kerstprognoses

‘Theo & Yvon vroegen of we bij hun langs willen komen met Kerst,’ zegt m’n moeder, ‘maar ik heb ‘t afgewimpeld.’
Ik probeer te snappen waarom. ‘t Heeft altijd te maken met Pa. De vraag is alleen wat m’n moeder denkt dat hij wil. Of ik dat kan achterhalen uit haar woorden. Maar daar zijn te weinig woorden voor gegeven.
‘U blijft liever thuis?’ vraag ik.
‘Ja, ‘t is waarschijnlijk ‘t laatste jaar dat Pa bewust Kerst kan meemaken. Dan moeten we er thuis maar wat moois van maken.’
‘Je hebt gelijk, Moe. Ergens anders zou hij zich toch alleen maar druk maken over ‘t tijdstip dat jullie weer naar huis moeten.’

‘t Is voor ‘t 1st dat ik m’n moeder zo’n opmerking hoor maken. Voor ‘t 1st dat ze de sombere toekomst van m’n vader in zulke bewoordingen durft te omschrijven. Ik moet onwillekeurig denken aan m’n eigen opmerking 1 week ervoor. Ik had gezegd dat Sinterklaas misschien wel de laatste keer was dat m’n vader bij mij over de vloer was. Een boude uitspraak, vooral omdat ik ‘m in gezelschap had gemaakt, maar we beseften allemaal dat ‘t waarschijnlijk niet bezijden de waarheid was.

Eigenlijk zijn we afscheid aan ‘t nemen. Op een hele trage manier. Elke keer dat we samen zijn weten we dat we weer een deel van Pa achter ons hebben gelaten. Dat we dat deel maar mee moeten nemen in onze herinnering. Goed koesteren in ‘t geheugen. We moeten ‘m zien zoals-ie vroeger was, & ondertussen aanvaarden dat-ie geleidelijk aan aan ‘t veranderen is. & Tuurlijk blijft ‘t een lieve man, een langzame, vergeetachtige man, stuntelend met woorden, totaal niet meer de stoere man van vroeger, dunner & soms ook erg breekbaar, een lieve man, zo lief als-ie vroeger nooit kon zijn, maar hij is zo totaal niet meer de vader van toen. De man van m’n moeder.

Ik zie m’n moeder volgend jaar al zitten. In verzorgingstehuis De Koogh. Zoals m’n Oma vroeger bij Opa op visite was. Ik kan me niet anders meer herinneren dan dat Oma naast Opa op een stoel zat. Een beetje voor zich uit starend. Veel meer kon ze niet, met haar ogen. Opa maakte af & toe een opmerking, waaruit duidelijk bleek dat-ie niet wist waar-ie zich bevond. Een enkele keer stelde hij een vraag aan m’n Oma. M’n Oma stelde hem gerust met steeds ‘tzelfde antwoord. Een levenslang huwelijk weerklonk in haar antwoorden. & Soms haalde ze een nieuwe sigaar uit z’n vestje. Als Opa zelfs z’n sigaren niet meer uit z’n vestje wist tevoorschijn te halen.

M’n vader hoort stemmen.
‘Hoorden jullie dat ook?’ vroeg-ie tijdens de lunch.
‘Wat?’
‘Ik dacht dat ik daar een stem vandaan hoorde komen.’ Hij wijst naar de muur.
‘Nee, Pa. Ik ben met ‘t mobieltje van Ma bezig,’ zeg ik.
Maar iets later vertelt m’n moeder dat ‘t aan de medicijnen ligt. Schizofrenen hebben precies tegenovergestelde klachten, herinner ik me plots weer van psychologie. Dus krijgt m’n vader schizofrene verschijnselen door hoge medicatie.

M’n moeder wil me ff later met de auto wegbrengen naar ‘t station. Pa ligt al op bed voor z’n middagdutje. Ik zit reeds in de auto als ik bedenk dat ik iets vergeten ben van boven mee te nemen. Als ik op de 1e etage ben, komt Pa uit de slaapkamer.
‘Wat is er, Pa?’
‘Ik hoorde allemaal stemmen.’
‘Nee, dat waren Ma & ik. We waren wat vergeten.’

‘Komt er iemand langs met Kerst?’ vraag ik aan m’n moeder.
‘We weten ‘t nog niet. Marc maakt in ieder geval ‘t eten klaar, heeft-ie al gezegd. We wachten wel af wie zich aandient.’
‘Ik heb allebei de kerstdagen vrij. Voor ‘t 1st dat ik vrij heb genomen met Kerst. Ik weet nog niet wat ik ga doen, maar ik denk niet dat ik langskom.’
‘Nee, we weten dat we met Kerst niet op jou hoeven te rekenen.’
‘Sorry, Moe. Ik zou ‘t echt heel graag doen, maar ik krijg al de kriebels als ik aan Kerst denk. Je moet ‘t maar zien als een afwijking waar ik nooit meer vanaf kom. Maar ik kom waarschijnlijk wel de dag voor Kerst. Is dat goed?’

Maar sommige vragen hoef je niet te stellen in Zijperspace.

a-meid

‘Weet je nog dat er een broer & een zus in ‘Zeg ‘ns A’ speelden’? In die beginperiode. Misschien waren ‘t ook wel geen broer & zus, was dat meisje de vriendin van de zoon of zo. Helemaal aan ‘t begin was dat, ‘t 1e jaar.’
‘Ja, die jongen had blond haar. Beetje krul er in. Maar die zus was hélemáál aan ‘t begin.’
‘Ja, die moet al na ‘t 1e jaar vertrokken zijn.’
‘Ik weet ‘t nog wel, maar toen moet ik ong 9 jaar zijn geweest. Een klein ukkie zittend voor de tv. Naast m’n moeder.’
‘Als jij 9 was, dan moet ik 19 zijn geweest. Zij was denk ik 2 jaar ouder dan ik, dus zal ze nu ong 40 jaar zijn. Volgens mij was ze in die serie toch de zus van de broer. Ze ging naar ‘t buitenland op een gegeven moment. Aan ‘t eind van ‘t 1e seizoen.’
‘Dat je dat allemaal nog weet.’
‘Dat komt doordat ‘t best wel een mooie dame was. Ze had lang blond haar. Slank, mooie neus.
Maar goed. Ik was dus afgelopen zaterdag ziek. Maar ik kon niemand bereiken om me ziek te melden. Jos had z’n mobiel niet aan. & Z’n x, die bij mij in de straat woont, nam ook de telefoon niet op. Met al die nieuwe krachten op m’n werk had ik bijna geen enkel telefoonnr. Dus ik moest wel op m’n werk gaan bellen. Voor de zekerheid ging ik echter 1st bij de x van Jos langs. Maar daar deden ze ook niet open.’
‘Waarom ga je dan bij z’n x langs?’
‘Omdat die misschien wist hoe ik Jos bij z’n vakantiehuisje kon bereiken.
Goed, die was er dus niet. Ik moest doorrijden naar m’n werk, want daar had ik alle telefoonnrs tot m’n beschikking.
Afschuwelijk trouwens, als je hartstikke ziek bent, om 8 uur ‘s ochtends door de vrieskou rijden. Deed verschrikkelijk pijn in m’n neus. Ik kon alleen maar heel langzaam rijden.
Om een lang verhaal toch een beetje korter te maken: m’n collega neemt dus m’n dienst over uiteindelijk, ik wil weer naar huis gaan, & op ‘t laatste moment, ik sta klaar om op de fiets te stappen, gaat m’n mobiel af. Jos aan de telefoon. Nou, Jos zegt dus: niks aan de hand; ga lekker naar huis, dat wordt wel opgelost, ga lekker slapen.
Maar terwijl ik aan de telefoon hang met ‘m komt dus die dame voorbij rijden. Van ‘Zeg ‘ns A’.’
‘& Die herken jij zo?’
‘Ja, ik heb ‘r volgens mij ook wel ‘ns eerder gesproken. Toen stond ik voor ‘t instituut waar ik Film & Tv studeerde. Weet je waar dat is? In de Nieuwe Doelenstraat, waar Theaterwetenschap ook zit. Goed, ik sta voor de deur van ‘t instituut & toen kwam ze ook voorbij. Ik heb toen heel kort een praatje met haar staan maken. Ik weet niet meer waarom, maar ik praatte heel kort met ‘r. Da’s dus inmiddels 10 jaar geleden.
Zij komt dus voorbij rijden op haar fiets terwijl ik met Jos aan ‘t bellen ben. Ik kijk haar zo na, van ‘goh, wat ziet die er toch mooi uit’ & praat ondertussen gewoon verder. Maar zij kijkt op een gegeven moment naar mij, ze ziet me kijken & zij herkent me. Ik weet ook niet waarvan. Zij zelf ook niet, dat kon ik aan haar blik zien, want ze durfde ook niet echt gedag te zeggen. Maar ze had echt zo’n blik van: ha, daar is-ie. Ze was blij me te zien. Ze herkende me. Maar ondertussen wist ze niet waarvan.
& Toen fietste ze verder.’
‘Dat was alles?’
‘Ja, nouja. Toen kon ik op een gegeven moment ook vertrekken. Ik kon niet zo hard fietsen vanwege ‘t feit dat ik ziek was. Maar op de Grimburgwal stond zij met haar fiets te klooien. Dus toen ik voorbij haar fietste, keek ik dus om, zo van: ha, hier ben ik weer. Vrolijk lachend & zo.’
‘& Toen?’
‘Toen zag ze me niet, want ze was veel te druk met haar fiets bezig. Maar ‘t was een mooie meid.’

Daarom duurt alles veel langer in Zijperspace.

herkend

‘Schrijf jij voor ‘t internet?’ vraagt de jongen van Berkhout me vlak nadat ik binnen ben gekomen.
Ik voel me ½ betrapt. Schrijven over iemand zonder z’n medeweten, hoe zwaar kan dat bestraft worden tegenwoordig? Maar gelukkig lacht-ie meteen na ‘t stellen van de vraag; ik kan rustig blijven ademhalen.
‘Ah, je hebt m’n stukjes dus gevonden?’ vraag ik laconiek. ‘Doe als 1e maar de Hazenpaté,’ bestel ik tussendoor.
‘Nou, ik niet. Carolien heeft je gevonden.’
Carolien tref ik nooit. Ik doe meestal geen boodschappen als andere mensen weekend vieren.
‘Ze vertelde ‘t me van de week,’ gaat-ie inmiddels verder, ‘ze had ‘Berkhout’ ingebracht tijdens ‘t surfen & jou dus blijkbaar gevonden.’
‘Ja, ik ben geloof ik makkelijk te vinden,’ vertel ik ‘m uit ervaring. Zelf ook wel ‘ns uitgezocht hoe makkelijk Google mij kan vinden op bepaalde zoekopdrachten. ‘Vandaag ook maar weer ‘ns Rillette, alsjeblieft. Maar niets dan positiefs heb ik geschreven over jullie, toch?’
Hij knikt beamend. Een hele geruststelling. ‘Zoveel Rillette genoeg?’ Hij laat ‘t bakkie zien. ‘Ik heb ‘t nog niet onder ogen gehad, hoor, maar had jij ook niet geschreven over radio Unique?’
Radio Unique? Radio Unique? Ik speur m’n geheugen af of ik die mogelijk ‘ns per ongeluk genoemd kan hebben. Ken ik radio Unique eigenlijk wel? Misschien hebben ze toch de site van iemand anders gevonden.
‘Ja, Berkhout heeft meegeholpen met ‘t opstarten van Unique.’
‘Oh, daar weet ik niks van. Dus dat ben ik toch echt niet geweest. O, & wat Grove Eendenpaté.’
Jammer, eigenlijk. Word ik eindelijk ‘ns op straat herkend, blijk ik verward te worden met iemand anders.
Nou ja, men had mij al 1 keer eerder, bij ‘t bockbier-proeven, herkend als ‘de schrijver van’.
‘Heb jij dan een stukje geschreven over dat je op een gegeven moment voor een gesloten deur stond & je spullen ergens anders moest halen?’
‘Ja,’ reageer ik enthousiast, ‘dat klopt.’
Gelukkig. Stel je voor dat ze mij nog niet op internet tegen waren gekomen & ik sta hier uit de doeken te doen dat ik juist wél over ze geschreven heb. Dan gaan ze daar natuurlijk xtra fanatiek naar op zoek. Blijkt ‘t toch niet zo positief te zijn als dat ze in 1e instantie dachten. Maar ik moet niet zo somber denken. Ik heb nog nooit iets negatiefs over Berkhout geschreven.
‘Dat was overigens verschrikkelijk.’ De emoties van die periode komen spontaan naar boven. ‘& Wat Rucola-tappenade, alsjeblieft. Hoe heb je me dan herkend?’
‘Nou, ik heb je stukjes nog niet gelezen, hoor. Maar Carolien vertelde me over die verhaaltjes.’
‘Als laatste Torino.’
‘TO-Rí-NO!’ zegt-ie met de juiste overdreven italiaanse beklemtoning. ‘Van de week vertelt ze me waar ik ‘t kan vinden. Vanaf volgende week overigens een internet-aansluiting hier in de winkel.’
‘Ha, & kan ik dan ook weer met pin betalen.’
‘Nou, ik ben van de week weer wezen bellen….’ Hij steekt ‘t hele verhaal weer af.
‘The continuing story,’ zeg ik.
‘Da’s dan € 12,40.’
Ik overhandig ‘m 20.
‘Heb je er misschien € 3,- bij?’
‘Nee, dat heb ik niet,’ een blik in m’n portemonnee werpend.
‘Dan betaal je die maar volgende week.’
‘Moet je me wel helpen onthouden, want ik vergeet dat soort dingen heel makkelijk.’
‘Ha, maar ik heb je herkend van ‘t internet, dan zal ik dit ook wel onthouden,’ zegt-ie met een brede grijns.
Ik lach mee, groet ‘tot volgende week’ & loop de winkel uit.
Weet ik nog niet hoe hij wist dat ik ‘t was, terwijl-ie de teksten zelf nogeneens gelezen had, bedenk ik me als ik m’n fiets van slot haal.

Overigens is Berkhout Hofleverancier van Zijperspace, ook al zie je dat niet aan de buitenkant van de winkel.

overzicht

Ik ben bezig een selektie te maken uit de stukjes die ik tot nu toe geschreven heb. Een klein voorproefje hiervan is reeds aan de linkerkant te vinden. Onder ‘t kopje ‘div stukken verzameld naar onderwerp’. Een beetje saai aanzicht geeft ‘t misschien momenteel, met al die cijfertjes onder de onderwerpen, maar dat heeeft vooral te maken met de titels die ik ooit aan de artikeltjes heb meegegeven. Dit waren de onderwerpen waarvan ik de stukken tekst makkelijk kon achterhalen, omdat ze allemaal met dezelfde titel hadden. Was in een poep & een zucht gebeurd.
Nu ben ik met enkele andere onderwerpen bezig, waaronder ‘Westmalle’, ‘m’n vader’, ‘Boekenman’, etc. Om vooral geen enkele tekst daarbij over te slaan ben ik m’n archief door gaan spitten vanaf ‘t ontstaan van m’n weblog. Dat is 1459 stukjes geleden. Ze waren in die beginperiode gelukkig niet allemaal zo lang als dat ze tegenwoordig bijna altijd zijn, maar ‘t is wel een hoop werk elke keer te kijken wat ‘t onderwerp is. Daarnaast kan ik ‘t niet laten enkele stukjes over te lezen (af & toe geheel in verbazing: ‘Heb ik dit geschreven?). & In sommige gevallen alsnog noodzakelijke korrekties aan te brengen (u weet wel: waarvan u vergeten bent door te geven dat ik ‘t verkeerd ingetypt had). Verder schieten me zo af & toe nieuwe onderwerpen te binnen om in ditzelfde kader te verzamelen, waardoor ik terug moet bladeren om vooral geen link naar zo’n postje te vergeten.

Al met al kost ‘t verschrikkelijk veel tijd. Ik hoop dat de lezer hiervoor begrip heeft.

Maar na ‘t betrachte geduld heeft men dan ook een vreselijk leuk overzicht van belangrijke items in Zijperspace.

ziekenbank

We werden op de bank gelegd. Gewikkeld in een deken of een slaapzak. ‘t Hoofdkussen moest van ‘t bed gehaald worden, eventueel met die van een broer er xtra bij, zodat we nog een beetje rechtop konden zitten. Van tijd tot tijd kwam m’n moeder er dan bijzitten, met een thermometer, met thee, met af & toe een boterham: ‘Toe, probeer nou een hapje.’ Soms om wat voor te lezen, maar daar had ze ‘t geloof ik veel te druk voor, meestentijds. ‘t Huishouden ging gewoon door. Straks zou de rest thuis komen.
1 Keer, kan ik me herinneren, heb ik gelijktijdig met m’n broer op de bank gelegen. Waren we allebei ziek. Hij met z’n hoofd aan ‘t ene eind van de bank, ik aan de andere kant. Onze benen lagen langs elkaars middel. We waren xtra dik ingepakt met dekens. ‘t Staat me bij dat dat de gezelligste periode van ziekzijn was. Hoewel ik vast wel ruzie met ‘m zal hebben gemaakt. Over wie waar z’n benen moest houden, of wie nu aan de beurt was voor een bepaald stripboek. & Af & toe schreeuwden we naar moeder, ondanks de ziekte lukte ‘t schreeuwen toch nog, dat ‘t absoluut niet kon dat de ander ziek was, want wat-ie net had gedaan…..

Maar voor de rest kan ik me alleen maar herinneren dat ik in m’n 1tje op de bank heb liggen ziek zijn. Ik kwam m’n uren door met slapen, soms een boekje lezen, hoewel de lust daartoe meestal ontbrak, & naar buiten staren. Totdat schooltelevisie begon.
Als er geen schooltelevisie had bestaan, was ik doodgegaan van verveling. Zeker niet van de koorts, die was volgens mij toch ook weer niet al te ernstig bij de reguliere kinderziektes. Nee, de verveling kon je veel erger treffen. Alle stripboeken waren al gelezen, leesboeken vergden te veel concentratie, moeders had niet genoeg tijd voor aandacht & voor de rest was er niemand in huis. We hadden zelfs nog geen hond om wat xtra warmte van te mogen ontvangen. & Als er al ‘ns een tante over de vloer was, geloofde die toch niet dat je écht ziek was. Tantes waren hard, in die tijd.

Schooltelevisie leidde tenminste voor enkele uurtjes af. Vanaf 10 uur ‘s ochtends wetenswaardigheden op een leuke manier gepresenteerd, elke keer in een tijdsbestek van ong 20 minuten. Waarna je 10 minuten lang de klok kon volgen, de oerhollandse televisie-klok, wachtend op de volgende uitzending. Aardrijkskunde, geschiedenis, godsdienst & allerlei andere onderwerpen werden op een veel interessantere manier gepresenteerd dan dat de leraar op school ‘t onderwees. Ik wilde elke dag wel ziek zijn met zulk leuk onderwijs. Maar dan wel onder de voorwaarde dat er ook ‘s middags na ‘t eten schooltelevisie zou zijn.

Soms, heel soms, ‘t waren vanwege de zeldzaamheid legendarische momenten, waar je bij terugkeer op school vol overgave over kon vertellen, jaloerse blikken creërend, soms had je helemaal geluk. Je moest er wel de hele dag de tv voor aan laten staan, want ‘t stond nergens aangekondigd in de gidsen. Om dit te bereiken was ‘t noodzakelijk dat moeder zoveel mogelijk uit de buurt van de tv bleef, 1 of ander klusje boven te doen had, want anders ging de tv geheid uit. Achteraf kreeg ik te horen dat ‘t slechts 1 keer in de maand was. Op de 1e woensdag-, of anders dinsdagmiddag van de maand of iets dergelijks. Op een vast tijdstip, zodat de mensen in ‘t vak die dag, dat tijdstip, vrij konden houden. ‘t Zou ook kunnen, ook iets dat ik achteraf ter ore kwam, dat de STER de verplichting had de uitzending maandelijks te verzorgen. Wellicht om ze goed te laten keuren.
Niet belangrijk voor de rest. ‘t Ging er om dat ik een prachtige uitzending te zien kreeg. Uniek. Afleidend. Ik vergat gewoon dat ik ziek op de bank lag. ‘t Was nl vaak ook erg grappig. De meeste die ik kreeg voorgeschoteld, kon ik in de normale STER-blokken niet te zien krijgen. Wat zag ik überhaupt aan reclame op tv? Maar nu kreeg ik alles bij elkaar: de nieuwste reclame-spots in 1 lange uitzending.

Toen was ‘t nog heerlijk om ziek thuis te zijn in Zijperspace.

arbeit

Via een sms-je heb ik laten weten dat ik vandaag wel weer kan werken. Dat was vlak voordat ik op de bank in slaap viel. Dat was dus ook voordat ik wakker werd met een verkrampte nek. Waardoor ik niet meer in m’n favoriete leesstoel kon zitten, vanwege onmiddellijk ontstaan van koppijn. Van die schele, waarbij je naast de letters moet gaan kijken om te kunnen zien wat er staat.
Maar goed, ik ben in een andere stoel gaan zitten, heb die wat meer voor de kachel geschoven & ben verder gaan lezen.

M’n werkgever had inmiddels z’n dank voor snelle opknappen terugge-sms-t. Ik was enthousiast met hem, maar had niet zo’n zin dat gevoel van enthousiasme aan hem te zenden.

M’n neus begon te lopen. Nadat ik m’n bed had verkozen boven de stoel om verder te lezen. Van een loopneus had ik afgelopen dagen nog geen last gehad. Niet noemenswaardig in ieder geval. ‘t Kostte me moeite m’n dagelijkse portie neusspray achter in m’n neus te laten aankomen. Dat gaf ook zo’n gevoel van nutteloos: een neusspray inbrengen die ervoor moet zorgen dat je beter kan ademhalen & ondertussen ‘t lopende snot niet met de papieren zakdoekjes kunnen stuiten.

Fascinerend is elke keer de variatie die ‘t verkoudheid/griep-virus er in weet te brengen. Was ik een jaar geleden vooral neusverkouden, met een lichte kriebel in m’n keel tegen ‘t einde, ditmaal ging een vochtig gevoel in de keel met rochelende hoestbuien, zoals ik die nog van m’n rokende periode weet te herinneren, waarbij tevens pijnlijke botten, vooraf aan een natte neus. Elke keer komt de virus in een andere gedaante. Hij moet zich wel vermommen, want anders wordt-ie bij de toegangspoort van de hemel, die mijn lichaam voor hem moet zijn, teruggestuurd.

De nachten zijn echter over ‘t algemeen ‘tzelfde: obsessief. Steeds weer dezelfde plaatjes schieten door ‘t hoofd. & Dat nog voordat ik in slaap gevallen ben. Vannacht een 10-tal maal steeds ‘tzelfde gebouw betreden. Ondertussen maalde een liedje door m’n hoofd, de hele tijd ‘tzelfde zinnetje. Ik kwam niet verder dan dat zinnetje. Waarbij ik me de hele nacht afvroeg hoe ik ‘t woordje ‘dissappointed’ moest schrijven. Met 1 ‘s’, of 2? & Hoe zat ‘t met de hoeveelheid ‘p’-s?
4 Uur mee zoet geweest afgelopen nacht. Terwijl ik ‘t bovenstaande schrijf geen behoefte gehad ‘t woordenboek erbij te pakken.
Ik verbied mezelf gedurende dit soort nachten te gaan nadenken over hoe lang ‘t nog zou kunnen duren voor ik definitief in slaap val. Bezorgt me alleen maar xtra zorg.

Ik heb een xtra grote hoeveelheid zakdoekjes klaargelegd om naar m’n werk mee te nemen. & Een dosis motivatie om op te gaan geven op ‘t moment ‘t niet meer gaat. Die zal waarschijnlijk niet aangesproken worden. De 1e wel, de laatste niet.
Ik moet ‘t maar van de positieve kant bekijken, sprak ik mezelf vanochtend toe, vandaag is m’n laatste dag. Morgen & overmorgen is ‘t weekend. & Hoewel we aansluitend een vergadering hebben, is maandag een korte werkdag. Daarnaast, & daar stond ik van te kijken, zat m’n haar verschrikkelijk goed toen ik vanochtend in de spiegel keek.

De dag kan niet meer stuk in Zijperspace.
PS: vlak voordat ik naar m’n werk vertrok ben ik per ongeluk vergeten te publishen; ietwat verlaat verschijnt ‘t relaas dus toch. Ondertussen zit ik thuis, snotverkouden. Geen vergadering, want te ziek nog steeds.

heldendom

Elke dag kwamen we er wel weer 1tje tegen. We wisten niet waar ze vandaan kwamen. We durfden niet rücksichtslos de keuken in te lopen. 1st De deur open, met de arm de hoek om ‘t licht aandoen & goed om je heen kijken. Vooral nadat Tineke er 1tje met haar blote voeten had platgetrapt was die aanpak noodzaak geworden. Voor de nachtrust.
Sinds dat voorval durfde Tineke de slakken niet meer op te ruimen. Voortaan was ik altijd de aangewezen persoon. Terwijl ik zelf al helemaal niet gek was van die naakte beesten. Ze leken wel doorzichtig van slijmerigheid. Aan hun kleur te zien hielden ze niet al te erg van de zon. Ze waren lichtgeel tot grijzig wit. De grootte varieerde van een ½e cm tot bijna 10 cm lang.
Ik schoof ze met de stoffer op ‘t blik, deed de tuindeur open & gooide ze weg met een snelle zwaai. Geen verkeerde beweging maken, de zwaai krachtig genoeg inzetten, want anders kwamen ze voor m’n voeten weer naar binnen vallen. De kriebels schoten door m’n hele lichaam bij de gedachte dat ze ook op m’n sokken terecht hadden kunnen komen.

Hun aanwezigheid had waarschijnlijk met de beerput te maken, die op een bepaalde plek onder onze tuin lag. Een beerput was allang al niet meer toegestaan, tenzij ‘t aantoonbaar was dat deze al sinds mensenheugenis zich op die plek bevond. Tenminste, zo vertelde Kalis ons dat.
Kalis wilde op een zo goedkoop mogelijke manier z’n geld verdienen. Zo min mogelijk tijd besteedde hij aan z’n huisjes. Alle herstelwerkzaamheden werden door hem zelf verricht & dat liefst zo laat mogelijk. Als de stront weer ‘ns door de pot omhoog kwam, duurde ‘t een week voordat-ie langs kwam om te kijken wat er aan de hand was. Hij groef eigenhandig de afsluitende plaat van de beerput tevoorschijn, opende de put, trok handschoenen aan & ging op z’n knieën de afvoer ontstoppen met een lange dunne lier. Wij mochten binnen op zijn commando de wc een paar keer doortrekken & vervolgens komen kijken wat er allemaal uit de afvoer tevoorschijn kwam. Vooral stront was dat, ongelooflijke hoeveelheden stront met inmiddels ½-vergaan wc-papier. Tegen ‘t eind van deze bruine golf passeerden dan de opgezwollen tampons ons. Afkomstig van de bovenbuurvrouw, was onze conclusie.
Kalis kon weer vertrekken, vergat daarbij per ongeluk z’n lier, waardoor we bij de volgende verstopping zelf konden ingrijpen.

Aan de rand van de beerput, waar ‘t afsluitende deksel hoorde te zitten, zaten enkele xemplaren van de naaktslak die ons huis steeds weer kwamen bezoeken. Weggedoken voor ‘t licht. De geuren van onze afvalstoffen opsnuivend. Ze daar aan te treffen had geen positieve invloed op mijn houding tegenover ze.

Langzamerhand werd ik echter een held. In mijn eigen ogen dan. Misschien ook wel in die van Tineke, want die durfde helemaal niks.
Ik ruimde zonder bezwaar de slakken op uit onze keuken. Ik liep soms zelfs zonder behoefte aan licht de keuken in om snel iets uit de koelkast te pakken. Trof ik in ‘t licht van de koelkast een slak aan, dan schrok ik daar inmiddels niet meer van, maar pakte onmiddellijk ‘t daarvoor bestemde gereedschap beet & verwijderde ‘t beestje. Was de pot weer ‘ns verstopt, dan verrichtte ik dezelfde handelingen als dat ik de heer Kalis had zien doen, daarbij soms wel een ½ uur met m’n neus hangend boven de met stront & pies gevulde beerput, zonder dat mij dat interesseerde. De afvoer moest ontstopt, daar moest kleinzielig gedrag voor wijken.

Dat is inmiddels 14 jaar geleden. Tegenwoordig schrik ik me weer rot als ik in m’n huidige tuin een slak bij m’n voeten ontwaar. Ook al is ‘t een oerfatsoenlijke bruine, dan wel groene. & Als er op m’n werk iemand z’n behoefte niet doorgetrokken heeft, reik ik van een zo groot mogelijke afstand met m’n handen naar de spoelknop, ondertussen kokhalsneigingen met moeite beteugelend.

Alles is weer zoals ‘t hoort in Zijperspace.

navel

Enigszins stiekum ben ik natuurlijk wel naar buiten geweest vandaag. Maar wat is stiekum als er niemand is die je controleert? Buiten de reis naar m’n werk om m’n collega’s in te kunnen schakelen voor ‘t overnemen van m’n dienst, moest ik als troost maar een boek voor mezelf kopen. Had ik ½erwege de dag besloten. Desnoods iets anders, ‘t deed er eigenlijk niet toe wat, als ik maar de gelegenheid had mezelf troost te geven. Troost zit in geld, moet men weten.
De boekhandel was van de opties ‘t minst ver weg gelegen.
De boekhandel waar ik al vaker impulsieve aankopen heb willen doen. & Waar ze elke keer niet bleken te hebben wat ik zocht. Geen ‘Nestor’ van Wiener, geen Synoniemenwoordenboek.
Ditmaal hadden ze eigenlijk te veel. Ik kwam al na enkele vluchtige blikken geworpen te hebben de zaak in minstens 3 titels tegen die ik stante pede aan wilde schaffen. Hoefde ik niet over na te denken. Alleen ‘t geld, daar zat ik een beetje mee.

Da’s allemaal niet zo belangrijk. ‘t Was meer dat ik op een gegeven moment totaal ongewassen tegenover een boekhandelmeisje stond, ‘t was zeer zeker geen onaangename dame, wellicht ietwat jong, welk gevoel mij stoorde. Ik had m’n tanden gepoetst; dat leek me wijs vlak voordat ik ‘t huis verliet, vooral in deze zieke rottende fase waarin mijn lichaam zich bevond. Ik had me dik aangekleed: 3 t-shirts, 2 sweaters & 1 jas; waardoor m’n lichaamsgeuren zich niet makkelijk zouden kunnen verspreiden. Maar toch dacht ik de hele tijd aan de navel waar ik in had zitten poeren.

Meermaals had ik last gehad van de temperatuur. De ingebeelde temperatuur, bedoel ik dan. Dan weer was ‘t te koud, waarop ik de kachel ietsjes hoger zette, & 5 minuten later had ik ‘t weer veel te warm. T-shirt aan, xtra t-shirt aan, 1 t-shirt uit, alle t-shirts uit. Meermaals moest ik ‘t zweet van m’n voorhoofd vegen (een goed teken, dacht ik). Zelfs een enkele maal uit m’n navel.

Zodoende ben ik er dus achter gekomen dat zweet uit de navel ruikt. Ik wil niet zeggen ‘stinkt’, ‘t is tenslotte m’n eigen lichaamsgeur, maar ruiken deed ‘t wel degelijk.
Ik moet ‘t jaren geleden al hebben geweten. Als klein kind. Toen ‘t nog heel gewoon was dat we 1maal in de week een bad in de tobbe namen, & we daardoor de geur van ons eigen lichaam heel gewoon waren. Zeker die van de navel. Want dat is een vreemd geurtje. Na 1 dag niet douchen wordt je ‘t geurtje al gewaar, was ik vandaag achtergekomen.
De geur was me echter zeer vertrouwd, hoewel ik me niet kon herinneren wanneer ik ‘t eerder had geroken.

Ik ga me hier natuurlijk niet zitten xcuseren voor ‘t feit dat ik me vandaag niet gedoucht heb. Daar kon m’n lichaam vandaag gewoon niet tegen. & Anders m’n gemoedsgesteldheid niet. Ik zat de gehele dag opgesloten. Ik had gedurende de dag met niemand kontakt anders dan via meel of telefoon. Ik zou m’n lichaamsgeur een beetje aanpassen aan ‘t meisje dat mij een boek zou verkopen. Nog wel bij de boekhandel waar men toch nooit heeft wat ik zoek. Ik keek wel lekker uit.

Waar ik maar mee wil zeggen dat ‘t toch zaak is jezelf te douchen mocht men ziek zijn bij hogere temperaturen, aangezien de geur van ‘t zweet in de navel zich makkelijk verspreid. In warmere tijden is men over ‘t algemeen nl geneigd tot ‘t dragen van slechts 1 t-shirtje. Geen jas, geen trui. Bij zeer goed weer dan. (Daarentegen: als men ziek is, heeft men ‘t eerder te koud dan te warm).
Die geur van de navel verspreidt zich dermate sterk, in ieder geval bij mijn lichaam in deze toestand, dat ik vanmiddag zittend achter de comp die geur gewaar werd op ‘t moment dat ik 1 van de shirtjes uittrok. & Toch besloot ik niet me te gaan douchen. Nee, ik moest toch zo snel mogelijk een boek kopen. Als troost.
Vervolgens ben ik ‘t boek niet gaan lezen.

Slechts ‘t onverwachte gebeurt vandaag in Zijperspace, maar dat was te verwachten.

toegeven

Ik werd om 4 uur wakker. Met slechts 1 gedachte in m’n hoofd: ik mag niet hoesten. Ik moest zorgen dat m’n borstkas zo min mogelijk belast werd. Dat heeft me vervolgens minstens 2 uur bezig gehouden. Samen met beelden, steeds weer dezelfde beelden, die tevoorschijn kwamen. Ik leek wel bezeten.
Ik moet rond 6-en in slaap zijn gevallen, of in ieder geval lichtelijk weggedoezeld zijn, maar om 7 uur begon ik mezelf wakker te trillen. Misschien vanwege de kou, misschien omdat ik mezelf ziek moest gaan melden, maar ‘t kan ook met ‘t slaaptekort te maken hebben gehad.

‘Je wordt ziek als je er aan toe bent.’
Mirjam & Pim zaten nog maar net op ‘t HBO-V, hadden enkele lessen achter de rug, toen ze met deze uitspraak op de proppen kwamen. 1 Van hun docenten had ze die aan de hand gedaan. De docent had zich enige jaren eerder tot de Bhagwan bekeerd, & enkele van de filosofische stelregels van z’n nieuwe leermeester gebruikte hij in funktie als docent bij ‘t vak Ziekteleer.
Zweverig, vond ik. Buiten dat: hoe zat ‘t dan met Aids-patiënten? Waren die aan Aids toe? Of mensen die in ‘t verleden overleden waren door pest-epidemieën. Slechts een klein gedeelte van de bevolking was op dat moment er niet aan toe te overlijden aan die ziekte?
Volgens Mirjam & Pim zat er eigenlijk wel wat in. Waarom kreeg de 1 wel griep & de ander niet?

Tot voor kort werd ik zelden ziek. ‘t Was jaren geleden dat ik een griepje onder de leden had. ‘t Kon ook niet; ik had ‘t veel te druk om ziek te worden.

Om 8 uur besloot ik een poging te wagen m’n werkgever Jos te bellen. Vroeg, maar noodzakelijk vroeg, want dan had-ie tenminste de gelegenheid naar Amsterdam te komen, mocht-ie buiten de stad zitten.
Voicemail ingesproken. Thuis ook niet aanwezig.
Telefoonnrs van m’n collega’s had ik niet. Daarvoor hadden teveel personeelswisselingen de laatste tijd plaatsgevonden. Ik moest m’n jas aantrekken om op m’n werk op zoek te gaan naar hun nrs.

½ 9 Probeerde ik Sarah te bellen. Terwijl ik haar voicemail inspreek is m’n stem raspend & zwaar geworden. Ik heb er ook helemaal geen zin in. De fietstocht had me een kwartier gekost. Ik was afgepeigerd & m’n botten deden pijn.
Ik sprak de voicemail van Jannet in.
Vervolgens belde ik Jan. Misschien dat hij wist waar Jos zat.
Hij gaf me ‘t nr van Anke, in Alkmaar.
Anke wist niet waar Jos zat. Misschien zat-ie gewoon thuis.
Langs z’n huis geweest. Aangebeld. Niets.
Sarah weer geprobeerd. Die nam ditmaal op.

Als ik om 9 uur de winkel verlaat, gaat m’n eigen mobiel af. Ik had inmiddels alles al geregeld: Sarah zou m’n dienst overnemen. Zij zou informeren wie er als 2e man aanwezig kon zijn.
Jos, eindelijk Jos aan de lijn.
Ga lekker naar bed. Wij regelen ‘t wel.

Ik maak weer de lange tocht naar huis. Door de kou. Op een veel te langzame fiets. Alles irriteert. Alles doet pijn.
Als ik thuis in de spiegel kijk, zien m’n ogen rood.

Ik ben tegenwoordig meer aan ziek-zijn toe. Meer behoefte aan ontspanning. Lekker een dag of meer thuis zitten. Ik bedacht me dat ik vanochtend in bed op ‘t idee was gekomen dat als ik ziek zou willen zijn, ik slechts met een zware stem door de telefoon moest spreken. Traag & zwaar. Raspend gebroken. Dat ik vervolgens ziek zou zijn, omdat ik er aan toe had gegeven.
& Zo gebeurde.

Nu klaagt men echter over de trage benen in Zijperspace.

pad (3)

Stel dat Quint niet m’n broer was, dan was ‘t uit geweest met de vriendschap. Puck maakte laatst ook een soortgelijke opmerking, smaalde daar lichtjes bij, maar kwam daarop gelijk met de vraag of ik zilvervisjes kende. Die waren pas echt eng. Door die opmerking kwam ‘t nog net goed. Je mag geen onbegrip hebben voor een andermans angst. & Zeker niet die van mij. Hoe irreëel mijn angsten ook zijn.
Angsten van mensen zijn allemaal terug te voeren op de uiteindelijke angst voor de dood, zegt men. Van de week las ik die opmerking nog ergens. Dat zal wel, denk ik dan. Ik geef ze ook helemaal gelijk. Maar op ‘t moment dat ik zo’n angst meemaak denk ik daar niet aan. ‘t Meest nuchtere wat er op zo’n moment in me opkomt is dat de angst geen werkelijkheid is. Dat soort gedachtes laat ik echter zo kort mogelijk toe. ‘t Streven is slechts om zo ver mogelijk weg, op zeer kort tijdsbestek, te geraken.

‘Waar staan die boekenplanken dan?’ vroeg Quint.
‘Sst, niet zo hard,’ zei ik fluisterend, ‘niemand hoeft te horen waarom ik ze niet durf te pakken.’
‘Wat dan?’
‘Nou, ze staan dus in de kelder. Maar daar zat dus plots een pad een paar maanden geleden.’
‘Ben je daar bang voor dan?’
‘Ach, nou ja,’ stamelde ik, ‘ik durf heus wel de kelder in. Nou ja, eigenlijk niet. Maar ik heb die pad dus ingebouwd in die boekenplanken. Hij is er helemaal mee omringd. & Die planken moeten we dus hebben.’
‘Ben je ook een mietje.’

Quint grijnsde er bij. Hij had ook niet anders moeten doen. Want ik had geen boekenkast meer willen hebben. Laat staan Sinterklaas willen vieren met de familie die wat later zou arriveren, als wij de boekenkast afhadden.
Als hij een vriend was geweest, dan was die grijns zelfs niet genoeg geweest. Dan was ‘t na die grijns afgelopen. Weer een vriend minder, had ik hooguit gedacht.

‘Kijk, daar staan ze.’
Ik wees de boekenplanken aan waarmee ik de pad had omsingeld.
Maar Quint is gelukkig m’n broer. Hij mocht me mietje noemen. Broers zijn nou 1maal wat meer rechttoe rechtaan. Een verklaring is dan niet nodig. Een grijns is genoeg.
Als daarna tenminste ‘t dappere gedrag wordt getoond & de planken worden gepakt. Waardoor de pad tevoorschijn kan komen.

Ik stond bovenaan de trap. Ik had de looplamp aangegeven. Ik gaf aanwijzingen aan waar de planken zoal konden staan, waar de lamp neergezet kon worden, waar de pad zich zou moeten bevinden, mocht-ie zich niet meer bewogen hebben, waar Quint toch echt moest oppassen, want daar zou ‘t kunnen dat de pad van zich deed gelden.

Ik vond die zilvervisjes van Puck toch echt niet zo angstaanjagend, vertelde ik haar. Kwam waarschijnlijk doordat m’n moeder me ooit uitgelegd had dat die beestjes alleen in huizen voor konden komen waar ‘t glans & glansschoon was. Beestjes die op een schoon huis afkwamen kon ik niet eng vinden.
Dat had ook een xcuus kunnen zijn geweest van m’n moeder. Omdat ‘t huis blijkbaar niet echt schoon was geweest. De kinderen mochten dat niet weten.
Ik geloofde m’n moeder. Altijd al gedaan. Ditmaal zorgde dat er in ieder geval voor dat ik geen angst had voor zilvervisjes. Weliswaar schrik ik altijd ff, maar angst is er niet. Schrik, da’s alles.

Quint haalde 1 voor 1 de planken weg van de muur waar de pad zich had bevonden. ‘t Gordijn van planken werd opengeschoven. Ik zou zien wat er met de pad gebeurd was. Vanaf de bovenste tree van de keldertrap.
‘Ga nou ‘ns opzij,’ zei ik Quint.
Maar hij stond al de hele tijd opzij.
‘Er is gewoon niks,’ zei Quint.
Ik deed een stapje naar beneden.
‘Kijk,’ zei Quint, ‘hier ligt een plasje van een lichaam dat heeft liggen verrotten.’
‘Nee, dat kan niet. ‘t Lijkje van de pad die ik aantrof toen ik dit huis introk, was ook niet veranderd in een plas.’
Toch deed ik een stap dichterbij. Keek wat beter.
‘Nee, joh. Da’s water. Er staat altijd een beetje water in m’n kelder.’
De pad was er evengoed niet.
Quint gaf me de planken aan.
‘Hier, pak aan. Ze moeten naar boven.’

Er moest gebouwd worden in Zijperspace.