toekomst

Ik weet ‘t nu. Daarnet ben ik op ‘t idee gebracht. Zodat ik ‘t weet. Ik kan nu m’n eigen plan trekken. Ik heb geen inspiratie meer nodig. Ik hoef me slechts te wijden aan 1 ding.

Dan zal men echter wel aan mijn eisen moeten voldoen. Of de juiste behuizing voor mijn persoon moeten zien te vinden.
Er moet bier aanwezig zijn; desnoods begin ik zelf een brouwerij. M’n collega’s moeten ieder voor zich een brede verschijning hebben (zodat ik ietwat af kan steken, & m’n snor kan drukken). Men moet open staan voor de moderne media. Liefst nog moderner dan we nu al hebben, zodat ik tijdens de vespers de mogelijkheid heb m’n binnengekomen meel te bestuderen. De rest van de dag verstuur ik ‘t zelf wel. Ik moet in de gelegenheid worden gesteld familie te ontvangen. Ik wil pen & papier tot m’n beschikking hebben. Zodat ik gedichtjes, verhaaltjes op kan tekenen. Die ik dan in ‘t net uitwerk op de comp. Ik moet die comp tenslotte ergens voor gebruiken. Alleen op m’n kamer zal ‘t toegestaan zijn in m’n neus te peuteren. Die kamer moet zo afgesloten zijn dat niemand dat kan zien. Laat staan dat men mijn scheten zal kunnen ruiken. Ik wil rust, geen geluid, de wind die waait, de vogels die fluiten, & ‘t gras dat ruist. Verder ook nog een winter & een lente; die andere 2 slaan we over. Winter met veel sneeuw. Lente met veel groen & een zachte bries. Ik wil een open neus, zodat ik die bries daadwerkelijk kan ruiken. Vooral inlandige. Hoewel dat natuurlijk ook niet nodig is, want gezeten op dat eiland is alles inlandig. Heb ik ‘t al gehad over de boekenplanken, de bieb? Daar wil ik ook moderne boeken hebben. Die zich steeds laten vernieuwen, zoals Jezus de brood- & wijnvoorraden continu kon vernieuwen. Ik wil veel zee kunnen zien. & Kunnen liggen in ‘t zand zonder dat ‘t in m’n haren blijft hangen. Ik wil een kapper die snapt wat ik bedoel, zodat ik geen psych nooit nodig zal hebben nimmer. Ik wil dikke muren die alles afsluiten, muren die trillen van eeuwige duurzaamheid, maar wiens trillng niet hoorbaar is. Hoge torens om alles te overzien. Ook de overkant. & M’n delicatessenleverancier moet ook gelijk maar meekomen. Af & toe moet ik ‘t idee hebben dat er een moord gepleegd is, ver van me vandaan. Soms wil ik ook wel een ruzie, of dat ik ‘t ergens niet mee eens ben. Maar altijd heb ik gelijk. & Achteraf gaan we met z’n allen boerenkool eten met heerlijke hema-worst. Die winkel hebben ze bij ons afgeschaft, maar ze zijn de voorraad worsten vergeten. & Anders zijn er natuurlijk ook de vlaamse friet, met Andalucia, slechts 1 keer per week leverbaar, want de luxe moet niet te gewoon worden. De kinderen krijgen elke dag een winegum van me, & m’n buren drinken gezellig met me mee.

Slechts heel af & toe, als ‘t moment daar is, zeg maar op ‘t hoogtepunt, als je denkt dat zoiets niet kan bestaan, wil ik muziek horen. & Denken dat vroeger alles beter was.

Ik wil de muziek horen wegsterven terwijl ik langzaam wegkwijn.

Ik weet dat er iets vergeten is in de toekomst.

Maar dat geeft niet, dat houdt ‘t spannend voor de lezers in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Kika. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

peertjes (de finale)

Nav een enquête van Puck besloot ik me ook maar weer ‘ns te verdiepen in de materie van de peer. Ik liet me zelfs verleiden tot de aanschaf van 3 van zulke xemplaren. Die verlangden echter nog wat geduld van mij, wegens hard.

Da’s niks voor mij: iets aanschaffen & daarvoor geduld betrachten. Ik ben een impulsieve koper; ik schaf iets aan om onmiddellijk te consumeren. Met etenswaren weet ik me nog wel enigszins te beheersen, maar enkele dagen nadat een bepaald produkt mijn domein heeft betreden zal ‘t toch genoten moeten worden. & Die dwangmatigheid ontstaat niet uit de vrees dat ‘t zou kunnen bederven.

Met een werkelijk onvoorstelbaar geacht engelengeduld beoordeelde ik 3 weken later de 1e peer als zacht genoeg.
Bij afwezigheid van m’n moeder.
Dan had ik beter geweten.
Er kwam weliswaar wat vocht los, ‘t droop zelfs gedeeltelijk m’n nek in, maar de materie was dermate hard, dat ik vreesde voor enige ontsteltenis van mijn toch al zo gevoelige darmstelsel.
Ik heb ‘t bij 1 partje gelaten.

1½ Week geleden waagde ik me aan de 2e peer. Inmiddels zagen ze beiden al lichtjes bruin (niet meer dan een gloed van bruin, maakt u zich niet ongerust) & als ik met m’n duim in 1tje drukte bleef m’n vinger erin afgetekend staan. Mocht ik iets vileins met de peer van plan zijn, de politie zou me makkelijk kunnen achterhalen door achtergelaten sporen.
Al snel schoten mij beelden te binnen van rondvliegende perenpartjes, waarvan een enkeling zelfs in de juspan terechtkwam. Hoe stevig m’n moeder de peer ook in bedwang hield, er glipte er altijd wel 1tje door haar vingers.
Dat te binnen schieten gebeurde echter te laat: 1 stuk schoot reeds door ‘t luchtruim rakelings langs m’n oren om uiteindelijk in ‘t kopje thee te belanden. Hoewel ik vanaf dat moment beter kon spreken van kopje. Geen thee.

Ik heb ondanks dit voorval zeker genoten van ‘t vloeiende vocht, de perfekte zachtheid & de heerlijke smaak van de peer.
Ik moest ‘t laatste xemplaar maar ‘ns meenemen richting Puck, besloot ik. Om haar te tonen hoe goddelijk lekker geduld kan zijn. & Om haar mee te laten genieten van de uitvloeisels van een door haar geïnitieerde enquête.

Ergens onderweg, ‘t moet ong ½erwege de reis zijn geweest, besloot ik een kijkje te nemen naar de peer. Controleren of de kwaliteit van deze peer mogelijk de andere kon overtreffen. Inspecteren op soepelheid, handvastheid, ouderdomskreukels, vochtverlies, etc. Een heus voorbeschouwend kwaliteitsonderzoek.

Meer dan een papje peer kon ik niet vinden in m’n rugzak.

Voorlopig laten we Zijperspace niet meer door een peer verlichten.

omlaag

De wc-bril hoort naar beneden. Sterker, niet slechts de bril; ook de klep die afdekt, hoort in zo’n houding te staan. Vraag maar aan m’n moeder. Da’s hygiënischer. Dat hoort zo. Dat stinkt minder. Heeft m’n moeder me toen verteld.

Ik heb ‘t Max div keren proberen duidelijk te maken, maar ‘t wil er niet in. Dat van die bril dan. De klep hebben we nogeneens op m’n werk. Waarvoor dan, vraagt-ie. Da’s hygiënischer. Dat hoort zo. Dat stinkt minder. & ‘t Ziet er voor de dames netter uit. Tenminste: alleen als je ‘t doet nádat je je plas hebt gedaan. Vergeet je die regel, dan veroorzaak je een averechts effekt.

Max wilde er niet aan. Hij kon m’n argumenten niet begrijpen. Hij kon ze stuk voor stuk weerleggen, zo dacht-ie. & Anders vergat-ie ‘t gewoon. De bril weer neer te leggen na gedane arbeid.
Buiten dat: Max gebruikt nogeneens een bril. Thuis hangt-ie gewoon boven de pot. Bril vindt-ie nergens voor nodig. Is onhygiënisch, zegt-ie. Blijven alleen maar dingen aan hangen. Wat voor dingen weet-ie niet. Ze blijven echter wel hangen. Daarom gebruikt-ie geen bril.

Ik ben natuurlijk geïndoctrineerd door m’n moeder. Zij heeft me van kindsbeen aan bijgebracht dat ‘t vies was. Wij dachten toen ook: onzin. Maar ja, je moeder is de baas. Ook al luister je niet. & Uiteindelijk wel na dreigementen dat je anders de wc de hele week zal moeten schoonmaken.

De spetters van mannen op de wc-rand blijven duidelijk zichtbaar staan. Da’s een belangrijk motief om de wc-bril omlaag te houden. Die spetters vangen xtra veel stof op (& andere viezigheden, waarover ik hier niet wil uitwijden), want vochtig. Nog viezer, betekent dat. Ik vind dat de voornaamste reden om de wc-bril omlaag te houden. Een vrouw hoeft niet te zien wat ‘t resultaat ‘s mans bezigheid is. Zo ouderwets ben ik ook wel weer. Dankzij m’n moeder.

Max wilde er niet aan. Ik ken nog wel meer van dat soort mannen. Allemaal op bepaalde leeftijd. Ze zijn ‘t niet gewend de bril omlaag te doen. Te weinig vrouwen in ‘t gezin. Of misschien te veel. Werd ‘t stilzwijgend voor ze schoongemaakt, omdat ‘t bij de vrouwen in ‘t gezin in ‘t oog viel. Vanwege de opstaande bril.

Max werd afgestrafd. Op m’n verjaardag.
‘Wie heeft die bril omhoog laten staan?’ vroeg m’n moeder.
‘Oh, dat zal Max wel weer zijn geweest,’ zei ik.
Max begon meteen ‘t verhaal dat-ie thuis helemaal geen bril gebruikte. Dat-ie dat hygiënischer vond. Blijven alleen maar dingen aan hangen. Wat voor weet-ie niet, maar ze blijven wel hangen. Daarom gebruikte hij geen bril.

Nou, m’n moeder heeft ‘m toegesproken. Nogeneens onder straffe van een week lang schoonmaken. Ze sprak ‘m gewoon toe.
Vrouwen vinden dat gewoon niet lekker, vertelde ze ‘m. Ze was helemaal gewend aan ‘t feit dat ze de enige vrouw was in een gezin met allemaal mannen, maar bij haar thuis mocht ‘t niet meer.
Nee, dat wist ik: dat mocht niet meer. De bril moest omlaag.

Max vindt dat tegenwoordig ook. Alhoewel hij nog steeds geen bril op zijn wc heeft. Vindt-ie onhygiënisch.

Maar de bril staat altijd omlaag in Zijperspace.

Dit stuk is tot stand gekomen dankzij Mijnheer Lijstje, welk verzoek hiertoe geplaatst is bij ‘t stuk drenkeling ipv ‘t normaliter te gebruiken artikel: wachten. Niet getreurd: ‘t is geplaatst; ik heb aan ‘t verzoek voldaan. Tot voller tevredenheid naar ik hoop. Ik wacht op verder commentaar.

verleiding

Vanaf heden zij er dan besloten dat de vrouw mijn kinderen niet voort zal brengen. Enig welke vrouw ook. Noch enig kind. Ze zullen mij niet meer pijnigen met de verleiding. Wederom vrouw noch kind. Dan maar geen nageslacht. ‘t Geslacht der Zijpen van de tak Ton zal uitsterven voordat ‘t besefte dat ‘t begonnen was. (Hoewel ik mij wel zeer bewust was, & zodoende ook nog steeds ben, van mijn bestaan).

Mede daarmee is besloten dat de vrouw niet meer in staat gesteld moet worden met adem of enigszins blazende verplaatsing van de lucht dmv mondtuiting mijn oor te beroeren. & Daarmee de rest van m’n lichaam, wegens golfslagbeweging die deze doet veroorzaken in de opeenvolgende zenuwen & bijbehorende prikkels in de hersens door openstaande synapsen & verdergaande anatomisch bepaalde stuiptrekkingen.
Waarvan ik geen kaas gegeten heb.

Ik zal de rest van mijn dagen doorbrengen in tonen, klanken uit eigen mond, nietsbevroedende klanken, die ik tijdens de dagelijkse, misschien wekelijkse, mocht ik mijn bewegingsvrijheid in die wijze willen indelen, wandelingen, ommegangetjes, tot mij hoor komen. Waarvan ik de neiging zal hebben ze voluit over straat te doen schallen. Kenbaar makend dat ik m’n eigen taal heb, m’n eigen bevolking, m’n eigen gebruiksaanwijzing.

Een vrouw zij daar beter niet in gemoeid.

Haar vreemde lichaam doet rare associaties oproepen van vertes & vlaktes, die niet op die van holland, ‘t vaderland, lijken. Een ongekend spel is dat lichaam, waar men zich uren mee zoet kan houden. Waar vertes verleidingen lijken, & holtes diepe spelonken van geheimenissen. Waar glooiingen uitnodigen tot onverhoeds balanceren, roekeloze pogingen ‘t evenwicht te verliezen & zelfoppofferend gedrag.
Men kan er beter niet vertoeven.

Zeker niet zo’n gestel als 1 afkomstig van Zijperspace.

gymzaal

‘t Moest geen gewoonte worden, dat gymmen op zondag. Ik denk dat m’n ouders ons ook weer niet te veel wilden verwennen. Wie had er van de leeftijdsgenoten, zowel die van m’n broers als van mij, nou een gymzaal tot z’n beschikking? Een volledige gymzaal, waar op zondag dan wel verjaarspartijtjes alles tevoorschijn gehaald kon worden & de kindergeest zich een paar uur uit kon leven.

Volgens mij droomde elk kind ervan dat een bowlingbaan (jongens) of een manege (meisjes) in familiebezit zou zijn. Van een gymzaal durfden de kinderen niet te dromen, want dat behoorde tot de absolute onmogelijkheden. Dus dachten kinderen daar niet aan.
Totdat ze de familie Zijp tegenkwamen.

Hoewel m’n vader slechts directeur van de huishoudschool was. Hij bezat niks. Maar zo deden we ‘t wel graag voorkomen. Vooral naarmate de verjaardag dichterbij kwam.

‘Niet vergeten je gymbroek mee te nemen naar m’n verjaardag woensdag, hoor.’
Naar andere verjaardagen moest je zwembroek mee. Niets zo afschuwelijk als dat soort partijtjes. Dan wilde iedereen mijn duikbril gebruiken, vooral ‘t verwende jarige neefje, terwijl ik ‘t water niet in durfde zonder die bril.
Nee, voor mij geen verjaardagen met zwembroeken. Daar ging ik niet meer heen. Zeker niet die van m’n neef. Dan kreeg ik toch weer op m’n donder van m’n tante. & M’n duikbril zag ik nooit meer terug.

Gymmen was veel democratischer. We haalden alle instrumenten uit ‘t materiaalhok, plaatsten ze overal in de zaal, de klimtouwen werden uitgedraaid, de knotsen & ballen uit de kasten gehaald & iedereen kon vervolgens z’n gang gaan. ‘t Enige wat de vriendjes hoefden te doen was de wil van de jarige gehoorzamen.
Touwklimmen dus.
Daar was ik nou 1maal de beste in. Of anders gingen we apenkooien. Kon ik weer de touwen gebruiken. & Won ik weer. Tsja, de jarige moest tenslotte winnen. ‘t Was zijn verjaardag. & Zonder mijn verjaardag was er ook geen gymzaal.

‘t Nadeel was alleen dat m’n vader vond dat we alles weer op moesten ruimen. Zoals we ‘t hadden aangetroffen moest alles terug in ‘t materiaalhok. Ook de touwen & knuppels & ballen. ‘t Moest gebeurd zijn binnen een kwartier nadat m’n vader ons kwam waarschuwen. Dan moesten we bovendien aangekleed & gewassen, indien noodzakelijk, klaar staan bij de deur.

Probeer dat maar ‘ns uit te leggen aan al die rotvriendjes die de hele middag al niet gedaan hadden wat de jarige wilde. Die totaal hun eigen gang gingen. & Bovendien rotcadeautjes hadden meegebracht. Hoe moest je dat groepje tuig van de bovenste richel wijs zien te maken dat m’n vader gehoorzaamd moest worden?

Blijkbaar was ik de enige die bang was voor m’n vader (& de toevallig meegekomen broer), want uiteindelijk hielp niemand van de vriendjes mee met opruimen. Totaal geen dankbaarheid hoefde ik van die jongens te verwachten; ‘t enige waar ze aan dachten was ‘t zo snel mogelijk aantrekken van de kleren & schoenen. Zonder een douche te nemen (tjemig, wat stonk Andrew; die lieten we op de terugweg lekker voorin de auto naast m’n vader zitten).
Ze dachten alleen maar aan de patat die m’n moeder inmiddels thuis had bereid. Ik praatte m’n mond altijd voorbij. Een week van te voren was ‘t programma in de gehele klas genoegzaam bekend. Met rode koppen & haast, want hun moeders wilden vast niet dat zoontjelief zo lang van huis was, werd de feestmaaltijd verorberd.
& Bij de deur stond m’n moeder met voor iedereen een zakje vol met snoep.

Toen wisten we al wat feesten was in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Theo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

slavendrijver

Ik heb er al eerder over geschreven, omdat ‘t me inmiddels al enkele malen overkomen is. Eigenlijk had ik me ook al voorgenomen er geen woord meer aan vuil te maken, zoals ik mezelf wel vaker probeer te beschermen tegen herhaling.
Soms is herhaling echter niet te vermijden, vooral omdat ‘t geheugen feilbaar is. Soms ook omdat er een kleine wijziging heeft plaatsgevonden in de situatie die betrekking heeft op ‘t reeds aangestipte onderwerp. & Een enkele keer kan er een kleine variatie op ‘t thema worden gegeven.

Niets van voornoemde redenen doet mij momenteel bewegen tot ‘t opnieuw aanroeren van onderstaand. ‘t Is slechts dat de emotie zo heftig & frustrerend is, dat ik niet anders kan dan dat van me af te schrijven. ‘t Liefst had ik momenteel de tuindeuren ingetrapt, ‘t beeldscherm op straat gegooid, de tuin platgewalst, ‘t behang van de muren geschraapt, alle boeken uit de kast getrokken, de cd-rekken voorovergestort, de bankbedekking overgoten met hete thee, m’n lunch in ‘t cd-rom-lade gepropt of anders een poging ondernomen mezelf te stenigen.
Bij gebrek aan stenen heb ik besloten de aggressie vanwege frustratie om te zetten in tekst. Nieuwe tekst.

Ik was van plan ‘t te negeren. Net als gisteravond. Toen heb ik onmiddellijk m’n boek gepakt (nadat ik nog snel enkele zinnen die ik me nog letterlijk wist te herinneren op m’n toetsenbord ramde), ‘t laatste slokje bier sloeg ik achterover & ik ben in bed gaan liggen. Door ‘t late tijdstip viel ik vrij snel in slaap. Negatie van gevoel geslaagd.
Gisteravond was dat. Inmiddels is ‘t vandaag.

Weet men hoe ‘t voelt om verlaten te worden door de tekst die je net geschreven hebt? Hoeveel gedachtes heb ik er wel niet aan besteed, hoeveel tijd zou een comp erover doen tot ‘tzelfde resultaat te komen? Hoe groot is de kans dat dezelfde zinnen in dezelfde constellatie opnieuw tevoorschijn komen? Is de kans dat dezelfde bytes in dezelfde hoedanigheid terugkomen niet groter dan de kans dat dezelfde atomen ‘tzelfde lichaam weer vormen?
Ergens, ooit, misschien geschreven door iemand anders, wellicht in een andere taal, zou de tekst kunnen weerkeren, maar dan zodanig dat ze wel gelezen worden.

De tekst gaat een eigen leven leiden. Je gaat er een wezen achter vermoeden. ‘t Lijkt te beschikken over een groeiende, maar daarnaast ook over een destruktieve kracht. Een lust bezittend om zichzelf op te bouwen, te vermenigvuldigen in zichzelf, zich te voegen naar de wensen van z’n schepper, om vervolgens achteloos onverwachts, in een fractie van een seconde, zichzelf te vernietigen. Schaterend vervluchtigt ‘t in de grote massa van omringende bytes. Alsof ‘t probeert te tonen dat ‘t onafhankelijk over z’n eigen bestaan kan beslissen.

Ik ben tegen deze euthanasie. Ik ben de schepper des woords, ik ben de vader, ik ben de hoeder van m’n eigen kroost.
Ook al waart er een demonische kracht door m’n eigen nakomelingen, ik vind dat slechts ík ‘t recht heb te beslissen over hun leven, hun dood.
Mocht ik niet toerekeningsvatbaar zijn, dan kan men mij corrigeren. Dat is echter nog lang niet zover. Ik weiger dat te bekennen.
Ik acht de tekst ontoerekeningsvatbaar als ‘t zichzelf uitwist. Er had een xtra beschermingsclausule op toepasbaar moeten zijn.

Nadat de tekst, ten 2e male zorgvuldig opgebouwd, zichzelf door een vermomming (een allesverhullende vermomming) onherkenbaar had gemaakt, waardoor ik (of moet ik zeggen: mijn bewustzijn) dacht dat ze een ander scherm was & abuiselijk door mijn vinger (mijn vinger die zich van niets bewust was, een geweten had als een schone lei) had laten vernietigen door de simpele aanraking van de verkeerde knop; na die voor buitenstaanders waarschijnlijk als doodgewoon ervaren handelingen, gebeurtenissen van alledag, ging er walging door me heen.
Dit alles was onderhevig aan nog meer faktoren, maar om complexiteit te voorkomen, ‘t leven is al zo overbodig ingewikkeld, laat ik ‘t omschrijven als voorgaande zin.

Ik greep in dezelfde negerende beweging als de avond van gister naar m’n boek, om mijn gedachten te kunnen richten op iets opbouwends, iets met meer duurzaamheid. Maar ik voelde slechts ‘t keren van m’n maaginhoud. M’n ogen zagen hossende letters die giebelend over de dansvloer van vluchtigheid hun vrijheid tegemoet gingen. Ik voelde me de slavendrijver die ten tijde van Spartacus z’n slag probeerde te slaan.

De tekst heeft voor de 2e maal de hand aan zichzelf geslagen in Zijperspace.

slijtage

Ik slijt zogauw ik groei. Ik verstop me op momenten dat ik de langverwachte aandacht krijg. Ik geneer me voor applaus. Ik beweeg als ik probeer stil te zitten. Ik groei, & gloei nog meer dankzij een compliment. Juist nav complimentjes waarvan ik ooit droomde. Ik wil aandacht geven & wend me af. Ik ga kapot aan degeen die mij liefheeft. Ik wil aangeraakt worden, maar schrik bij ‘t tippen van de vingertop op m’n schouder. Ik schaam me om m’n eigen vrijpostigheid. Ik kan praten als brugman, er komt geen geluid uit m’n mond. Na een feest heb ik een kater. Ik kan beter de hele dag bewegen, dan word ik tenminste niet moe. Ik verlang naar gezelschap, maar trek m’n mond niet open. Ik heb vrienden, maar zie ze nooit. Als ik verliefd ben beleef ik de mooiste afschuwelijke dagen. Er staan 3 telefoons in huis, m’n telefoontikken zijn echter op 1 hand te tellen.

Ik kan de mooiste dagen beleven & er uitkomen als een geestelijk wrak.

‘t Was weer zo’n dag in Zijperspace.
(maar ik heb er van genoten)

Johnny is dood

‘t Is vrijdagnacht. Ik lees net dat Johnny is overleden. Vanzo. Afgelopen dinsdag.

Ik haal z’n rol uit m’n herinnering tevoorschijn die hij speelde op de weblogmeeting. Z’n mooie rol. Z’n beige pak, gele blouse. Z’n stijl vet achterover gekamde haar. Z’n snor & sik.
Hij schijnt speciaal daarvoor deze kleren te hebben aangetrokken. Hij zou de wereld, de kleine wereld van weblogland, wel ‘ns laten zien dat ‘t zichzelf niet serieus hoefde te nemen. Hij zou wel ‘ns laten zien dat hij elke rol aankon. & Een spiegel voorhouden.

Johnny kon schrijven. Maar hij wilde niet zo schrijven zoals iedereen dat wilde. Hij was dwars, moeilijk, onnavolgbaar & waar andere onnavolgbaren hun eigen volgelingen krijgen, wist Johnny zelfs die van zich af te schudden. Hij had een plan, zo leek ‘t. Een plan voor zichzelf.

Ik had een schrijf-wedstrijd uitgeschreven speciaal voor de weblogmeeting. ‘Waarin iets kleins groot kon zijn’. & Ik liet m’n moeder jureren. Men kan van mij aannemen dat mijn moeder iets oprechts herkent. Zij vondt ‘t stuk van Johnny de beste (samen met ‘t stuk van Suffie). Moeilijk, maar wel echt, zei ze.
Ik heb nu een uur zitten zoeken naar z’n stukje in m’n meel-archief, maar kan ‘t niet vinden. Laat staan dat ik in z’n archief terecht kan.

Ik kan niet zoveel over Johnny zeggen; ik ben ‘m slechts 1 keer in levende lijve tegengekomen. Behalve dat mensen ‘m vaag vonden. Men wilde dat-ie eens duidelijke taal ging spreken. Maar zelfs in ‘t antwoorden op dat soort verzoeken bleef Vanzo, zoals iedereen ‘m in Weblogland kende, een slag om de arm houden. Hij wilde niet begrepen worden. Hij wilde blijkbaar miskend blijven.

Ik hoop eigenlijk dat ik ongelijk heb. ‘t Lijkt me moeilijk leven. ‘t Is vechten tegen de bierkaai. Altijd een andere visie op de dingen geven. Altijd onbeantwoord, op de juiste manier onbeantwoord blijven.

Ik hoop dat-ie momenteel de juiste antwoorden gevonden heeft. Ergens. Ik weet niet waar. Hij verdient ‘t. Hij was een strijder. Voor een zeer bijzondere zaak, zo begreep ik.

Johnny is dood.

Een dag stilte in Zijperspace.

reuk

Nu zit ik op een bank. Mijn bank. Te staren naar de rugzak die nog steeds een ander onderkomen moet vinden dan in de woonkamer. Evengoed vindt er een zucht van opluchting in mij plaats dat ik in ieder geval de slaapzak van de week heb op durven ruimen. Zodat-ie niet verstofde. Ik ben weer op de plek waar niets veranderd, of anders zeer langzaam. M’n jas hangt te drogen vlak voor de kachel, m’n sweater met kapuchon hangt over de eerder genoemde bank. Ze bereiden zich voor op wat morgen komen gaat.

Daarnet kwam ik met dezelfde jas aan in Paradiso.
‘Van ‘t begrip ‘regenjas’ heb je zeker nog nooit gehoord?’ zei de jongen van de garderobe.
‘Dit is een regenjas,’ was mijn tegengas.
‘Misschien 1tje aanschaffen die waterafstotend ipv -doorlatend is,’ zei de chef de garderobe wijs.
‘Ik ben anders erg blij met m’n jas. Ik loop er graag mee,’ luidde mijn verdediging.
De jongen vertrok geen spier in z’n gezicht. Alleen z’n handen funktioneerden. Om m’n jas aan te pakken, aan een haakje te hangen, & deel te laten worden van de jassenbergplaats van Paradiso.

Nog iets langer geleden zeiden mijn collega’s mij dat ik makkelijk om ¼ voor 9 kon vertrekken. Anderen deden dat ook zo vaak. Dan moest ik dat ook wel een keertje kunnen doen. Zij deden de rest wel met z’n 3-en.
Ik pakte m’n spullen. Stap voor stap. Elke beweging moest optimaal effekt geven, zodat m’n collega’s ten volle van mijn vertrek konden profiteren, zo min mogelijk last ervan ondervonden.
1st M’n shirt aan. Dweiltjes mee naar achter. Vervolgens m’n sweater. Bezem in ‘t rek. Pet op. Fooi op een andere plaats. Jas aan. Licht uit achter de bar.

Tijdens ‘t concert zag ik vooral meisjes die, veel kleiner als ik, over alle schouders moesten kijken. De hoofden haalden ze nogeneens. Behulpzaam ging ik maar dwars staan. Zo onopvallend mogelijk. Ze moesten eens gaan denken dat ik dat voor hun deed.
Voor de rest lange mannen. Jonger dan ik. Maar langer. Lange mannen die niet stil konden staan. Onverantwoordelijk gedrag tegenover de kleine meisjes achter ons, want zij moesten met hun hoofden heen & weer zwaaien om toch nog iets te zien.
De lange mannen roken. Ik stond ernaast, zodoende weet ik ‘t zeker. Ik vroeg me af of ik ook zo rook.

Ik was van plan geweest een ander t-shirt aan te trekken. Had ‘m speciaal daarvoor meegenomen naar m’n werk. Daarnaast zou ik een italiaanse douche nemen.
In de haast van ‘t straks beginnend concert, de drukte van ‘t opruimen, ‘t perse willen helpen van m’n collega’s, ‘t snel enkele boterhammen naar binnen schransen, was ik dat allemaal vergeten.
Werkt dat net als bij knoflook? Als je knoflook hebt gegeten ruik je de andere gebruiker niet meer. Nu ik die lange mannen rook, betekende dat dat ik die geur niet met me meedroeg?

De kleine meisje stonden achter mij. Niet achter de lange mannen.
Ik ben niet zo lang als lange mannen.
Mijn jas zou waarschijnlijk ook wel ruiken zogauw die vriendelijke garderobe-jongen hem mij weer aan zou reiken.

Daarom heb ik ‘m meteen te drogen gehangen. Hij mag morgen niet ruiken.

De rest wassen we wel in Zijperspace.

ijdelheid

‘t Is slechts ijdelheid wat er aan de hand is met mij. De uiterlijke schijn moet op & top zijn. Zoverre ‘t in de mogelijkheden ligt er iets aan te verbeteren, zal ik mezelf niet verhinderen aldus te doen.

Zoals de gulp die gisteren open stond. Ik kwam uit ‘t hok achter de bar, net na afloop van ‘t werk, & bemerkte tijdens ‘t openslaan van de klapdeurtjes dat ‘t behoorlijk tochtte. Sas stond vreemder te kijken van de rare beweging die ik tijdens ‘t binnentreden maakte, dan van ‘t feit dat m’n gulp waarschijnlijk al 5 minuten m’n kleur onderbroek showde. Ik dacht daar anders over.

Vanochtend kwam ik er achter dat ik gister tevens de hele dag 2 rechtersokken heb gedragen. ‘t Was blijkbaar m’n dag niet. Er staat nl een duidelijke ‘L’ dan wel ‘R’ op m’n sokken gemarkeerd. Een kind kan de was doen, zou je kunnen zeggen. Kwaliteitssokken van ong € 15,- ‘t paar. Dan wil je ook de juiste sok aan de juiste voet. Waar voor je geld, heet dat.
Beschaamd, hoewel ‘t natuurlijk niemand opgevallen is, heb ik beide sokken vanmorgen bij constatering in de wasmand gegooid & 2 uur eerder dan normaal een schoon paar aangetrokken.

‘t Is net als scheren. Hoewel ik zo goed als zeker weet dat niemand kan zien dat ik dat ene haartje hebt overgeslagen, daar rechts onder m’n kin steekt ‘t een mm uit, heb ik toch de neiging rechtsomkeert te maken, me desnoods ziek te melden (enigszins overdreven; nog nooit gedaan, maar ‘t gevoel bekruipt me wel) & met ‘t scheermes enige korrekties aan te brengen. Om vervolgens de gehele dag niet meer buiten te komen.

Daarnet heb ik me geschoren. Terwijl ik dit schrijf, wrijf ik angstvallig over m’n kin, wangen & bovenlip om toch vooral vandaag niet iets dergelijks te hoeven constateren. Stel je voor dat ik zodirekt iemand tegenkom die dit stuk gelezen heeft. Zodadelijk volgen enige handelingen, gewoon voor de zekerheid, zodat ‘t er gladder dan ooit tevoren uit zal zien.

Maar tegenwoordig, men wordt een dagje ouder, men krijgt te maken met verschijnselen die nou 1maal schijnen te horen bij ‘t bereiken van ouderdom, groeien er ook haren uit mijn oren. Op zich hoef ik niet te klagen, andere mensen hebben last van een buitenmatig grotere neus op bepaalde leeftijd, of krijgen te maken met een uitzonderlijke vergroting van de oorschelpen. Men kan zich de beelden waarschijnlijk wel enigszins voorstellen, indien men eens heeft rondgekeken in ‘t bejaardentehuis. Daar zal men mij voorlopig niet vinden, maar voordat ‘t zover is zal ik zeker pogen er ook nog niet zo uit te zien.
Bovendien heb ik een blonde haargroei aldaar, zodat ‘t niet al te veel opvalt. ‘t Geeft eerder een donsig effekt, dan dat je verstoord opkijkt bij aanschouwing van mijn haargroei op die toch wat private plek. Tenminste, dat hoop ik dan. Ik stel ‘t me zo voor om vooral niet slapeloze nachten er aan over te houden.
Ik knip ‘t dus weg. Speciaal daarvoor een schaartje aangeschaft (tevens bruikbaar voor de neusharen, maar ik vond dat ik ‘t vandaag maar bij de oorharen moest laten). Daarmee ga ik voor de spiegel staan & onderneem dan ettelijke pogingen in spiegelbeeld te mikken.
‘t Ging zowaar in 1 keer goed.

Zijperspace ziet er piekfijn uit vandaag.