klak

M’n grootste ergernis, bedacht ik me vanmorgen, moet toch wel de deur naar de tuin zijn. Die van de keuken naar de tuin. Misschien moet ik zeggen: de vuilnisbak & de tuindeur. Of eigenlijk ben ik ‘t gewoon zelf waar ik me behoorlijk aan kan ergeren.

Ik heb nooit last van een ochtendhumeur. Voor mensen die daar wel onder gebukt gaan ben ik tijdens die ochtendlijke uren waarschijnlijk een afschuwelijk vrolijke verschijning. Stralend, alsof ik de morgenzon zelve ben. Zeker in zulk gezelschap.
Tuurlijk heb ik wel ‘ns te lijden onder een minder tevreden gemoed, maar dat spreidt zich dan uit over de gehele dag, niet slechts de morgenstond. Daarnaast zal dat mij niet aanzetten tot ‘t afsnauwen van anderen. Mijn humeur is dan meer introvert.

Dat wil niet zeggen dat ik me niet zou kunnen irriteren. Ook ‘s ochtends vroeg. Juist ‘s ochtends vroeg. Zeker bij ‘t verwijderen van afvalmateriaal.

Laat ik ‘t simpel illustreren.
Ik smeer ‘s ochtends enkele boterhammen aan de aanrecht. Op een gegeven moment ontstaat er restmateriaal. Spul dat de vuilnisbak in kan. Ik heb weliswaar een prullenbak naast de koelkast staan, maar die gebruik ik liever niet. Ik ga niet uitleggen waarom; is niet belangrijk voor ‘t de rest van ‘t verhaal. De vuilnisbak staat buiten. Ik draai derhalve de sleutel van de deur om, haal de schuif er af, duw de klink naar beneden, geef vanwege klemmen een ferme tik met m’n linkervoet tegen de onderkant van de deur & hel over om de vuilnisbak te openen. Afval weg.
Weer naar binnen. De deur sluit ik opnieuw af. Uit angst dat ik ‘t anders vergeet.

Klinkt niet zo erg. Dit kan geen irritatie veroorzaken bij een normaal mens, zou men kunnen veronderstellen. Zo ook bij mij niet. Ook niet ‘t achtereenvolgend geluid dat erdoor veroorzaakt wordt. Waarbij vooral de schuif een karakteristieke ‘KLAK’ veroorzaakt. Zelfs dat roept geen ergernis op.

Ware ‘t niet dat ik deze handelingen elke ochtend toch zeker 3 keer verricht. Steeds in de veronderstelling dat ‘t deze keer toch echt de laatste keer zal zijn. Er zal zich niet meer afval gaan vormen; ik zal niet meer naar buiten hoeven neigen voor ‘t verwijderen ervan. ‘t Is tenslotte in de keuken al koud genoeg; men wil zo min mogelijk de koude buitenlucht op de huid voelen.
Bij de 1e keer denk ik dat al. Bij de 2e keer denk ik dat net zo sterk als bij de 1e, maar ‘t feit dat ik een foute vooronderstelling had gemaakt, irriteert. Maakt me kriegel.
Bij de 3e maal dezelfde handelingen verrichten, geef ik de deur een welverdiende gemene trap. Precies dezelfde trap als daarvoor, maar nu is de intentie erachter anders. Naast ‘t willen openen van de deur (vanwege ‘t klemmen heeft-ie nog steeds wat stimulans nodig), wil ik nu ook gemeen zijn, ‘m ‘ns lekker laten voelen dat ik ‘t niet pik.

Vanochtend zag ik door ‘t keukenraam dat een kat in mijn tuin bedachtzaam om zich heen aan ‘t kijken was. 1st Lekker snuffelen, zo ong op de plek van ‘t Kattekruid, z’n achterste manoeuvreren, & vervolgens z’n blik op oneindig, ten teken dat hij in de dumpstand stond.
Op dat moment heb ik m’n irritatie omgezet in een weldadig gevoel. Begeleid door ‘t oorstrelende felle geklak van de schuif, ‘t draaien van de sleutel & de trap tegen de deur, bezorgde ik de kat een hartverknettering. Een plantenspuit zou minder effektief zijn geweest.

Tot zover de avonturen tijdens ‘t vrije weekend in Zijperspace.

sweater

M’n moeder vroeg me laatst waarom ik nog steeds die sweater had. Die zag er toch niet meer uit? Ja, maar hij is groen, zei ik, & hij zit zo lekker.
Ze had die vraag al eerder gesteld. Ik was bij haar langsgekomen met ‘t verzoek of ze enkele gaatjes wilde dichten. De 3e of 4e keer dat de sweater de operatie onder de naaimachine moest ondergaan.
Dat ding is toch niks meer, zei ze.

Ik zie de gaatjes in m’n rechtermouw ook heus wel. De gaatjes die m’n moeder niet meer op een onzichtbare manier kan wegwerken. 3 Minuscule gaatjes zijn ze echter in mijn ogen. Ontstaan in de periode dat ik nog blowde. Er zat meer stuff in de joint dan dat er tabak in zat. Dat veroorzaakte wel ‘ns een kruimelende askegel. Die op zijn beurt brandgaatjes in de bekleding van de bank, vloerbedekking of trui kon bewerkstelligen. Maar dat was bij de huisdealer; m’n moeder had er, naast de gaatjes in de sweater, geheel geen last van. De gaatjes gaan ondertussen al 15 jaar mee. Minstens. Indertijd was-ie al oud aan ‘t worden. & Ik was al even hardnekkig in ‘t weigeren ‘m weg te gooien.

Lang geleden heb ik ‘m bij C&A gekocht. ‘t Was rond de tijd dat ik straalverliefd op Mirjam was. Dat moet 20 jaar geleden zijn.
Bij C&A kocht ik nooit wat, maar deze sweater was meteen goed. Precies de juiste kleur. Dat zag ik al vanaf een afstand. We haalden ‘m uit ‘t rek & rekenden meteen af bij de kassa.
Ik moest alleen zorgen dat ik onopvallend ‘t winkelpand kon verlaten. Niemand mocht me zien. Zeker niet met een tas van dit mega-concern, de grootkapitalisten. ‘t Zou als politiek incorrect gedrag beschouwd kunnen worden.
Ik had gelukkig m’n moeder bij me. Men zou vast niet vreemd opkijken als zij een C&A-tas droeg. Helaas vond m’n moeder dat ik de kleren die ik had aangeschaft ook zelf moest dragen. Ik heb me toen ontzettend gehaast om zo onopvallend mogelijk weer bij de auto te komen.

Er zitten vele dierbare herinneringen aan deze sweater. Waar m’n moeder geen weet van heeft. Ik denk er zelf ook nooit bij na, maar ‘t zorgt er misschien wel onbewust voor dat-ie zo lekker zit. Ook al hangt-ie aan alle kanten.

Ik heb in deze sweater bijvoorbeeld liggen vrijen met Mirjam. Waarschijnlijk wel vaker dan 1 keer. Veel te warm. Daarom nooit te lang gedragen in een dergelijke situatie. Hij moest al snel uit. Ook aan kleren die uitgetrokken worden kan men zich gaan hechten.
Daarnaast had ik ‘m bijna elke dag aan in de periode dat ik net in Amsterdam kwam wonen. Vaak met Bob in de kroeg gezeten in die periode. Veel rook heeft-ie in zich opgenomen. Dat was te ruiken. Ik rook de volgende ochtend vooral de peuken die Bob van mij gebietst had.
Ik heb ‘m meegenomen op vakantie in de Ardennen. Zittend voor ‘t kampvuur om aardappels te poffen, met deze sweater tegen de avondlijke kou. Maar ook om kinderen aan me te laten sleuren. Hij werd gemangeld onder de sleurende kindervingers. Ik was nou 1maal populair bij de nederlandse kinderen. Waarschijnlijk de enige vrijgezel. Met een lekker sweater om aan te hangen.
De laatste jaren gebruik ik ‘m ‘s winters als xtra laagje, zodat ik geen dikke winterjas aan hoef. Dun laagje tussen andere dunne laagjes. Maximum aan bewegingsvrijheid.

& M’n moeder wil dus eigenlijk dat ik vele herinneringen weggooi.

M’n moeder verbood me ooit de boeken van m’n opa weg te gooien. Verkopen mocht al helemaal niet. Die boeken staan nog steeds in m’n boekenkast. Ergens in ‘t boek kan je zien dat ‘t van m’n opa is geweest. Ergens in een hoekje. Bovenaan. M’n moeder had dat nooit hoeven te benadrukken.

Nee, m’n sweater gaat niet weg. Ik heb al te veel kleren weggegooid. Er staat ergens in m’n sweater aangegeven dat ‘t ooit van mij is geweest. Je zou ‘t kunnen ruiken. Misschien moet je ‘t zien.
Ondertussen is de sweater me veel te groot. Helemaal uitgerekt door alles wat-ie heeft meegemaakt. ‘t Lubbert lang over m’n lichaam heen.

Buiten dat: ‘t is zo lekker warm, ‘s avonds laat in Zijperspace.
(& hij is groen)

stiekum

Vroeger schreven we ‘t woord stiekem als ‘stiekum’. Dat was heel gewoon. Iedereen deed ‘t. Je kon je niet voorstellen dat er een andere mogelijkheid was. Stiekum. Zo schreef men ‘t, op ‘t moment dat je leerde lezen & schrijven, simpel als wat.

Ik weet niet meer wanneer men, of eigenlijk: wanneer ik besloten heb om ‘stiekem’ te schrijven. Wanneer heb ik ‘t besluit genomen me te voegen naar de rest? & Wat deed de rest besluiten dat ‘t niet meer anders kon?

Wellicht stond ‘t te baldadig. Kum. Dat laatste stukje ‘kum’. Daar kon de nette burgerbevolking niks mee. Daar werd te veel fantasie mee aangesproken. Of een broeinest van ongehoorzaamheid. Want zo zie ik ‘t uiteindelijk: stiekum is pas écht stiekum.
Je gehoorzaamt niet aan de regels dmv stiekum. Je hoort er net niet bij. Je bent net te klein, te uitzonderlijk, te dwars; er wordt nog niet naar je geluisterd als je stiekum hanteert.

Maar plots merkte ik, zonder dat ik ‘t in de gaten had gehad, dat ik ook overgestapt was. Ik was blijkbaar ook een grens overgegaan. Een stapje te veel naar volwassenheid had ik gezet. Ik mocht blijkbaar niet meer van mezelf stiekum schrijven.
Ik kwam er alleen pas jaren later achter. Toen ‘t al te laat was. Stiekem was inmiddels stiekem. Ik kon al niet meer anders.

Men conformeert. Men wordt ertoe gedwongen te conformeren. Als men niet conformeert, wordt men gezien als moeilijk. Dwars. Kinderlijk. Eigengereid. Maar vooral moeilijk.
Zo werd ‘t van de week letterlijk ‘voor de wind’ gezegd. Door iemand die zelf de schijn ophield niet te willen conformeren. Hij stelde zichzelf voor als kunstenaar. Maar kende de spelling van ‘t woord stiekum niet meer.

Alles moet ‘tzelfde blijven, vooral voor hen die niet kunnen begrijpen van hoe te ontsnappen aan een harnas dat knijpt, lucht wegneemt. Zulke personen willen dat iedereen dezelfde gevangenis beleeft als dat zij meemaken.

Ik schrijf stiekum. Ik heb besloten dat weer te doen. & Ik schrijf &. Net als dat ik ‘t schrijf. Ik kan niet anders. Ik kan me niet voorstellen dat ik nog kan leven als ik niet de mogelijkheid heb de tijden te herbeleven dat ik nog stiekum kon zijn.

Anders heeft Zijperspace geen recht van bestaan.

herfstblaadje

Ik heb ‘t gehad. In 2 weken tijd 6 avonden de deur uit is een beetje te veel van ‘t goede. Dat hoeft van mij niet meer zo zeer. Ik trek me liever weer terug in m’n kluizenaarsbestaan: alle avonden in m’n 1tje thuis. & Slechts de wijde wereld tijdens m’n werk.

”t Is echt ongelooflijk,’ zei ik vrijdags tegen m’n collega, ‘hoeveel mooie vrouwen je kan tegenkomen op een donderdagavond in Paradiso.’
‘Tsja,’ zei ze potteus, ‘waarom denk je dan dat ik zo vaak uitga? Zou je ook vaker moeten doen. Misschien kom je nog ‘ns iemand tegen.’
‘Nee, ik blijf liever thuis. Ik wil er geen moeite meer voor doen.’

Na afloop van ‘t optreden dat ik op maandagavond in ‘t Concertgebouw bijwoonde, zat ik met de altviool wat na te drinken.
‘Wat meteen opvalt als je in de zaal zit, is dat ik met m’n 38 jaar zo’n beetje de jongste ben van ‘t voltallige publiek,’ zei ik ‘m. Hoewel ik bij mezelf moest bekennen dat ik 2 personen had gezien die zeer duidelijk jonger oogden. ‘Voelt ‘t niet vreemd dat je op zo’n avond, eigenlijk elke keer als je met je kwartet optreedt, voor een groep bejaarden speelt?’
‘Daarom vind ik ‘t ook zo’n verademing om met Morcheeba op te treden,’ antwoordde hij, ‘dan komen al die 10-ers na afloop op me af om me te complimenteren met m’n spel. Al die jonge meisjes willen dan opeens een handtekening. Da’s heel wat anders dan de bejaardensoos in de kleedkamer van ‘t Concertgebouw.’

Gisteravond had ik als afsluiting van deze roerige periode een feest van Judith. Mensen van mijn leeftijd waren over ‘t algemeen uitgenodigd. Ofwel iets ouder. Eindelijk zou Judith een groots feest geven, zo was de bedoeling. Maar slechts een enkeling kwam opdagen. & Die enkeling had zich enorme moeite moeten getroosten om oppas voor de kinderen te regelen.
Er werd wel gedanst, maar zelfs dat vond te laat plaats. Toen ‘t zover was, waren enkelen reeds op huis aangegaan, vanwege ‘t ontbreken van sfeer. De vloer was zelfs tijdens ‘t dansen leeg te noemen.

Al enkele dagen hangt er een herfstblaadje buiten. Als ik door de achterramen de tuin in kijk, hangt-ie in de rechterbovenhoek van ‘t totaalbeeld. Alsof ‘t aan moet geven welke omroepvereniging mij dit voortovert.
Ogenschijnlijk lijkt ‘t nergens aan vast te zitten; de spinnewebdraden zijn door ‘t tegenlicht niet te ontwaren. ‘t Wappert daar op de wind, totaal los van ‘t balkon er vlak boven & de muur ernaast. ‘t Hangt, meer dan meedeinen op de natuurelementen doet ‘t niet. Eigenlijk had ‘t allang al op de grond moeten liggen, net als alle andere herfstigheden, maar ‘t vertikt ‘t om zich over te geven aan die vergetelheid. ‘t Lijkt alsof ‘t liever ergens tussenin wil blijven hangen.

Zo voelt ‘t ongeveer in Zijperspace.

druk

Vanaf heden heb ik weekend. Maar liefst 2 dagen achter elkaar vrij. Elke week dinsdag & woensdag. M’n weekend valt midden in de week. Ik zal er vandaag nog ff voor moeten werken (& voortaan elke zaterdag), maar dan heb ik voor ‘t 1st weekend sinds m’n jeugd. Op regelmatige basis dan.

Ik heb me wel ‘ns zitten afvragen of kinderen ‘t niet drukker hadden dan ouders. Op momenten dat ik over m’n boeken gebogen zat. Pogingen ondernemend op ‘t laatste moment rijtjes engelse woorden in m’n hoofd te stampen, wiskunde-opgaves uit te werken, of 3 hoofdstukken voor economie te bestuderen.
Ik had natuurlijk een krantenwijk. ‘t Bezorgen van kranten begon al op m’n 8e met ‘t dagelijks 2 kranten aan de overkant in de brievenbus stoppen. 2 Adressen die bij de wijk van m’n broer hoorden. Bouwde zich steeds meer uit, tot ik elke dag een uur lang m’n ronde moest doen.
‘s Zaterdags naar de padvinderij. Verdienden we niks aan, maar we moesten wel elke week heen. Eindelijk wat rust in huis voor m’n moeder.
Op maandagavond gym. Een uur lang lichamelijke oefening in je vrije tijd. Eeuwig zonde, vonden we, maar we moesten iets aan lichaamsbeweging doen van onze ouders.
Dan hadden we nog tussendoortjes als folderwijken. Verdienden we goed snel geld mee. Op woensdagavond de hobby-club. Was niks voor mij, heeft dus niet lang geduurd. & Natuurlijk de kerk op zondag. Daar konden we niet onderuit.
Vanaf m’n 16e werkte ik in de bieb. Verdiende goed. Daardoor kon ik stoppen met de krantenwijk, maar de zaterdagochtend was voortaan wel altijd bezet.

Elke dag van de week was ik wel ergens mee bezig. & Als ik niet op school zat, moest ik er ook nog ‘ns voor zorgen dat ik m’n huiswerk gedaan kreeg. Men had ‘t wel over weekend, maar als kind had je ‘t te druk om je daarmee bezig te houden. Weekend betekende nog ff wat xtra werken, & dan zo snel mogelijk naar de clubs waar je ingeschreven stond. Voordat ‘t weekend aanving moest je al gezorgd hebben dat ‘t werk voor school klaar was. Anders kon je daar zondagavond nog ‘ns aan beginnen. Dat betekende dan ‘t toppunt van stress.

Maar vanaf heden heb ik dus weekend. Weliswaar als iedere andere nederlander werkt, maar dat kan bij mij de pret niet drukken. Ik zou echter niet weten wat ik met dat 1e weekend moet doen. Waarschijnlijk heb ik er uiteindelijk te kort tijd aan.

De Sire is momenteel bezig met de campagne ‘Kinderen hebben het druk’. Ik had daar misschien wel in gepast, toendertijd. Maar mij hoorde je vroeger niet klagen. Behalve dat de docenten ‘ns wat minder huiswerk moesten opgeven.

Dan hadden we meer tijd om geld te verdienen in Zijperspace.

spruiten

Vanavond heb ik zomaar weer ‘ns spruitjes gegeten. Kant & klaar-maaltijd van de Albert Heijn: ‘Spruitjes stamppot met rookworst’.
Die rookworst hoort er eigenlijk niet bij te zitten. ‘t Hoort zelfs geen stamppot te zijn. Hoewel we dat later wel wisten te waarderen. Dat werd er in gebracht, omdat we steeds meer behoefte kregen aan variatie. M’n vader had daar niet perse behoefte aan. Die wilde net als vroeger spruitjes, gewoon met aardappelen, liefst daarbij klapstuk met veel vet eraan, zoals we ‘t vroeger allemaal ‘t lekkerst vonden.

Volgens mij waren de 1e spruitjes van ‘t jaar ‘t best te genieten. Nog niet te wrang, lichtjes zoet van smaak. De kroontjes, de kontjes van de kroontjes, moesten nog een klein beetje knapperig om in te bijten zijn. Net niet helemaal gaar. & De spruitjes hoorden niet uit elkaar te vallen. Maar wel net zacht genoeg om te kunnen prakken. Geprakt met de aardappelen bedekten ze ‘t bord. Met in ‘t midden een kuiltje. Voor de jus.

Naarmate ‘t seizoen vorderde werden de spruitjes kleiner. M’n moeder hield bijna niks over van een kilo bij de groenteboer. ‘t Werd uiteindelijk een klein pannetje vol, waar m’n vader ‘t 1e recht over had. & Als je vroeg genoeg op de dag had gezeurd dat je ook een hapje wilde, had je kans dat je de andere helft kreeg.
‘Ja, ik heb ‘t Ton beloofd,’ zei m’n moeder dan tijdens ‘t opscheppen, ‘de volgende keer ben jij aan de beurt.’
Juist die kleintjes konden verrassend lekker zijn. In tegenstelling tot wat de verwachting was. Al ‘t genot van de spruit leek geconcentreerd in een klein groen kogeltje. Heldergroen. Met een lik mosterd erop zag de spruit temidden van de aardappelen, tezamen geprakt, er perfekt uit. Mooier kon m’n bord eten er niet uit zien.

M’n vader dacht daar iets anders over. Die at spruitjes ‘t liefst de dag erna. Kon ‘t opgewarmd worden. & Lichtjes aanbranden. Waardoor ‘t een bruin korstje kreeg. Niemand anders die ‘t dan nog lustte.
M’n vader had de mosterd & peper naast z’n bord staan. Hoewel er al genoeg peper op zat, volgens m’n moeder. Maar ook al hoorde m’n vader ‘t, hij verstond ‘t niet, wilde ‘t niet verstaan. Peper moest er op. ‘t Ging ‘m alleen al om ‘t gebaar van ‘t strooien van de peper. & Daarnaast dan nog de mosterd.

Ik stopte m’n maaltijd vandaag in de magnetron. In 6 minuten klaar. Gloeiend gelijkelijk verdeeld heet. Ik weet niet of m’n vader wel jaloers op me zou zijn. ‘t Zou ‘m veel te weinig moeite hebben gekost. & ‘t Werd bovendien nogeneens knapperig bruin. M’n vader weet vast niet wat een magnetron is, heeft ‘m in ieder geval nooit gebruikt. De spruitjesstamppot heeft-ie waarschijnlijk uit z’n geheugen gebannen.

Er wordt geprakt, niet gestampt, in Zijperspace.

leeg

‘t Voelt leeg, zo’n hoofd. Een hoofd van gister, teveel aan gister heeft sporen achtergelaten in m’n hoofd. Die moet eigenlijk gevuld worden met vandaag. De dingen van vandaag zullen dat vervelende gevoel wel ‘ns overstelpen. Tenminste, dat zouden ze moeten.

Ik merkte ‘t ook niet terwijl ik naar muziek stond te luisteren die me overdonderde. Ik moest me dwingen langzaamaan te drinken, steeds in m’n achterhoofd houdend dat de maaltijd slechts uit heel veel boterhammetjes & bolletjes tussendoor had bestaan; beslist geen goede bodem. Maar als ik mezelf wilde dwingen daartoe, moest ik m’n gedachten er bij houden.
Dat lukte me niet tijdens ‘t optreden van 2 bands, gisteravond. Een geluk was ‘t nog dat ik m’n plek, m’n riante doorkijk naar ‘t podium, niet wilde verliezen, zodoende geen gelegenheid had me naar de bar te begeven. Pech daarentegen dat ik daar van te voren aan had gedacht & een dubbele portie bier had ingeslagen.
Dus elke keer als ik dorst had, nam ik een slok.
Ik had veel dorst, zoals ik altijd veel dorst heb.

Pas onderweg naar ‘t toilet merkte ik ‘t. Niet tijdens ‘t gesprek met een kennis in de grote zaal. Girls Against Boys walste dat gevoel oorverdovend weg. Ik moest xtra hard schreeuwen om mezelf verstaanbaar te maken. Waardoor ik m’n evenwichtsoorgaan overschreeuwde.
Wat is er met me aan de hand, dacht ik kort staande voor de pisbak, maar ik herinnerde me ‘t volgende moment de hoeveelheid bier die door m’n keel was gegaan. Nog 1 biertje & dan naar huis.

Gek genoeg merkte ik ‘t ook niet toen ik op de fiets zat. Zogauw ik 1maal de gang te pakken heb, ‘t plaveisel schiet onder me door, de medeweggebruikers laat ik al snel ver achter me, verdwijnt elk gevoel van beneveling uit m’n hoofd. Of ‘t zou dat gevoel moeten zijn dat me ertoe aanzet steeds harder te gaan fietsen, adem moet bij elke keer in/uit optimaal benut worden, m’n beenspieren mogen geen moment rust hebben.

Thuis aangekomen was ik door de inspanning schijnbaar dermate ontnuchterd & m’n keel verdroogd, dat daarvoor nog wel een biertje ter compensatie uit de ijskast gehaald kon worden.
‘t Is altijd dat laatste biertje dat ‘t lege gevoel de volgende ochtend veroorzaakt. Die heeft ‘t gemis teweeggebracht, wat geleid heeft tot een grote bel lucht in m’n hoofd, die er perse uit wil. Uit m’n schedel. ‘t Bonkt tegen de binnenwand. Lijkt alleen maar groter te worden.

Voordat ‘t zover was, werd ik echter 1st midden in de nacht wakker. Helder, nog geen koppijn, nuchter genoeg, maar ook met nog ruim voldoende alcohol in m’n lichaam om niks te voelen.
Ik heb iets geschreven voordat ik ging slapen, schoot me te binnen op dat moment.
Ik ben uit bed gestapt & heb ‘t onmiddellijk vernietigd. Zulke lege teksten hoefden niet gelezen te worden. Meteen gecontroleerd of iemand dat toevallig in de tussentijd wel gedaan had.

Maar in die enkele uren tijds was niemand langsgeweest in Zijperspace.

(ver)zoeken

Als ik de kijkcijfers mag geloven, komen er op elke 100 bezoekers ong 30-40 dankzij zoekmachines bij mij langs. Neemt u vooral ff een kijkje. Mocht dit geen duidelijkheid scheppen, dan kan men natuurlijk ook nog bij m’n andere teller poolshoogte nemen. Uit die gegevens zou men zelfs kunnen afleiden dat de verhouding tussen geïntendeerde & gedirigeerde bezoeker nog wat meer in de richting van de laatste neigt.

Vind ik niet zo erg. Blijkbaar gebruik ik ontzettend veel verschillende woorden & gevarieerde zinsconstructies, waardoor men gelooft dat men juist hier kan vinden wat men zoekt. Of ‘t nu over lantaarnpalen gaat, afscheiding, marokkaanse meisjes of gothic jassen, men denkt de oplossing bij mij aan te kunnen treffen.
Ik vind ‘t slechts jammer dat ik de mensen moet teleurstellen.

Ik betreur ‘t echter ook dat de mensen blijkbaar niet kunnen zoeken. Dat ze de logica van de zoekmachines niet begrijpen. Gaarne wil ik dan ook van ‘t schrijven over dit onderwerp profiteren door te verwijzen naar Voelspriet. Daar wordt in de nederlandse taal, op een intelligente manier uitgelegd hoe de div zoekmachines werken & hoe men er uit kan halen wat er in zit. Men heeft mij daarbij niet nodig.

‘t Wordt weer Sinterklaas-tijd. Men gaat weer op zoek naar allerhande leuke plaatjes, afbeeldingen, foto’s, etc van de Goedheiligman. & Komt natuurlijk bij mij terecht. Groot is de frustratie als men niet vindt wat men zoekt, zo blijkt uit de verzoeken die men vervolgens bij mij neerplempt.
Vanochtend kreeg ik ‘t verontwaardigd & dwingend klinkende ‘Sinterklaasafbeelding’ binnen.

Enkele weken geleden vond er reeds een conversatie via meel plaats van een ander persoon die een wat specifieker plaatje nodig had: de Sinterklaas-afbeelding gemaakt door Joost Swarte (volgend jaar komen op deze mededeling minstens 100 bezoekers via zoekmachines binnen). De persoon in kwestie had er een persoonlijk meeltje van gemaakt.

gaarne een afbeelding van een ‘orginele -sint plaat van joost
swarte!? gevonden via google-zoeken
echter op je site niets van de vinden
in woord noch beeld helaas

Ik heb ‘m geantwoord dat ik ‘m niet kon helpen & dat-ie de zoekmachines misschien wat beter zou moeten gebruiken. Waarop hij obstinaat reageerde dat ‘t toch zeker niet aan hem lag dat-ie bij mij terecht was gekomen. Hij stuurde daarbij de tekst mee die hij bij google had aangetroffen.
Ik ben toen maar voor hem gaan zoeken. 10 Minuten later had ik z’n plaatje gevonden. Dat had ik eerder moeten doen: na 2 dagen meel-conversatie hoorde ik plots niets meer van de goede man.

De andere persoon, Pascale schijnt-ie te heten, wordt echter wat ongeduldig. Tijdens ‘t intikken van deze tekst, voelde hij zich genoodzaakt een 2e reaktie bij mij achter te laten, (of moet ik ‘t interpreteren als een verzoek?) ditmaal ‘Sinterklaasafbeeldingen’. Hij wil blijkbaar meer dan slechts 1.

Maar kinderen die vragen die krijgen niks van Sint in Zijperspace.

tijdeloos

Ik heb de tijd weer ‘ns aangezet. Voor de 3e of misschien wel 4e keer dit jaar. Dat dient handmatig te geschieden. Af & toe hou ik de tijd gewoon niet bij tijdens ‘t plassen. Je kan niet altijd de boog gespannen houden tijdens dit soort werkzaamheden. ‘t Vergt wat concentratie om gedichtjes te lezen van een scheurkalender die tegen de muur van ‘t toilet hangt. Vooral als je je slechts voor die bepaalde bezigheid daar begeeft.

Voor volgend jaar laat ik de tijd bepalen door de geschiedenis. Elke dag een nieuwe vraag over iets historisch, elke dag op de achterkant van ‘t datum-blad een antwoord. Misschien dat ‘t bij tijd & wijle minder moeizaam zal verlopen als de klassieken van afgelopen jaar. Wat mogelijk gelegen heeft aan ‘t feit dat de klassieken vertolkt werden in de vorm van gedichten. Waarbij Hans Warren ‘t niet kon laten zijn naam ‘t meest te laten verschijnen. Bedoeld misschien om genereus zelf de gaten op lege data te vullen, maar oervervelend als je hangend boven de pot een gedicht moet lezen om de volgende dag te laten beginnen. Officieel te laten beginnen, bedoel ik dan.

Ik ben altijd wel opgelucht dat niet zoveel mensen mijn huis visiteren. Dan zouden ze toch alleen maar zien dat ik kwa tijd er een beetje achteraan loop te hobbelen. (Ik zal ‘t maar niet hebben over de familie-verjaardagskalender; die staat al meer dan een jaar gewoon helemaal stil; doordat iemand op mijn verjaardag zo vrij was geweest enkele bladen van afzonderlijke maanden te bestuderen, is-ie nog wat opgeschoven in de tijd, maar de juiste maand geeft-ie slechts 1 keer in ‘t jaar aan).

Ik zal u alvast een voorproefje geven. Weet men vast wat er ‘t komende jaar gebeuren gaat, of eigenlijk al gebeurd is.
De vraag voor volgend jaar 13 november luidt:

Waarom vergeleek de engelse dichter sir Thomas Overbury (1581-1613) adel met aardappelen?

(Ik zou niet weten wat ik daarmee moet. Gelukkig kan ik stiekem op de achterkant ‘t antwoord bekijken.)

& Nu ik naar ‘t gedicht op 2 oktober dit jaar kijk (ik loop achter, zoals ik al zei): veel te lang om hier zomaar te plaatsten. Net niet te lang om een plas bij te doen. Nou wil dit gedicht toevallig over Dyonisos gaan. Prettig, denk ik, aan die god moet ik me ook maar ‘ns wijden vanavond. Veel te veel sores aan m’n hoofd gehad vandaag. Bij de volgende plas, noodzakelijk waarschijnlijk door ‘t respekt die ik Bachus vanavond getoond heb, zal ik dan ‘ns aandacht aan de 3e oktober besteden (gaat lekker nog steeds over Dyonisos; dat wordt een heerlijke nacht).

Op zich vind ik ‘t wel grappig: de tijd laten verglijden door ‘t verleden te laten passeren. Wellicht dat ‘t passeren van de tijd me beter bijblijft. Wat ik daar dan weer aan heb, weet ik dan ook weer niet.

Ik heb ‘t antwoord op de aardappelkwestie overigens stiekem alvast bekeken. Niet schokkend, ‘t verhaaltje op de achterzijde van de datum, hoewel de man ‘t uiteindelijk met z’n leven heeft moeten bekopen.

Volgend jaar verloopt de tijd vast sneller in Zijperspace.

overblijven

Nou moet ik zeggen dat ‘t geen onaardig uitzicht is. Een tuin waarin een groot gedeelte inmiddels bruin tot lichtelijk zwart ziet, een verdere verrotting tegemoet; nog een restant roze springt eruit van een late roos; voor de rest slechts groengele tot gele bladeren die zich laten wapperen door ‘t ongure weer.
Ik moest opeens bij mezelf bekennen dat 15 minuten onafgebroken er naar kijken misschien een ietwat overdreven was. Ik heb dwarrelende gedachtes, zei iemand laatst tegen me. Zo dwarrelend als wat nu buiten gebeurt, zeker, dacht ik daarnet.

Kijk, weer zo’n vallende wind. Enkele staken die daarnet nog overeind stonden trillen nu bijna verticaal op nog geen 20 cm van de grond. De laatste bladeren aan de struik in de hoek lijken er afgerukt te worden, zich te vermengen met ‘t losse gebladerte in de lucht. M’n tuin ziet er bij dit weer zo troosteloos uit, dat zelfs de vogels zich er niet in wagen. Ze hebben ook bijna geen tak meer om op te zitten. Slechts een enkel overblijfsel van afgelopen lente/zomer steekt nog boven de meter hoogte uit.
Ik moest misschien maar ‘ns een wandeling gaan maken.

Do pakte me bij dit weer vast bij de schouder, gaf een ruk aan m’n trui & met een gebarend vingertje zei ze dat ‘t tijd was om naar de dijk te gaan. Hup, in haar autootje tuften we de wind tegemoet. Naar de plek waar ‘t allemaal vandaan leek te komen.
Bovenop de dijk bij Huisduinen, er stonden altijd wel auto’s op uitkijk, werd ‘t karretje geparkeerd. 1st Acclimatiseren & kijken of we ‘t aandurfden. Nou ja, Do dan. Ik stond al buiten voordat zij ‘t idee had dat ze de zee kon zien. ‘t Kon mij niet ruw genoeg.
Als Do bereid was, de situatie kon overzien & mij dapper genoeg achtte om in te grijpen zogauw zij op de wind wegvloog, stapte ze uit & maakten we een ommetje onderaan de dijk.
Waarbij niets gebeurde. Tot grote verbazing van Do. Er waren slechts 4 voeten die stap voor stap hun 2 lichamen voortduwden. Op de natte dijk, tussen de natte spetters van de zee, & onder aanmoediging van natte vette druppels die als hagelstenen de wangen striemden.

2 Jaar geleden maakte ik een wandeling langs de Gein. Er was gewaarschuwd dat er windstoten van orkaankracht konden plaatsvinden, maar dat bericht was totaal aan mij voorbij gegaan. Om me heen vlogen de takken van de bomen. Om de 100 meter lagen er lange takken over ‘t smalle weggetje. Als er geen takken lagen, was er geen beschutting van bomen die aan de oever stonden & kon ik me met moeite staande houden. De enkele auto’s die mij passeerden konden niet anders dan stapvoets vooruit.
Bij een boerderij kwam er een jongetje van een jaar of 8 naar buiten.
‘Ik moest u van m’n moeder waarschuwen dat er om de hoek een boom over straat ligt. Straks komt de brandweer. Die hebben we net gebeld.’
Ik bedankte de jongen. Wierp een vriendelijke blik naar z’n moeder die lekker warm voor ‘t raam stond. Ik ging verder. Met moeite liep ik om de boom heen. Ook al omdat ‘t leek alsof de wind me met klappen van de weg probeerde te vagen.
De auto’s die ik onderweg tegenkwam attendeerde ik op de verderop gelegen obstakel door met m’n armen een boom te imiteren die omviel. Ze reden meteen wat langzamer. Ik voelde me als ‘t jongetje dat trots was mij gewaarschuwd te hebben. Ik keek ze na zoals hij me daarstraks nakeek.

Dit zijn van die dagen dat ‘t van binnen lijkt alsof er buiten heel wat aan de hand is. De natuur lijkt druk in de weer te zijn met de herinrichting. Alles wordt gesloopt om ruimte te maken voor ‘t ontwerp van volgend jaar. Eigenlijk heeft de natuur daar geen pottenkijkers bij nodig.
Op de kleuterschool mochten we bij dit weer overblijven.

Eigenlijk zou ik naar buiten moeten gaan om te kijken hoe ‘t werkelijk is.

Maar liever leeft men in een illussie in Zijperspace.