjes in voor statiegeld.
‘Well, ik heb genoeg,’ zegt-ie, ‘ik neem deze huis.’
‘You don’t want to get drunk in the street?’ vraag ik met een ironische ondertoon.
‘No, ik word nooit dronken. My body wil niet meer. Dan vreemde dingen gebeuren in m’n lichaam, if I continue. Ik drink 4, niet meer. That’s not…hmmm.’
‘Not healthy?’ vul ik aan.
‘My body won’t take it. So I’m lucky, you could say, I can’t drink that much. My body won’t take it.’

15.05: Voor een aantal mensen is de dag alweer voorbij in Zijperspace.

hapje

Naarmate ik ouder word verdwijnt m’n angst steeds meer. Vannacht liet ik me bijten door een pitbull. Ik had een dikke jas aan & de pitbull mocht in de mouw ervan bijten. Vrolijk draaide ik rondjes met de hond aan m’n arm bungelend. Ik werd op een gegeven moment wel wakker van pijn bij m’n schouder, maar ik denk dat de droom eerder werd veroorzaakt door de blessure dan andersom. Ik voelde me veel te dapper om dat beeld bij te stellen.

Tijdens m’n krantenwijk werd ik door een klein keffertje aangevallen. Midden in een bejaardentehuis. Een plek waar je je toch veilig acht. Plots viel-ie aan, onmiddellijk grijpend naar m’n nieuwe spijkerbroek. Klein als-ie was, trok-ie toch maar ff z’n aangelijnde omaatje een meter mee, om mij te kunnen aanvallen. Zo wil m’n geheugen dat in ieder geval zien. Ik had ‘m niets gedaan, behalve dat ik me niet bewust was van ‘t betreden van z’n territorium. Ik wist ook niet dat zulke kleine hondjes over zulke grote territoria kunnen beschikken. & ‘t Met zulke daadkracht kunnen verdedigen: m’n broek lag aan flarden & m’n been open. Dat moest behandeld. M’n geestelijke weerbaarheid eigenlijk ook, maar dat is er toendertijd bij ingeschoten.

Dus durfde ik jaren later niet de snackbar uit. Ik had al een xtra kroket besteld & de rest van de bestelling zo langzaam mogelijk, in fases aan de dienstdoende meegedeeld, maar ooit zou ik toch naar buiten moeten. De eigenaar van de 2 enthousiast blaffende & tegen de deur opspringende honden was ver ná mij aan de beurt. Misschien moest ik de maaltijd hier gaan consumeren, bedacht ik me. Hoewel dat misschien een beetje raar zou staan: voor 5 gulden patat & 4 fricadellen in je 1tje verorberen. & Dat nog wel zonder enige saus erbij. Roald had gezegd dat hij dat nl wel in huis had.
‘Ah joh, die honden doen niks,’ zei de baas.
Dat soort opmerkingen versterken alleen maar de fantasie. Je probeert je voor te stellen dat de honden inderdaad niks doen, maar ‘t enige wat je je kan voorstellen zijn die 2 honden. & Tegenovergestelde scenario’s van wat de baas verteld heeft. Ze springen toch niet voor niets zo enthousiast tegen de deur. Ze zien een zaak vol lekkere hapjes. & Daarbij ging ik ervan uit dat honden niet van patat oorlog of een vega-bal houden.
De baas ging naast de honden staan. Hij zei: ‘Down.’ Daarna: ‘Nu rustig.’ & Als xtra toegift, om mij tevreden te stellen: ‘Ga zit.’ & Toen moest ik maar me door de deuropening zien te wurmen, die vernauwd was door 2 vooruitspitsende snuiten van schatjes van honden. Hun natte neus lieten ze een kort moment over m’n broekspijp gaan terwijl ik passeerde. Daarna likte 1 z’n bek af met z’n tong, zo’n lange, die bijna tot aan de neus kan komen, & keek vergenoegd z’n baas aan. Om de hoek durfde ik pas m’n tempo te versnellen.

Ik zie honden nog steeds van kms afstand aankomen. Onbewust hou ik nog steeds rekening met ze. Ik kies bijv de wegkant waar zij zich niet bevinden. Lijkt ‘t wat meer alsof ik niet in hun territorium kom. Maar vooral ga ik rechtop lopen, gedraag me alsof ik hun in míjn gebied duld & ontken de blik die mijn blik zoekt.
Behalve als ik pitbull-achtige honden zie, met bazen die halter-shirtjes dragen, veel te klein voor ‘t pakket aan anabole steroïden dat ze mee moeten dragen. In een park waar een groot tekort heerst aan stevige stokken om met de bek vast te pakken.

Dan duurt ‘t altijd ff langer voordat ik terug ben in Zijperspace.

liftlog 7

‘You’re dutch,’ riep ik uit bij ‘t betreden van de touringcar. De jongen die me binnengeroepen had, had een blikje Heineken in z’n hand. Een duidelijk kenmerk van een nederlander, was mij spontaan te binnen geschoten. Ander kenmerk van een nederlander is dat-ie je verstaat als je ‘m in ‘t engels aanspreekt.

Nee, ze waren geen nederlanders. Ze waren fins & dus lieten ze me delen in hun drankvoorraad. Daar kan je een nederlander niet aan herkennen. Als je 400 km met finnen mee mag rijden, betekent ‘t dat je veel mag delen.
Overal bleek hun drankvoorraad te zitten. Uit elke hoek bleek weer een fles drank tevoorschijn getoverd te kunnen worden. Ja, ‘t was niet toegestaan meer dan een liter alcoholische versnaperingen per persoon naar Zweden te nemen, legden ze me uit. Dus hadden ze ‘t maar verstopt. Had ik misschien trek in de nationale drank van Finland? Of had ik al ‘ns courvoisier gedronken? Ze hadden ook een zelf-destillaat meegenomen, leek een beetje op wodka, maar dan fruitiger & sterker; moest ik ook proberen. Hier, een blikje bier om ‘t te blussen.

18 Finnen op weg naar Kristianstad. Waar ze een meeting zouden hebben met de scandinavische zuster-afdelingen van hun vereniging. 1 Afdeling uit Denemarken, 1 uit Noorwegen, 1 uit Finland; & de zweden organiseerden de boel in hun woonplaats.
‘t Was een club die eigenlijk nergens over ging. Iedereen mocht er lid van zijn, maar 1st moest je wel geïntroduceerd worden . ‘t Maakte niet uit hoeveel geld je had, als je maar je contributie kon betalen. & Je moest jezelf gedragen. Vooral op uitstapjes.

Alleen de vrouwen in ‘t gezelschap hielden zich daar aan. Ze waren te lang doorgegaan tijdens de nachtelijke overtocht op de veerboot. Waren ze moe van geworden. De mannen wisten echter van geen ophouden. Of ik nog wat wilde proeven? & Wilde luisteren naar de verhalen van Jari.

De buschauffeur liet ‘t maar gebeuren. Hij vond blijkbaar alles best. Werd waarschijnlijk goed betaald. Hij hield alleen de tijd in de gaten.
‘Jongens, ik wil best gaan stoppen voor een duik in ‘t meer, maar dan komen we wel een ½ uur te laat aan.’
Dat zei hij dan in ‘t fins, wat ik niet verstond. Maar ik was deelgenoot in de drank, dus werd ik ook deelgenoot gemaakt van de gesprekken die gevoerd werden. Ook de huwelijksproblemen van Marti & Kari kwam ik zodoende aan de weet. Je wordt de beste vrienden tijdens zo’n tocht. Finnen zijn goede vrienden. Zeker als iedereen drinkt.

Ik moest ook m’n kleren uit doen bij de duik in ‘t meer. Alle mannen gingen bloot. De hollander moest ook. Maar god, wat was ‘t water koud. Dit was niet de juiste plek om een duik te nemen. Snel trokken we onze kleren aan & werd de bestuurder opgedragen op een andere plek de volgende duikpauze in te lassen.
Bij die 2e duik wist ik ‘t zeker: finse vrouwen zijn preutser dan nederlandse. Terwijl bij de mannen geen onderscheid in nationaliteit was te ontdekken. Behalve dat ik geen schunnige grapjes erover kon maken in ‘t fins.

Van zo’n duik word je overigens niet nuchterder. Zo’n verfrissende duik werkt alleen op temperatuur-nivo verfrissend. Voor de rest was iedereen nog even aangeschoten. Ik was nog niet eerder in m’n leven vanaf 11 uur ‘s ochtends aan de drank geweest; ik wist voor mezelf waar ‘t aan lag. De finnen waren sinds 8 uur de avond ervoor al bezig; zij wisten niet dat er een mogelijkheid bestond ooit weer nuchter te worden.
Medeweggebruikers wisten dat wel. Zij probeerden dat duidelijk te maken op een benzinestation. Aan degene die z’n blote reet onderweg door ‘t raam aan hun kleine kinderen had laten zien. De politie probeerde de argumenten van beide partijen in juiste banen te leiden. De fin met de blote reet probeerde handgemeen te maken. Z’n landgenoten probeerden ‘m de bus in te sleuren & de politie op andere gedachten te brengen. De buschauffeur probeerde verder te rijden, al of niet met de blote reet.

Ik werd afgezet in ‘t centrum van Kristianstad, waar zij door de zweedse vereniging werden verwelkomd. Ik was op de heenweg ook al in Kristianstad geweest. Ik wist de weg naar de camping. Zelfs zo teut als ik was. Tijdens ‘t opzetten van m’n tent & mezelf registreren op de receptie werd ik nuchter. Ik probeerde nog wat te eten van wat ik in m’n rugzak had zitten, maar m’n maag was ‘t er niet meer mee eens. Ik had een kater toen ik in slaap viel.

Zelden sliep een tent zo heerlijk in Zijperspace.

gestreken

Ik heb er niet zo’n hekel aan als aan afwassen, stofzuigen, poetsen of stoffen. ‘t Is iets wat in een poep & een zucht gebeurd is. Ik ben nu bijv nog maar 15 minuten thuis & de hele was hangt al aan de lijn. Behalve ‘t in de wasmachine stoppen, ‘t van de lijn halen & opruimen is dat ‘t enige wat ik ervoor moet doen. & Dat nog wel in fases, taak voor taak; dan hoef ik niet zolang m’n gedachten er bij te houden. Die hebben wel wat anders te doen.

Gelukkig is ‘t tegenwoordig algemeen geaccepteerd dat niet alles gestreken wordt. Is ook niet noodzakelijk in m’n beroepstak. Ik pak een t-shirt ‘s ochtends & dat is ‘t.
M’n moeder denkt daar nog steeds anders over. Zij vindt dat ik in ieder geval alle t-shirtjes zou kunnen opvouwen na ‘t van de lijn te halen. Dat vind ik eigenlijk ook, maar ik kom er alleen nooit toe. Ik snap ook niet waar zij vroeger de tijd vandaan haalde. Waarschijnlijk voor een groot deel bij de kinderen, want ik weet niet anders dan dat we Ma in de avonduren altijd aan ‘t helpen waren de was te vouwen. Na enkele gezamenlijke vouwen werd ‘t weer op de plank gelegd, nogmaals met de bout erover, & verder helpen met vouwen. Terwijl je eigenlijk ‘t programma op tv wilde kijken. M’n moeder vindt misschien wel dat wij de strijk-uren die zij voor ons gemaakt heeft, moeten goedmaken door dezelfde uren aan onze eigen was te besteden. Praktisch onmogelijk, want zij had nu 1maal 6 kinderen. Daar kom ik niet aan. Ook al zou ik vanaf vandaag m’n best gaan doen. Daarnaast weet ik nogeneens waar m’n strijkbout staat. Ik heb er heus wel 1, maar ik heb ‘m sinds de laatste verhuizing niet meer uit de doos gehaald. Ik heb zelfs een strijkplank, in ‘t verleden eens gekregen voor een verjaardag. Staat ook al jaren in de kelder. M’n strijkplank weet inmiddels niet meer hoe ‘t daglicht er uit ziet.

Tijdens ‘t ophangen neem ik een enkele slok van m’n biertje. Je moet je tijd nuttig besteden, bij dit soort onnozele noodzakelijke bezigheden. Ik denk na over wat voor muziek ik aan zal zetten, hoe laat ik zal gaan eten & maak ondertussen ‘t pad vrij.
Da’s momenteel ‘t grootste obstakel: ik kom er bijna niet doorheen. De was hangt tegen de planten aan. ‘t Pad, dat 1 tegel breed is, wordt overwoekerd door de div planten in m’n tuin. & Ik wil niet rücksichtslos alles er uit trekken. Stel je voor dat ik per ongeluk ‘t enige xemplaar van de hele tuin verwijder. Dus van te voren maar ff voelen & ruiken. Inventariseren heet dat.
Ik balanceer tussen de planten & de waslijn in. Wordt achterover gedrukt door ‘t tegenwicht van de was & door mezelf de andere kant op gedwongen, omdat ik niet op de planten achter me wil staan. Ondertussen zo goed mogelijk de hogere planten & spinnewebben vermijdend, want dat blijft jeuken op m’n blote bast. ‘t Is warm, de was zal snel droog zijn.

Wie gebruikt er tegenwoordig nog een strijkbout, behalve mensen van m’n moeders leeftijd? Ik zie ‘t niet meer prominent in de huishoudens staan. ‘t Is niet meer zo dat je in de gangkast of achter de garderobe een strijkplank ziet weggemoffeld. Hoeveel kinderen staan tegenwoordig nog tegenover moeders, blik schuin naar de tv, om de andere kant van ‘t laken vast te houden?
1 Vouw, duimdikte van de rand af; in de breedte strak trekken, ½ stapje achteruit, in de lengte strak (‘Vast blijven houden!’); 2e vouw, duimdikte van de rand; straktrekken, aanreiken; strijkbout.
Dat zo snel mogelijk, want dan had ik zo min mogelijk gemist van ‘t tv-programma.
‘Ton, kan je weer ff komen,’ zei m’n moeder een paar minuten later.
‘Ah nee. Nou is Carel aan de beurt. Brigadier Dog is bezig!’

Niets is strak in Zijperspace.

almere

Ik kon me niet herinneren ooit in Almere te zijn geweest. Misschien dat ik op doorreis een moment op ‘t station heb gestaan, maar de stad kende ik hooguit van foto’s. & Die beelden waren niet blijven hangen.
Ik ging dus maar naar Almere, er van uitgaand dat ik via een aangegeven route de Oostvaardersplassen wel zou bereiken. Ook al wist ik niet in welke richting ik die moest denken. ‘t Kleine kaartje had aangegeven dat zich enkele plassen noordelijk van Almere bevonden. Als ik in ieder geval die kant op zou lopen, dan zou ik vast wel natuur tegenkomen.

Almere is leeg op zondag. Op andere dagen misschien ook wel, maar ‘t was deze zondag opvallend. Ondanks ‘t mooie weer, bevond niemand zich buiten. Niemand die in een stoeltje voor de deur zat of ff een praatje met de buren maakte. ½ 2 ‘s Middags, & ik hoorde slechts een enkele keer wat geluid uit een tuin komen. Iedereen had een tuin, maar bijna niemand ‘t bijpassende geluid. Zou deze stad de bevolking van de campings leveren?

Ik liep van wijk naar wijk, steeds gaven de bordjes aan waar zich plassen zouden moeten bevinden. Steeds weer dacht ik dat dat niet overeenkwam met m’n richtingsgevoel. Maar ik was de vreemde, ik moest me wel laten leiden door richtingaanwijzers.
Elke keer als ik dacht: hier begint de natuur, bleek ik slechts door een parkje te lopen, waarachter zich weer een nieuwe wijk bevond. & Werd ik opnieuw dwars tegen m’n richtingsgevoel in verder gemanoeuvreerd. Weer door een park, weer langs wat water, weer een nieuwbouwwijk.
Slechts af & toe was de wijk opgesierd met een kinderdagverblijf, of een kapsalon in een woonhuis, maar nergens kwam ik winkels of café’s tegen. Ik vroeg me af wat voor mensen hier zouden willen wonen. Wie zou oud willen worden in een stad waar je alleen maar kan wonen? ‘t Volgende moment passeerde er een stel op de fiets.
‘Hier woon je ook mooi,’ hoorde ik de vrouw tegen haar man zeggen.
Ik keek met de man mee om me heen, maar zag slechts doodgewone rijtjeshuizen.

Op een gegeven moment heb ik de moed opgegeven. Ik was in een wijk terechtgekomen waar de huizen nog niet af waren. De toekomstige bewoners maakten van de vrije zondag gebruik zich op de hoogte te stellen van de voortgang van de bouw. Andere gedeeltes van de buurt waren afgesloten met hekken. Terwijl ik juist ‘t gevoel had dat ik achter de woningen moest zijn die daar in de verte lagen. Hoewel, als ik beter keek, dan zag ik, achter ‘t aangelegen bosje, een flat liggen. Nog net uitstekend boven de bomen. De volgende wijk.

Ik was al 1½ uur bezig de bewoonde wereld te verlaten, maar ‘t wilde me niet lukken. Waarbij ‘bewoond’ staat voor vakantie-lege & in aanbouw zijnde woningen, met zo af & toe een baas die z’n hond uitliet. Ik dacht aan een verhaal van Kafka. Over een man die ook de stad uit wil, maar zich steeds weer omgeven ziet door nieuwe flats. Dagenlang was-ie ermee bezig, maar ook hem wilde ‘t niet lukken.
Ik besloot de spoorlijn te volgen richting centrum. Aan de kant van ‘t fietspad stond een man over de sloot te staren. Ik vroeg ‘m hoelang ‘t lopen richting centraal station was.
‘Oh, binnen 10 minuten ben je er. Als je maar ‘t spoor blijft volgen.’

De natuur in Zijperspace is beter bewegwijzerd dan de stad Almere.