muziek

Opeens wist ik dat ik kon dansen. Als ik m’n handen maar los liet. & Tegelijkertijd m’n hoofd. & Benen. Vooral m’n benen. Was ik ook nog in staat de mensen los te laten, in zoverre: was ik niet bang dat ze zouden kijken, of beter nog: verwachtte ik zelfs dat ze naar me zouden kijken, dan ging ’t goed. Ik zweefde over de dansvloer & wist dat ik kon dansen zoals nog nooit iemand gedanst had. M’n hoofd naar beneden, m’n armen zwaaiend langs m’n lichaam. Ik was de doemmuziek in beweging.

Hoe vaak had ik tot dan al niet zitten praten met Mirjam? Ik had haar gevraagd mij duidelijkheid te geven, maar wel op zo’n zachte toon dat ze niet perse antwoord hoefde te geven & nog een keer wilde vrijen met me. Nog 1 zoen, dacht ik, & dan laat ik haar los. Nog 1 kus, & dan laat ze mij gaan. Nog 1 omhelzing, & ik ben definitief van haar. Ik was blaadjes van een bloem aan ’t plukken. Met elke keer een goede uitkomst.

Alles wat we deden was op haar zolderkamer zitten. Een beetje thee drinken. Dat deed iedereen in die tijd, gedurende ’t bezoek aan elkander. Ons achterste geplant op een stapels kussens, ik kan me geen anders ingerichte kamer van vrienden herinneren, hangend met de elleboog op de volgende stapel. Vervolgens keken we zo verlangend mogelijk naar elkaar & praatten we over de dagboeken die we nooit aan iemand anders zou laten lezen. Terwijl we zeker wisten dat we van elkaar hielden & tegelijkertijd wisten dat dit een hel was waar we doorheen gingen.
Liefde was iets afgrijselijks, ze hadden ’t nooit moeten uitvinden, zeker niet voor ons, & de muziek verbeterde de sfeer ook al niet. Maar dat was de bedoeling van de muziek die we uitzochten.

Zaten we niet te hangen, onderwijl muziek draaiend, dan vreeën we wel, onderwijl muziek draaiend. We waren jong, elk moment moest benut worden, & elk moment moest vooral een eeuwigheid of daaromtrent duren zolang we aan elkaar vastgeplakt zaten. We waren in de war & wisten ook zeker dat de wereld in de war was. Daarom draaiden we muziek, & lieten we die muziek ons wegvoeren zoals we elkaars lichamen wegvoerden. Wat moesten we anders in die onoverzichtelijke kaart die men de maatschappij noemde, maar waarin men vergeten was de lijnen der emoties van een opgroeiende puber weer te geven. De muziek was zekerheid; van te voren opgenomen emoties, die elke keer bij afluisteren bij ons dezelfde gemoedsstemming veroorzaakte.

Uiteindelijk heeft Mirjam besloten dat ze op iemand anders verliefd was. Kon ze tenminste de knoop doorhakken. Zichzelf ervan vergewissen dat ze geen loopje meer met me nam. Vanaf dat moment hoefde ze geen vragen meer te beantwoorden, maar kon ze gewoon zeggen dat ze niet van me hield. Ze hoefde me niet meer aan te raken om de wereld met z’n 2-en overzichtelijker te maken.

Ik kon alleen nog maar in m’n 1tje dansen, onderwijl de schijn ophoudend dat ik de tekst niet hoorde.

& Wachten tot er iemand keek naar de bewegingen in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ’t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Marc. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

boomdood (vervolg)

Gisteravond heb ik ook wel naar buiten gekeken, maar dat was om te zien waar al dat licht toch vandaan kwam. Heel Amsterdam zonder stroom, & toch kon ik in de keuken zien wat ik deed. Geen maan die door de wolken heen zichtbaar was. Evengoed was ’t niet licht genoeg om me ten volle tot ’t besef te komen dat de boom weg was. Dat bemerkte ik vanochtend pas.

Nu voelt ’t alsof er bij me ingebroken is. Met goede bedoelingen weliswaar & zonder dat ik er gevolgen van ondervind, maar men heeft toch iets gedaan waar ik bij had willen zijn. Ik had de deur voor de man open willen doen, hem de tuin laten zien. Ik had willen zien hoe hij te werk zou gaan. Waar-ie de kabels ging bevestigen. & Hoe. Bovenal had ik willen zien hoe de boom over m’n huis uit zou torenen & aan de andere kant terecht zou komen.

Terwijl ik gister zomaar ‘ns ’t grootste gedeelte van de dag thuis was. Ik moest wachten tot de was klaar was om ’t zo snel mogelijk te drogen te hangen. Er moet wel een volgende schone broek beschikbaar zijn om aan te trekken. & Na de kapper ben ik onmiddellijk naar huis getogen. Om de vieze gel uit m’n haar te wassen, ’t weer te laten drogen & m’n eigen wax erin te kunnen smeren. Daar ging ook makkelijk een uur overheen.
Wellicht dat ’t toen al gebeurd was. De was ontnam me ’t zicht op de boom. Die schuin in ’t linkergedeelte van ’t beeld hing.
Of heeft ’t eergister al plaatsgevonden? Heb ik gewoon niet opgelet? Heb ik niet gezien dat de waslijn doormidden op de grond lag? Dat kan niet. Dat zou me meteen opgevallen zijn. Denk ik.

Alleen al die waslijn geeft een droevige aanblik. Hing er al jaren. Ik heb wel ‘ns geprobeerd ‘m te verwijderen vanwege enkele tuinaktiviteiten, maar dat lukte niet op een subtiele manier. Nu ligt-ie geveld door een mannetje van de kraan (of misschien ’t geweld van de boom) met de knijpers er nog aan op die ene rij tegels die m’n tuinpad vormt.

& Waar ik een gapend gat had verwacht, zie ik nu een stronk. Een afgezaagde stronk. Plat, glad afgezaagd.
Ik had liever gehad dat ze ‘m in ’t geheel weggehaald hadden, dan kon ik volgend jaar iets voor de boom in de plaats planten. Nu moet ik jarenlang tegen een restant van een boom aankijken.
Ik weet ’t wel: ’t zou veel meer moeite hebben gekost, met wortels & al, veel riskanter bovendien. Maar ’t zou toch prettig zijn geweest. Nu herinnert ’t plakkaat me er elke keer weer aan dat ik die boom uit m’n tuin wilde hebben. Een groot ding waar leven in zat.

De grootste bewoner van Zijperspace is niet meer.

knie

Ik heb m’n opa niet anders gekend dan als een oude man, met dun wit haar aan de zijden, kaal op de bol. Hij was voor die tijd een uizonderlijk lange man. Maar buiten dat was-ie vooral te herkennen aan z’n wandelstok. Die was noodzakelijk, doordat-ie slecht ter been was.

Op 7-jarige leeftijd was m’n opa van een stoel gesprongen, zo ging ’t verhaal, & met z’n knie in een speld terecht gekomen. Dat is nooit meer goed gekomen. Vanaf die tijd liep-ie mank. Dat heeft er echter wel voor gezorgd dat-ie als 1 van de weinigen van ’t gezin verder kon gaan leren dan de gebruikelijke lagere school.

Z’n linkerschoen was xtreem groot. ’t Leek alsof er een zool van 10 cm onder zat. Een soortemet olifantenvoet kreeg-ie daardoor. Gehuld in leer. Vervaardigd door schoenmaker Rieswijk, de enige die in de wijde omtrek dat soort schoenen aankon.

Hij heeft z’n knie wel ‘ns laten zien. Tegen ’t eind van z’n leven raakte hij meermaals in ’t ziekenhuis terecht. Moest er weer 1 of ander gezwel verwijderd worden uit z’n been.
Als we voor visite in ’t ziekenhuis langs kwamen kon ’t voorkomen dat-ie z’n knie toonde. Z’n schaamtegevoel verdween meer & meer naarmate hij ouder werd. Te veel naar m’n moeders zin. ’t Staat me bij dat ’t een verschrikkelijk dun been was. & Bruin, dat weet ik zeker, net als z’n hoofd die nooit wit wilde worden. Alsof m’n opa geen nederlands bloed, geen blanke huid had.

Bij ’t wandelen steunde hij op z’n stok. Een oerdegelijke stok, met een kromming aan de bovenkant voor de greep, zoals vroeger stokken altijd waren. Er moeten in die tijd al krukken hebben bestaan, maar blijkbaar weigerde hij die te gebruiken. Met z’n stok kon-ie immers alles.
Hij kon bijv de asbak dichterbij manoeuvreren, terwijl-ie in z’n stoel zat. Met een simpele beweging van de stok, die altijd z’n zitplaats lag, trok hij de asbak naar zich toe. Een staande asbak. Drukte je op de knop boven ’t asgedeelte ervan, dan draaide alle as weg. Als ik aardig was geweest, & lang had gezeurd, beter dan m’n broers, mocht ik de knop indrukken. Zodat alle peuken & as verdwenen.
Soms trok hij de tafel dichterbij. Dan kon hij bij z’n kopje thee, die oma te ver weg had neergezet. Of om bij z’n sigaren te kunnen, die per ongeluk op tafel lagen ipv naast ‘m in ’t dressoir.

Op ’t laatst gebruikte hij de stok ook om uit te kunnen halen naar m’n neef. Dat was in de tijd dat m’n oma in ’t ziekenhuis lag & m’n neef de enige was die tijd & zin had om m’n dementerende opa te verzorgen. In z’n vlagen van wantrouwen jegens die onbekende onbetrouwbare vlegel (‘Je hebt m’n sigaren zeker verstopt, hè!’) haalde hij soms uit als m’n neef te dichtbij kwam. Gezeten in z’n stoel. De stoel waar-ie altijd in zat. Z’n ene, manke, voet gelegen op een bankje dat een soort verlengde van de stoel was. M’n neef moest daar niet te dicht bij in de buurt komen.

Hij zat altijd voor ’t raam. We konden z’n hoofd nog net boven de vensterbank uit zien steken als we met de auto aan kwamen rijden. Dan krulde z’n lach, & stak-ie z’n stok naar boven ter begroeting. Al snel kwam oma dan ook bij ’t raam staan.

Een enkele keer kreeg Opa voor z’n verjaardag een nieuwe stok. Opnieuw 1e kwaliteit hout. Klassiek. Stevig. Gebouwd op zijn lengte.
Daar was-ie volledig mee in z’n nopjes. Z’n oude begon inmiddels te slijten, zei hij.
& Van z’n kleinkinderen kreeg-ie dan een pak biscuitjes & een doos sigaren. Daar was-ie nog veel blijer mee, ook al had-ie beide goederen altijd op voorraad naast z’n stoel. Dat belette ‘m niet om ons enthousiast vast te pakken & te omhelsen. We hingen voor een moment voorovergebogen over z’n stoel, terwijl-ie luidkeels lachte. Boven een plek waar we anders nooit mochten zitten.

Iedereen heeft z’n eigen ‘eigen’ plek in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ’t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Theo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.
(Overigens: m’n broers blijven maar doorgaan met mij onderwerpen voeren. Dat moet andere lezers niet beletten daarin mee te doen, natuurlijk. Ik heb weliswaar genoeg om over te schrijven, maar ik hou van schrijven nav een ‘opdracht’.)

tijdelijk

De tijd drinkt het geduld op.
(Pelicano)

De tijd gaat voor mij veel te snel. Ik kan er te weinig in kwijt. ’t Vliegt voorbij zonder dat ik daadwerkelijk ervan geprofiteerd heb. Denk ik dan.
Er zou in de Openbare Bibliotheek door een psycholoog een lezing gehouden worden met als onderwerp: ‘Waarom de tijd sneller gaat naarmate je ouder wordt’, of iets van die strekking. Ik wist meteen al dat ik er niet aan toe zou komen; ik had belangrijker dingen om m’n aandacht aan te besteden. Ik kom al nergens aan toe.

Ik verzuchtte vorige week tegenover m’n moeder dat ik er steeds meer last van lijk te krijgen. Een dag heeft veel te weinig uren, zei ik. Dat was bij haar ook de moeilijkheid, vertelde ze. ’t Leek alsof ze, naarmate ze ouder werd, minder op een dag voor elkaar kreeg. Ondertussen moest ik zo snel mogelijk een kijkje nemen op haar comp. & Misschien kon ik ook de telefoonsnoer repareren?
Er is veel te doen & te bepraten als ik bij m’n ouders ben, & onderwijl ben ik alweer in gedachten onderweg naar de volgende bestemming.

Toen ik begon te studeren, 13 jaar geleden, dacht ik een oplossing gevonden te hebben voor m’n niet-aflatende zucht alles te weten te komen. Ik stopte gewoon meer uren in de dag. Als ik maar consequent volhield, zou ik vanzelf wel wennen aan die 3 uur die ik mezelf aan slaap in mindering bracht.
Maar na 2 weken ’t met 5 uur nachtelijke rust proberen te doen, sukkelde ik boven m’n studie-boeken in. Als ik dat wist te voorkomen, door overmatig koffie-gebruik & grote hoeveelheden druivensuiker, drong de tekst niet meer tot me door.

Misschien dat ik te veel dingen in de dag wil stoppen. Ik wil te veel boeken tegelijk zo snel mogelijk uit hebben. Met veel belangstelling heb ik wel ‘ns aankondigingen voor cursussen snellezen bekeken. Maar ik was bang dat de beleving van ’t gelezene dan minder zou worden. Er moest natuurlijk wel intens genoten worden. De ervaring moest wel ’t toppunt van z’n mogelijke xtase bereiken.

Op dit moment zijn er alweer meer dan 3 uren van m’n dag vervlogen. Ik weet niet beter of er is nog niets zinnigs uit m’n handen gekomen. Ik heb slechts een 10-tal blzs gelezen. Er wachten nog 3 boeken op beëindiging, misschien wel 4. & Er bestaat al een grote trek naar de bieb te gaan, alsook de boekhandel, om nieuwe titels in huis te halen.
Er is niemand die me dwingt, behalve ikzelf. ’t Is een innerlijk stemmetje die konstant in m’n hoofd staat te drammen dat er geen tijd te verliezen is. Straks ben je dood & dan weet je nog niks. & Terwijl ik alles in me opneem, begin ik mezelf steeds meer te beseffen dat ’t wel verschrikkelijk tijdelijk is. De boeken van een jaar geleden ben ik inmiddels alweer vergeten.

Daarom is men ’t maar gaan opschrijven in Zijperspace.

patrijs

Langzamerhand verdwijnen de spullen uit het huis van m’n ouders. Stukje bij beetje. M’n moeder moedigt m’n vader aan afstand te nemen tot allerhande kleinood. Er wordt toch niets meer mee gedaan door hem, zo luidt haar argument. & Geleidelijk aan begint m’n vader ’t uit zichzelf weg te geven. Met trage moeite.

1st Moesten de kinderen de deur uit. Vervolgens de stripboeken. Dat gaf wat minder ongemak bij een verhuizing naar kleiner onderkomen. Daarna volgden de verzamelingen, de spoorbaan, ’t achtergebleven goed van de kinderen, wat meubeltjes; geleidelijk aan werd ’t huis wat leger, de verhuizing minder moeilijk. Hoewel m’n vader waarde bleef hechten aan spullen uit vervlogen tijden.

Ik krijg zo af & toe wat wandelboekjes in m’n hand gedrukt. ’t Euregiopad, wandelroute van Emmen naar Den Broam bij Buurse; de Eilandspoldergids; Graaf Floris V-pad, Diemen-Schoonhoven.
’t Kostte m’n vader vroeger moeite dit soort boekjes uit te lenen. ’t Mocht niet beschadigd terugkomen, of een nieuw exemplaar ervoor in de plaats. & ’t Mocht zeker niet te lang duren. Niet op straffe van, maar wel met een aangepraat schuldgevoel.

’t Is eigenlijk nog maar een paar jaar geleden dat m’n vader regelmatig er in z’n 1tje op uit ging. Met z’n 60+-kaart nam-ie zo vroeg mogelijk de trein, om ergens in ’t land een dag lang te gaan wandelen. Dan kwam-ie net op tijd terug voor ’t avondeten. Met weer een etappe van 1 van de wandelroutes achter de rug.

Altijd in z’n 1tje. Wandelen was niet de favoriete hobby van m’n moeder. De kinderen waren ’t huis uit. & Geen van hen had belangstelling genoeg om een dag uit te sparen voor een wandeling met m’n vader. De gedachte kwam in ieder geval bij niemand op.

De laatste jaren wandel ik zelf graag. Ik wandel met dezelfde boekjes waar m’n vader z’n tochten mee maakte. Hij had ’t zich vroeger waarschijnlijk niet voor kunnen stellen dat juist ik degene zou zijn die z’n sporen zou volgen. Misschien dat-ie daarom de laatste tijd stiekem naar boven schuifelt, z’n serie boekjes doorspit & bij mijn vertrek er een paar in m’n hand duwt.
Ik kan ‘m natuurlijk niet vertellen dat de boekjes eigenlijk al sterk verouderd zijn. Ik neem ze mee, om misschien later eens te kijken hoe mijn vader ooit op de kaartjes heeft getuurd.

Ik bedacht me laatst dat-ie nog opgezette vogels op zolder heeft staan. Vroeg zachtjes aan m’n moeder of-ie daar nog iets mee van plan was.
Oh, hij zat zich laatst al af te vragen hoe hij ze weg moest doen, vertelde m’n moeder. Hè, Niek?
Op dat moment had m’n vader er echter moeite mee. De opgezette vogels.
Hij had een hele verzameling. Nog groter dan tegenwoordig op de plank boven de zoldertrap staat. Verzameld in een tijd dat er speciale toestemming gevraagd moest worden om vogels op te laten zetten.
Ik kon zien waar m’n vader allemaal aan dacht. Maar waar-ie niet de woorden meer voor kon vinden. Een herinnerende blik met gelijk een speurtocht naar woorden erin besloten.

Niek, je zei gister nog dat je toch maar ‘ns die vogels weg moest doen, zei m’n moeder. Dan kan je Ton toch wel wat geven? Hier doe je er toch niks mee. Ze staan daar maar op zolder.

We liepen naar boven. Met z’n 3-en. Ik wees aan welke ik mooi vond. Een patrijs. & Een plateautje met 3 kwartels in verschillend tooi.
’t Moest voorzichtig ingepakt worden. Ik moest zeker weten dat ’t niet beschadigd zou raken. Ik beloofde ’t plechtig. M’n vader aaide ’t stof nog van de patrijs. Keek de kwartels in de ogen. In ieder geval 1 ervan. De laatste keer, dacht ik.

Nu staan ze bij mij thuis, boven de schouw. Ik kan nu zien dat de patrijs ooit is aangevallen door de kat. Ik herkende de sporen daarvan pas bij thuiskomst. Ik zag opeens de kat weer op de patrijs afspringen. & Hoe m’n moeder achter de kat aangilde.
Maar meer nog herken ik m’n vaders gezicht die de levende vogels houdt. Ik zie ‘m de kwartels uit de volière halen, hun kopje tussen wijs- & middelvinger uitstekend, een vluchtig aaitje met de andere wijsvinger over ’t kopje. Ik zie ‘m voorover buigen om de voederbakjes te verschonen. Ik zie m’n vaders gezicht, ’t levendige gezicht van m’n vader zie ik weerspiegeld in de kop van de patrijs. Zoals-ie vroeger kon kijken. Met ietwat de neus omhoog.
Hoewel m’n vader niet lijkt op een patrijs.

Maar ’t werd tijd dat-ie een plekje kreeg in Zijperspace.

consequent

Er zijn bepaalde tegenstrijdigheden in ’t leven, of nou ja: in míjn leven in ieder geval, die ik maar niet kan vatten. & Dan heb ik ’t vooral over hoe mijn lichaam reageert onder bepaalde omstandigheden.

In schema (kijken of me dat lukt):
Onder situatie 1 bevind ik me in minder aangename omstandigheid, maar trek ik me daar niks van aan.
Bij de 2e situatie is ’t voor m’n lichaam aangenaam vertoeven, maar voel ik de naweeën van de mindere omstandigheid.

Dat is natuurlijk niet te begrijpen. Ik zal ’t moeten illustreren. Buiten dat: men gaat niet m’n tekst lezen om zoiets vaags tegen te komen als een mislukte poging iets in een schema te stoppen.

’t Wordt al wat kouder. De kachel gaat bij mij onmiddellijk aan zogauw ik thuis kom. Belangrijker nog: hij gaat aan zogauw ik ’t bed uitstap. M’n lichaam heeft een grote voorkeur voor de comfort van warmte, & niet te veel kleren aan.
Die kachel gaat natuurlijk niet aan op ’t moment dat ik middernachtelijk rondwaar. ’t Is ondertussen een gewoonte van m’n lijf geworden, ik kan ’t niet meer tegenhouden, ’t zit in z’n systeem, een klein ½ uurtje, meestal zo rond de klok van 5, wakker te zijn (bij nalezing een ingewikkelde zin, maar probeer ’t maar ‘ns anders uit te drukken). ’t Wordt in 1e instantie veroorzaakt door de grote behoefte de blaas te legen, maar door deze tocht toiletwaarts raakt m’n geest blijkbaar ook ietwat aktief. Niet meer tot slapen bereid. Om die enigszins te kalmeren vermaak ik me op dit godsonvruchtig uur met wat teksten, op papier dan wel op internet.
Een ½ uur lang zit ik spiernaakt, ik pleeg nu 1maal in die hoedanigheid m’n nacht in bed door te brengen, in een ijskoude kamer. Zonder ergens last van te hebben.
Bij ’t uiteindelijke ochtendritueel, ik ben geheel wakker, de kachel staat al een poos te loeien, ik heb in de koude keuken thee gezet, boterhammen gesmeerd, na al die afzonderlijke delen van ’t ochtendritueel doorlopen te hebben, verga ik van de kou zogauw ik de kamer, de warme kamer, wederom betreed.

Ander kort voorbeeld: de hoeveelheid boterhammen die ik ’s ochtends consumeer.
Sta ik vroeg op, men moet daarbij denken aan een uurtje of ½ 9, heerlijke werktijden als ik heb, dan eet ik zeker 3 boterhammen. Heb zelfs trek in de 4e. Ik moet me daarin tegenhouden, want ik weet dat ik ’t prettig vind om op m’n werk ook nog 3 boterhammen te nuttigen.
Laat opstaan (± 10 uur, soms iets later) betekent slechts met moeite 2 boterhammen naar binnen werken. & Dat niet eerder dan een uurtje of 11-½ 12.

Dat snap ik dus niet. Die tegenstrijdigheden. Kan dat niet wat consequenter, zou ik m’n lichaam willen vragen. Er bestaat toch zoiets als biorithmiek? Dat zelfde verschijnsel dat m’n lichaam dwingt tot nachtelijk ijsberen over ’t internet/in boeken. Dat zelfde verschijnsel dat me dwingt ’t toilet te bezoeken tussen de 1e minuut van uit bed gestapt zijn & een ½ uur erna.

’t Zou me misschien wat geld kunnen besparen, als ik ook overdag in adamskostuum zonder kachel kon leven. Trek ik desnoods een broek aan om de achterburen een enigszins fatsoenlijk uitzicht te bezorgen. ’t Zou in ieder geval wat consequenter van m’n lichaam zijn. & Mij minder tot peinzen aanzetten.

& Zijperspace valt niet in schema’s te vatten.

winterverhaal

Ik kon zeuren wat ik wilde, maar naar school moest ik. Niet dat ik ’t erg vond door de sneeuw m’n weg derwaarts te ploegen; niets zo heerlijk, in mijn opinie, als afzien dankzij de weersomstandigheden. Een sneeuwstorm maakte ’t genot nog wat genoegzamer.
Maar liever had ik onder deze omstandigheden niet aan huiswerk, leren, docenten of klaslokalen gedacht, & des te meer aan hoe ik m’n broers lekker kon inpoeieren met sneeuw.
Als je vader echter in ’t onderwijs zit, zelfs directeur van een school is, dan zal je nimmer verlost worden van ’t plichtsbesef op school te verschijnen. Zeker niet op ’t moment dat moeders de boterhammen besmeerd & thee zet voor ’t hele gezin. Iedereen diende z’n plicht te doen & Pa nog een tukje.

Onder de barre omstandigheden die de sneeuwstorm schiep, hadden slechts 100 van de ong 1000 leerlingen de tocht naar school durven & kunnen maken. Waaronder 5 van de xamenklas. Die werden door onze directeur evengoed gesommeerd richting tentamenlokalen te gaan. De rest mocht naar huis. Te veel leraren & leerlingen waren afwezig. Lesgeven voor & door een handjevol had geen zin.
Dus ik kwam thuis toen m’n vader nog maar net klaar was met z’n hoofd nog 1 keer omdraaien. Onherkenbaar wit verscheen ik aan z’n ontbijt. De mooiste tocht in m’n leven tot dan toe achter de rug.

Als beloning voor ’t niet verzaken van m’n schoolplicht mocht ik met Pa mee naar de Lichtbaak. Als we er ooit terecht mochten komen. Via de radio had men geadviseerd de auto te laten staan, binnen te blijven, eten uit de voorraadkast te halen. M’n vader’s plicht op school te verschijnen was echter vele malen groter dan die van een simpele leerling of docent. Als directeur runde hij de boel, zonder hem kon de school niet bestaan, konden leerlingen niet leren, leraren niet onderwijzen. De kondities moesten ook op dit soort dagen optimaal zijn. Voor zover ’t onder de verantwoordelijkheid van m’n vader viel & hij daar mogelijkheid toe had.
Dus ging-ie naar school om nog wat kopietjes te maken voor de volgende vergadering.
Ik mocht mee om toch m’n moeder niet te veel tot last te zijn. Die had nl nog 5 andere zonen plots onder haar hoede.
‘Neem Carel & Quint ook maar mee,’ zei ze vlak voor vertrek. Maar die gooiden liever sneeuwballen naar elkaar.

’t Was levensgevaarlijk, maar o zo leuk, die tocht met de auto. Er was weinig tot geen verkeer, waardoor we van de ene naar de andere van de weg konden schuiven, met een ½ rondje af & toe er tussendoor. We zagen weinig, hoewel ’t sneeuwen inmiddels minderde, maar we naderden toch gestaag de Lichtbaak.

M’n vader vroeg of ik ff de telefoon op wilde nemen. We hoorden ‘m buiten al rinkelen. Niemand aanwezig om de mensen te woord te staan.
Wat moest ik dan zeggen?
Dat er geen les was vandaag. & Morgen wel.
Hij gaf me ook een blaadje. Kon ik turfen hoeveel moeders er gebeld hadden.
Kon hij ondertussen z’n kopietjes draaien.

Rond 1 uur werd ’t stil. Ik had alle moeders aan de lijn gehad. M’n vader had genoeg papierwerk geproduceerd voor de bestuursvergadering. De storm was volledig gaan liggen.
M’n rechteroor was roodgloeiend. Niet van de kou. M’n vader had tussendoor de verwarming in de kamer van de administratie aangezet. Daar hing de lekkerste telefoon. Met een uitschuifbare & draaibare veer. Kon ik alle kanten op bewegen.
Er stonden 150 streepjes voor me. Ik voelde me de belangrijkste telefonist van de wereld. Ik had de sneeuwstorm overwonnen. Meermaals. & Ik had iedereen te woord gestaan. Ik wist wat ik later ging worden.
1e Vereiste bij mijn latere baan als telefonist vond ik wel een goede drankautomaat. Waar ze net zulke lekkere warme chocolademelk hadden als op de Lichtbaak.
& Daarnaast toch ook maar meer meisjes. Ik miste de aandacht van de meisjes van m’n vader’s school toch wel een beetje. ’t Was niet leuk om door ’t gebouw te lopen & niet ’t idee te krijgen dat je de enige jongen bent. Daarvoor had je gegiechel & gefluister nodig. & Geen moeders die bezorgd vertelden dat hun dochters vandaag niet op school konden komen.

De telefonist hebben we toch maar afgeschaft in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ’t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Kika. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

ping

Ping-Site Form

Beste mede-webloggers,

Willen jullie allemaal zo vriendelijk zijn je in te schrijven bij Weblogs.com, zodat je mee kan doen met ’t ‘pingen’, zogauw je een stukje geschreven hebt. Vervolgens ook nog ‘ns lid te worden van ’t clubje blogrollers, waar ondergetekende zich kortelings ook aan heeft toegevoegd, zodat een eigen blogroll (ik heb er al 1, maar er zijn momenteel nog niet genoeg webloggers onder m’n favorieten die reeds meedoen) samengesteld kan worden.

Waar Zijperspace natuurlijk ook aan toegevoegd moet worden.
(Met dank aan Low)

Update: Ik snap er alleen geen ruk van. Moet je nou dat ding op je eigen blog plaatsen, kan-ie als side-bar funktioneren, & hoe krijg ik ’t voor elkaar zonder m’n weblog ermee te ontsieren?
2e Update: Nu wordt ’t dus serieus voor de dames & heren collega’s. Men zal vanaf heden moeten ‘pingen’; via ’t Ping-Site Form kenbaar maken dat je weblog vernieuwd is. Anders komt men niet bovenaan mijn linklijst te staan, blijft men altijd onderaan de lijst, & krijgt men minder hits. Dat wil je niet als weblogger zijnde. Dus doet uw best, waarde collega’s, & start pinging.

drenkeling

Ik was bijna over de brug toen ik links op de gracht een jongen met een aanloop op een man van middelbare leeftijd zag afstormen. De jongen gaf de man een zet, zodat deze achterover de water in kukelde, & rende vervolgens achter z’n vrienden aan. Lachend over z’n daad.

Iedereen stond stil. De man ploeterde in ’t water.

Ik rende naar de walkant. Stak m’n hand uit naar beneden.
‘Kan je bij m’n hand?’ vroeg ik aan de proestende man.
‘Ja, ja,’ antwoordde hij timide & pakte de aangeboden hand vast.
‘Hey, help me,’ zei ik met een lichte hoofdbeweging naar de omstanders. Een roze buurt gevuld met massa’s mensen, maar ik was in m’n 1tje bezig een man 1 meter omhoog te trekken.
De opmerking had echter effekt. Een 2e hand werd naast me uitgestoken. Iemand pakte me vast bij m’n middel. & We trokken.

‘Ho, stop, ho, please,’ zei de drenkeling, ‘ho, I have to pee.’
We hadden z’n lichaam al bijna uit ’t water, alleen z’n benen hingen er nog ½ in, maar hij moest opeens plassen.
De man droeg een bril, ondanks z’n val was die er niet afgevallen. Hij had een tas bij zich. Die had-ie aan 1 van de omstanders gegeven voordat men begon te helpen bij ’t optrekken. Een plastic tas, met enkele losse spulletjes. Niets van waarde blijkbaar, maar belangrijk genoeg om vast te blijven houden terwijl-ie in ’t water lag. & Belangrijk genoeg om in bewaring te geven aan de mensen aan de wal. Hij was blond, maar al druk onderweg te kalen op z’n kruinen. Zou dit een hoerenloper zijn, vroeg ik me af, ’t stereotiep van een hoerenloper?

Ik zat te denken dat-ie nu net zo goed omhoog kon komen & z’n broek aan de kant vol kon pissen. Wat maakte dat met ’t natte pak nog uit? Niemand die ’t op zou vallen tussen alle druppels die van z’n natte kledij zou druipen. Maar hij wilde blijkbaar die xtra vernedering niet aangaan. Hooguit tegenover z’n redders, die ‘m al in deze ontredderde situatie meemaakten.
We hoorden ’t zachte geklater in ’t water gelaten aan. Terwijl we ‘m een ½e meter boven ’t water uit hielden. Ondertussen namen er hele drommen mensen vanaf alle kanten ’t schouwspel waar. Ze bleven er voor stil staan. & Wij lieten de man net zo stil hangen. ’t Werd slechts door ’t licht geklater verstoord.

‘Waarom gebeurde ’t nou?’ vroeg ik ‘m.
‘Ik weet ’t niet.’
‘Kende je die man?’
‘Nee, ik had ‘m nog nooit gezien.’

‘Yes, I’m ready,’ zei hij.
Hij sprak engels zogauw ik ‘m niet aansprak. Ik was de enige medelander onder de groep mannen die ‘m er uit zou trekken. Hij kon in z’n eigen vertrouwde taal spreken, maar hij gaf er in deze toestand de voorkeur aan engels praten. ’t Schiep een afstand, zo leek-ie te voelen. Een afstand tot z’n schande.

We trokken ‘m omhoog. Hij was klaar met z’n plasje. ’t Lichaam moest zich nog ff plooien in de stap die ’t moest maken om veilig aan wal te kunnen stappen. Hij stak z’n voet uit; we trokken ‘m nog wat hoger; wal; op ’t droge.

Hij kreeg z’n tas aangereikt.
‘Thank you.’
‘Gaat ’t een beetje?’
‘Ja hoor.’
Hij keerde zich om. Hij verdween dezelfde kant op als de engelse hulptroepen. In de massa die over de Oudezijds Achterburgwal trok. Hij keek me nog heel ff aan. Een korte glimlach. Een glimlach van een slachtoffer die niet wilde dat iemand ’t te weten zou komen. In z’n hand hield-ie z’n plastic AH-boodschapentas. Niet bij de handvaten, maar gekruld afgeknepen. ’t Droop, net als z’n kleren.

Ik stond in m’n 1tje op de plek waar de man zoëven had gestaan, voor de tuimeling ’t water in.
Ik zocht m’n gezelschap. Iedereen was verdwenen in nog geen 10 seconden. Er was niks dan een schuivelende massa, anoniem wederom.
De herinnering leek vervlogen met de verdwijning in ’t publiek. Ik kon niemand meer vragen of ’t echt gebeurd was. Behalve Pes, die ’t geheel vanaf de brug had staan observeren. Precies op de plek waar ik was begonnen met rennen.

Waardoor de werkelijkheid nog net lijkt te bestaan in Zijperspace.

zondag

De zon op zondag is anders dan die van doordeweeks. Ongemerkt beïnvloedt-ie je stemming, doet de dag langzamer verlopen & zet-ie de wereld in een zachtere kleur. De zon op zondag is een trage zon.

De zon op zondag heeft al veel op z’n geweten. M’n vader kreeg er zin van om jazz-platen te draaien, de ganse dag. Waarop wij zo snel mogelijk de deur uit wilden of de neiging kregen te stampen op onze eigen kamer. Stampen op André van Duin of de sprookjes van Grimm. Mocht niet van Ma, maar we hielden ’t zeer dwars zo lang mogelijk vol. We konden de jazz niet aanhoren.
’t Kwam door de zon, wist ik later pas. M’n moeder zou dat vast nooit geloofd hebben.

De zon op zondag scheen door de ramen van de kerk. Glas in lood tekende een frivool spel van kleurtjes op de tegels & ’t altaar. ’t Deinde mee op de liederen die gezongen werden. ’t Besprenkelde stiekem de jurk van de pastoor. Speciaal daarvoor droeg-ie een crème-kleurige jurk, waar men alle kleurtjes op kon ontwaren. In ’t geniep was de pastoor op zondag net zo ijdel als de zon.
’t Vrolijk dansen van de kleuren was ’t enige dat afleiding gaf naast de tekening op de voorkant van ’t misboekje. Maar omdat de zon ’t elke week wéér deed, ging ’t spel vervelen. De mis duurde steeds langer.
Dat kwam door de zon, realiseerde ik me later. De zon deed de tijd stil staan.

De zon op zondag valt langgerekter, verwarmt je tot slaapverwekkend, & laat traag de dag aan je voorbij gaan. ’t Vergt meer concentratie ’s zondags een boek te lezen, de bladzijden lijken aan elkaar vast te plakken door de trage letters, die pogingen doen m’n oogleden tot slaap te hypnotiseren.
Weet je doordeweeks hoe de dag er uit ziet, alles staat in volle schijn van ’t weer van de dag, op zondag zie je ’t verschil niet meer tussen geel & geel. Alles heeft diezelfde laag vernis, zacht gelig dof glanzend vernis, over zich. ’t Doet je verlangen naar een winterse sneeuwstorm. Maar dan op een doordeweekse dag.

De zon op zondag is een duinlandschap. Een heuvel zand waar kinderen oorverdovend van af komen rollen. Een moeder onderaan wachtend met de ijsjes-beloning. Een vader die de ongehoorzame zoon een tik op de billen geeft. Een wandeling door lage bomen over kms schelpenpaden. Een ‘Kijk, kijk, kijk daar nou eens’ vele malen over natuurevenementen die bijna altijd aan mijn waarneming dreigt voorbij te gaan.
De zon die leert dat de zondag beter voorbij kan zijn dan ooit begonnen.

We hebben nog steeds een abonnement & hij verschijnt 1maal per week in Zijperspace.