rondleiding (2)

De gordijnen

Ik heb de gordijnen geërfd van 2 dode mensen die ik nooit heb gekend. Ze hadden een totaal verschillende smaak. Dat is te zien. Daarom woonden ze wellicht niet bij elkaar. Ze kenden elkaar hoogstwaarschijnlijk ook niet. De 1 woonde op de Albert Cuyp, de ander op m’n huidige adres. Die mevrouw (de laatste) had de minste smaak. Over de doden niets dan goeds, maar ze wist gewoonweg niet wat leuk stond in een huis als dit. Of ’t zou kunnen zijn dat smaak te duur was voor dit arme vrouwtje.
’t Kost te veel, ik verdien te weinig om zomaar ‘ns de gordijnen te vervangen. Ze zeiden, ‘ze’ van daar bij die gordijnhandel, dat ’t me ongeveer (ze rekenden me dat helemaal voor), zo om & nabij (ik stond te flapperen met m’n oren), nou toch zeker wel (ik kon ’t niet geloven) € 200,- ging kosten. Voor de achtergordijnen. Ik wilde gordijnen voor ’t hele huis.
Ik ben de deur uitgelopen & gaan hopen op een wonder.
Nou, nee, dat ook weer niet. Ik moet niet overdrijven.
Ik heb een week later gordijnen gekocht voor ’t tussenstuk. Die kan men momenteel weliswaar niet zien hangen, maar ik heb ze toch wel degelijk.Weggehaald zodat er meer ruimte voor u & de andere gasten ontstond. Die gordijnen, door m’n moeder zorgvuldig aan elkaar genaaid, hebben me een aardige cent gekost.
Mocht u een indruk van de verschijning ervan willen hebben: ze zien er ong ‘tzelfde uit als de velours gordijnen aan de voorkant.
Ik hou van gordijnen. Vooral als ze dicht hangen. Ik ben wat dat betreft geen nederlander. Bij mij mogen de mensen niet binnen kijken. Dat doe ik liever zelf. In m’n 1tje.
Ik had een vriendin, die hield van licht. Nou, ik niet. Gordijnen toe, zo min mogelijk lichten aan. Als ik nog maar m’n boek kon lezen. Maar zij wilde licht. Helderheid. Ook als we in bed lagen. Kon ze me zien. Hup, daar gingen de gordijnen weer open. Midden in de zomer. Late avondlicht, of anders ‘t vroege ochtendlicht viel binnen.
‘& Die mensen aan de overkant van ’t water dan?’ dacht ik dan, ‘die kunnen ons toch bezig zien?’
‘Pff,’ dacht zij op haar beurt.
Maar we zeiden ’t niet. Duurde niet zo lang, die relatie. Ik heb ook nooit geweten wat ze met die ‘Pff’ bedoelde.

Als dat al belangrijk mocht zijn in Zijperspace.

rondleiding (1)

Om u enigszins een indruk te geven van dat wat u te wachten staat, gij uitgenodigden & kloek ter moede, wil ik u alvast ‘t 1e deel voorschotelen van de komende dag: de rondleiding in Zijperspace.
Helaas in ‘tzelfde lettertype zoals ik reeds in deze zinsnedes gebruik, maar ik beschik nu 1maal niet tot meer mogelijkheden, meer variatie, ik, met mijn beperkte geest. Evenzogoed:

De deurbel

Gisterochtend was er nog geen deurbel. Althans, geen werkende. Je moet heel wat organiseren voordat je een soepel lopend feestje met je verjaardag mogelijk kan maken. Een werkende deurbel is een noodzakelijkheid. Ik had ’t er nog met de verkoper van deze nieuwe bel over.
‘Ik ben morgen jarig,’ zei ik, ‘& ik kan natuurlijk niet de visite buiten laten wachten totdat ik ‘ns bij de deur ga kijken of er iemand staat.’
‘Nee,’ zei de verkoper, ‘een deurbel is wel degelijk een vereiste voor ’t soepel verlopen van een feestje.’
Dat waren z’n woorden. Ik kon ’t niet minder met ‘m eens zijn. Ik schafte gelijk een hoog-kwaliteitsschroevendraaier bij ‘m aan. Kruiskop. Zodat ik de oude deurbel kon vervangen.
‘Ik krijg ‘m er niet met m’n huidige schroevendraaier uit,’ vervolgde ik m’n verhaal, ‘die past gewoon niet in ’t schroefje.’
We hadden een zeer interessante conversatie, de ijzerwarenwinkelmedewerker & ik.
Thuisgekomen heb ik met grof geweld, zijnde een hamer, de oude deurbel er uitgesloopt; de schroevendraaier bleek overbodig. U kunt de sporen van dit treffen van de deurpost & de hamer nog waarnemen. Ik was er door genoodzaakt ’t nieuwe exemplaar schuin te hangen. Had ik niet zoveel moeite mee. Als ik dan toch een deurbel moet hebben, dan maar een scheve, dacht ik. Bovendien is ’t wel handig. Voor de bezoekers, bedoel ik dan.
‘Waar is Zijperspace dan?’ zal heus wel iemand gedurende deze dag als vraag te stellen hebben.
‘O, da’s bij dat huis met de scheve deurbel,’ luidt ’t antwoord.

Zijperspace begint bij de deurbel.

uitnodiging (via meel)

‘t Spijt me, ‘t spijt me,

Vergeet ik ‘t bijna helemaal persoonlijk te doen.
Nou ja, persoonlijk. Men ziet ‘t misschien niet, maar een hele massa wordt bij deze via 1 meeltje benaderd om toch zo snel mogelijk recht te zetten wat ik nagelaten heb. Gewoon, vanwege uitstel. Nalatigheid. Komt later wel, dacht ik.
Maar straks weten ze van niks, bedacht ik me vanavond. Of zijn ze ‘t vergeten. Had ik er op moeten hameren. Sommige mensen hebben dat nodig. Moeten over de streep geholpen worden. Natuurlijk niet dmv zo’n schijnbaar persoonlijk doch zeer algemeen geschreven-waardoor-mogelijkheid-tot-massaal-te-versturen meeltje, maar ‘t effect zou beter zijn dan ‘t totaal te laten. Ik heb in ieder geval iets gedaan. Mij valt niets te verwijten. Na deze. Of ik moet ‘t verkeerde i-meel-adres hebben opgeslagen. Hoewel mij dat dan weer sterk lijkt.
Ziehier, de poging te corrigeren, dat waarin ik nalatig was. Slordig, zou men kunnen zeggen.

U bent uitgenodigd. Voor donderdag 10 april. Te genieten van mijn verjaardag. Tussen 15.00-22.00 uur. U hoeft geen kado’s mee te nemen. U dient gewoon te komen. Dat vindt uw gastheer leuk. Ik hoop u ook.

Mocht men ‘t niet persoonlijk genoeg vinden, deze uitnodiging, dan moet men zich maar voorstellen dat ik er een kus op ‘t voorhoofd bij geef. Dat doe ik immers nooit. Lang niet gedaan, in ieder geval.
Zo, die heeft u dan alvast binnen.

Nu nog komen.

Ik verwacht u.

Groeten,

Ton.

(voor de zekerheid m’n adres: ******straat ***-hs)
(& telnr: 020-*******)
(dit alleen als men de weg niet kan vinden)
(mobiel: 06-********)
(dit in geval m’n gewone lijn vanwege afbellen overbezet blijkt)
(mocht men nou bedenken dat ik iemand vergeten ben, neem die persoon gerust
mee)
(ook zij hoeven niet af te bellen, in geval dezen toch bedenken niet te
willen komen)
(maar ik had ze graag een persoonlijke uitnodiging gestuurd)
(misschien wist ik ‘t i-meel-adres gewoon niet)
(dat heb ik wel vaker)
(nieuwe comp)
(mocht men dit meeltje kwijt raken, of niet bij de hand op ‘t moment van
vertrekken richting mij, dan staat ‘t adres vanaf as woensdagmiddag op m’n
weblog)
(zijperspace.nl is dat natuurlijk)
(mocht men dat ook niet weten)
(nou overdrijf ik)
(had ik al gezegd dat ik ‘t leuk vind als jullie allemaal verschijnen?)
(mond dicht)

Men zou kunnen zeggen dat vanaf heden, maar zeker niet voor lang, Zijperspace gelokaliseerd is.

PS: Vergeet ik ‘t weer. Maar dat komt dit keer vooral doordat ik ‘t al eerder gezegd heb, & daarbij voorbij ga aan ‘t feit dat niet iedereen alles leest wat alhier gepubliceerd wordt. Voor alle duidelijkheid: ik heb de lezers van Zijperspace uitgenodigd langs te komen voor de viering van m’n 39e. Bier zat, moet men maar denken. Adres staat vermeld in bovenstaand stuk. Te Amsterdam wel te verstaan.

uitnodiging (buren)

Buren,

Jullie zijn uitgenodigd. Dat spreekt eigenlijk vanzelf; m’n buren zijn altijd welkom op mijn verjaardagsfeestjes, maar buren dienen er wel op geattendeerd te worden. & Dat niet dmv luide muziek tetterend door parket of vloerbedekking.
Uitgenodigd dus, & wel op mijn verjaardag, vandaar dat ik ’t een verjaardagsfeestje noem, die ik morgen, zijnde de 10e April, net als elk jaar, tussen 15.00-22.00 uur vier.
Kom langs, vergeet de noodzakelijkheid van een kadootje, nergens voor nodig, & drink een biertje met me. Mocht ik ’t te druk hebben met de rest van de visite die mijn huis zal bevolken, schroom niet & drink er gewoon nog 1. & Nog 1. Ooit komen jullie wel aan de beurt gedurende jullie aanwezigheid op de begane grond mij te mogen feliciteren. Want dat is alles dat jullie te doen staat. (Behalve dan gezellig zijn, praten, lachen, mensen herkennen, & een poging wagen zonder morsen een biertje te tappen).

Zo, nu kunnen jullie niet meer weigeren. Kom langs.

Verdere gegevens over de ligging van Zijperspace volgen later.

uitleg

Hoe leg ik ’t m’n moeder uit? Ze zal verschrikkelijk teleurgesteld zijn zogauw ze ’t te weten komt. Met treurige ogen zal me aankijken.
‘Hoe oud ben je nou?’ zal ze vragen. ‘Ik dacht dat ik m’n kinderen toch wat netter had opgevoed.’
‘Maar Mam, maar Mam ..’ zal niet helpen.
Nee, ik had er wat aan moeten doen.
‘Bij anderen ziet ’t er toch ook netjes uit? Laatst bij Theo zag je toch ook geen kleren her & der verspreid door de kamer liggen.’
‘Ja, maar Yvon was ziek.’
‘& Toch lag er niks.’
M’n moeder zal ’t altijd winnen. Ik gebruik de verkeerde argumenten.
Morgen moet ik maar zo snel mogelijk beginnen aan de rest. Hoewel ik weet dat ik ’t niet zal redden. Hoe moet ik haar dat uitleggen?
‘Mam, ik wil even serieus met je praten,’ zal ik zeggen zogauw ze de auto uitstapt. ‘Even van zoon tot moeder. Ilse kan dan alvast wel koffie zetten. Ze vind de koffiepot vanzelf wel.’
‘Vergeet de suiker niet bij te vullen,’ smoes ik m’n schoonzus Ilse nog snel even toe, terwijl ze langs me m’n huis inloopt, in haar handen een stapel kado’s, allemaal voor mij. ‘& Zet voor mij nog even snel een bakkie thee.’
‘Kijk, Mam,’ ga ik dan verder, ‘ik wilde ’t je al over de telefoon vertellen, maar je was zo ongerust over ’t feit dat je misschien wel niet kon komen. Ik wilde de pret niet nog extra bederven.’
M’n moeder zal me 1st wat bevreemd aankijken. Waar zal dit toe leiden? Vervolgens zullen haar wenkbrauwen donker kleuren. Mijn zoon is m’n opvoeding afvallig geweest, denkt ze. Uiteindelijk zal ze toch naar binnen gaan, vooral omdat de kadootjes & lekkernijtjes dan niet onaangetast richting huis genomen hoeven worden. Weg feestvreugde, zou dat betekenen, weg de zin van een rit van 80 km. Heen. & Weer.
Ze zal ’t uiteindelijk wel accepteren. Ook al zeg ik er niks van & zal ze haar nek op gegeven moment breken omdat ze erover struikelt bij binnentreden van m’n woonkamer. Of omdat ze m’n slaapkamer nog ‘ns wil bewonderen.
Moeders bewonderen slaapkamers niet. Ze inspecteren ze. Gaan met hun handen stiekem over de randjes boven aan de deuren & planken. Als niemand kijkt gaan ze op een stoel staan, om bovenop de kast te kijken wat er verstopt ligt & hoe dik de laag stof. Opeens blijkt hun lichaam veel elastischer dan menigeen kon bevroeden; ze laten zich op de grond vallen & terwijl de gebakjes uit de koelkast worden gehaald controleren zij de vergeten nissen, hoekjes & gaten, om onmiddellijk daarop ’t ondergoed te checken op vlekken.
Ik zal ’t haar eerlijk moeten bekennen; ze is niet anders van me gewend. Ik ben m’n leven lang al openhartig geweest. Soms tot verdriet, vaker nog tot uiteindelijk genoegen. Dan kon ze ’t in de loop van de tijd toch accepteren. Moest m’n vader wel er tevens van overtuigd raken, met argumenten die een beroep deden op ‘t gevoel, dagen achter elkaar, tot diep in de nacht. Kregen we achteraf te horen dat Pa er niet van had kunnen slapen. & Als iets erg was, was ’t onze vader die niet kon slapen. Hij kon altijd slapen! We hoorden ’t immers tot op zolder. ‘t Niet slapen van hem was voor ons een straf. Maar wij zoons wisten dan in ieder geval dat we moeder aan onze kant hadden.
Hoe leg ik ’t echter nu uit? Ik heb niets om me achter te verstoppen. Ja, ik moest nog een tekstje intikken voordat ik naar bed toe ging. ‘Maar dan had je toch zeker tijd de volgende ochtend?’ zal ze te berde brengen. & Ik sta geparalyseerd om zoveel logisch vermogen. Had m’n moeder de wereld maar uitgevonden, we zouden verlost zijn van hoofdpijn & ingewikkelde verhalen die veel te lang duren. Een punt is een punt & hij staat meestal aan ’t eind van een zin.
‘Mam’ oefen ik in de spiegel, ‘ik wilde zo graag, ik had ’t helemaal in m’n hoofd, ik wist dat je ’t zou weten te waarderen, ’t huis staat zoveel mooier als jij komt & ., ik heb echt m’n best gedaan om ’t voor elkaar te krijgen, maar ..’
‘Er liep een kudde mammoeten over toen je besloten had er wat aan te gaan doen,’ vult ze aan.
Weer die spiegel, die verdomde spiegel.
‘Mam.’ Nu meen ik ’t serieus. ‘Ik heb ’t geprobeerd. Ik heb er 8 gevouwen, maar toen begon m’n rug op te spelen. Dus die 30 t-shirts die midden in de kamer liggen (ik dacht: ik kan ze beter open & bloot tonen, dan schijnheilig betrapt worden bij je inspectieronde) heb ik niet kunnen vouwen. Zoals andere jaren. Ik weet: 30 is niet zoveel; vorig jaar heb ik in 2 dagen tijd 70 t-shirts moeten vouwen, maar m’n rug deed zo’n pijn, Mam. M’n rug deed pijn.’
Ze zal me een aai over de bol geven. & Zeggen dat ik niet zoveel suiker in m’n thee moet doen.

& Daarna begint ’t echte feest in Zijperspace.

tocht (dl 4)

‘Jan,’ zeg ik, ‘speenkruid, zou dat ook een beetje groeien in mijn tuin?’
‘Oja, hoor. Dat doet ‘t waarschijnlijk heel goed in je tuin. Als ‘t maar een beetje vochtig is & niet te veel zon. Had je ‘t dan nog niet in je tuin?’
‘Nee. Dus ik wou vragen of ik misschien wat uit jouw bos mee mocht nemen.’

Pa doet een dutje, Ma stikt een jas van m’n nichtje, terwijl wij ’t bos in trekken. Met een schop in de hand.
‘Schep daar maar een stuk uit,’ zegt Jan. Hij wijst een bed speenkruid aan, 2 meter van ’t pad af gelegen.
Ik steek de spade de grond in. 4 keer. Een 4-kant creërend. Ik neem de homp aarde & speenkruid in m’n arm.
We lopen terug.
‘Wat is dit hier?’ Ik wijs enkele blaadjes aan die net uit de grond tevoorschijn zijn gekomen.
‘Koekoeksbloem,’ zegt Jan, ‘heb ik dat vorig jaar niet meegenomen?’
‘Niet dat ik weet. ’t Komt me niet bekend voor.’
Jan spit in de grond. Over de kale plek die vervolgens ontstaat, spreidt hij wat aarde & takjes uit.
‘Even husselen & ’t ziet er weer heel natuurlijk uit,’ zeg ik.

‘Breng me maar naar Anna Paulowna,’ zeg ik tegen m’n moeder, ‘dan heb ik 5 minuten extra de tijd.’
We pakken de plantjes in. Die gaan, samen met m’n rugzak, achterin, onder de klep van de auto. Oude Helderse Couranten moeten nog snel naar binnen gebracht worden. Ik ren naar binnen. M’n moeder probeert ondertussen m’n vader in de riem te krijgen.
‘Zal ik ’t doen?’ vraag ik als ik terug kom. ‘Ik kan er van de andere kant makkelijker bij.’
Ik pak de riem & steek ‘m vast. M’n vader zit stil. Hij laat ’t zich gebeuren.
Ik ga voorin naast m’n moeder zitten. We vertrekken.
Terwijl we de oprit afrijden zwaaien we. Maar er staat niemand voor ’t raam.
‘Niemand die kijkt als we vertrekken,’ zegt m’n moeder.
Jan springt nog net met een zwaaiende hand tevoorschijn als we uit ’t zicht verdwijnen.
‘Nee, Jan zwaait,’ zeg ik.
M’n vader steekt nogmaals z’n hand op.

Ik geef m’n moeder een zoen. Stap de auto uit.
‘Niet te snel nog, hoor,’ zeg ik, ‘ik moet Pa nog gedag zeggen & m’n spullen van achteren halen.’
‘Ja, dat weet ik.’
Ik doe de achterdeur open. Leun voorover.
‘Dag, Pa.’ & Geef ‘m ondertussen 3 zoenen. Ik weet niet wat ik voor de rest moet zeggen. Pak ‘m voor een moment bij z’n schouder vast. Stevig, zodat ik voel hoe breed hij is. Of juist niet, eigenlijk.
Hij kijkt me lief aan. Z’n ogen lichten op.
‘Dag, Ton.’
Ik doe de deur dicht & pak m’n spullen van achter uit de auto. De trap ligt achter me; ik beklim enkele treden richting perron. Keer me om.
M’n moeder zwaait, geeft gas. M’n vader zwaait. Langzaam trekt de auto op. Vlak voordat de auto de bocht moet maken, zwaait m’n moeder nogmaals. Vanonder de zonneklep lacht ze naar me. Ik zwaai terug. M’n vader kijkt recht voor zich uit, in afwachting van waar ze naar toe gaan. Licht gespannen. Hij ziet dat m’n moeder zwaait. Hij steekt als automatisch z’n hand ook weer op. Zwaait. Maar kijkt niet waarnaar.
Ik zwaai ook nog 1 maal. Naar niemand, besef ik.

Ik drink bier op m’n werk. Aan ’t eind van de middag. Drik is er ook. We laten de andere collega’s werken.
‘Ben je nou alweer terug?’ vraagt Drik.
‘Nou al?’ zeg ik. ‘Ik ben in Den Helder geweest, in ’t Zand, in Anna Paulowna. Ik heb 4 wandelingen door ’t bos gemaakt. Ik heb thee gedronken & soep gegeten.’
‘& Je bent met de trein heen & weer gereisd bovendien.’
‘Ik vertrok vroeg. Maar nu we ’t over vroeg hebben: mijn verjaardag begint om 3 uur, hè. Dan kan je ook je kind meenemen desnoods.’
‘Ja, is goed. Maar ik moet nu gaan.’
‘Ok. Doei.’
‘Hoi, hè.’
Drik gaat door de deur naar buiten. Koude lucht komt naar binnen. Ik ril van de tocht.

& De rilling is in heel Zijperspace hoorbaar.

tocht (dl 3)

‘Neem Pa maar mee,’ zegt m’n moeder.
‘Ja, Pa,’ zeg ik, ‘ga even mee. Dan maken we een rondje door ’t bos.’
Ik pak de jassen. Er wordt voor m’n vader een extra sjaal gezocht. De wind is hard, in dit open landschap. & Zoveel bomen staan er niet in ’t bos van de eendenkooi om die wind tegen te houden.
‘Saartje wil vast ook mee,’ zegt m’n broer Jan, ‘dan is-ie er ook uit.’
‘Leuk,’ zeg ik.
Saartje rent al voor ons uit zogauw ik de deur open doe. Pa stommelt er achter aan. Ik hou de deur nog wat langer vast. Reik nog even m’n hand aan, voor de drempel, maar hij heeft ’t toch niet nodig.

‘Da’s speenkruid,’ zegt m’n vader plotseling. Hij wijst naar de grond, maar ’t enige dat ik zie is boerenwormkruid.
‘Dat daar?’ vraag ik.
‘Ja.’
Ik gooi ’t stokje van Saartje voor ons uit. Saartje stuift er achteraan.
‘Hij heeft ’t al de hele tijd ’
‘Wat zeg je, Pa?’ vraag ik.
Hij kijkt me aan. Ik ken z’n blik onderhand.
Z’n sjaal zit knullig om z’n nek gebonden. Is niet belangrijk. We zijn toch maar in ’t bos. Schuin voorover loopt-ie de sjaal achterna, zonder dat-ie door heeft dat er een sjaal zit. Hij probeert z’n handen in de jaszakken te stoppen. Ik help ‘m erbij, maar juist dan lijkt er geen soepelheid in z’n arm te zitten.
‘Saartje,’ roep ik naar de hond, ‘jij mag bepalen hoe we ’t rondje maken.’
We zijn op de splitsing. We kunnen rechtsom, of we kunnen rechtdoor om ’t bos te ronden. Saartje laat ’t rechterpad liggen.
‘We moeten rechtdoor, maar volgens mij luistert ze nogeneens naar me,’ zeg ik tegen Pa.

Aan ’t eind van ‘t pad kunnen we alleen nog naar rechts. De 1e bocht op onze ronde.
‘Zullen we nu niet….’ zegt m’n vader.
Ik haat ’t als m’n vader niet….
Waarom kan hij nou niet z’n zinnen afmaken?
‘Wat zeg je, Pa?’
‘Hmmm.’
‘Zullen we ’t rondje 1st afmaken? ’t Is een klein stukje.’
‘We kunnen beter teruggaan.’
‘We zijn in ’t bos van Jan. Dit hebben we al heel vaak gelopen, Pa. Over 5 minuten zijn we terug.’
‘’t Is beter dat we teruggaan.’
Hij kijkt vertwijfeld om zich heen. Hij durft me niet aan te kijken, lijkt ‘t. & Toch valt er schuins een blik op m’n gezicht.
‘We zijn hier al heel vaak geweest, Pa.’
Ik wil niet opgeven. Maar tegelijkertijd ook wel. Ik wil niet dat m’n vader is zoals-ie is.
Ik zie mezelf met m’n vader tegen boomstammen aanspringen. Om ’t bevroren rijp als sneeuw over de aarde te laten dwarrelen. Ik zie m’n vader de eenden voer geven, over de vangpijpen van de eendenkooi voer uitstrooien, in de tijd dat m’n broer op vakantie is. Ik zie m’n vader rondleidingen geven in ’t bos. Hij vertelt anekdotes, hij weet alles over de natuur. Ik zie ons bomen zagen, zieke iepen ontdoen van hun bast. We werken hard. We werken in ’t bos van m’n broer.
Lang geleden.
‘Ik wil terug,’ zegt m’n vader.
‘Ik breng u wel terug. Dan maak ik ’t rondje straks wel in m’n 1tje.’
Saartje rent al voor ons uit. Vlak langs ’t speenkruid. M’n vader stopt z’n handen in de jaszakken.

Alsof ’t ons niks uitmaakt, in Zijperspace.

tocht (dl 2)

‘Moe, ik ben vergeten te bellen,’ zeg ik door m’n mobiele telefoon. ‘Ik had Jan aan de lijn vlak voordat ik de trein instapte & toen kwam ik bekenden tegen. ‘t Ontschoot me helemaal dat ik beloofd had jou te bellen. Maar ik kom er nu aan.’
‘Zal ik je toch nog ophalen?’ vraagt m’n moeder.
‘Nee, ik loop wel.’
M’n gezelschap vraagt waar m’n ouders wonen. Ik wijs de straat achter die waarin we op dat moment lopen aan.
‘Wonen onze ouders eigenlijk nog steeds dicht bij elkaar.’
‘Of opnieuw.’

Ik bel aan. M’n moeder doet open. Ik zoen.
M’n vader staat in de huiskamer. Met slaperige ogen.
‘Hoi, Pa.’
Ik geef ook hem een paar zoenen.
‘Je lijkt wel dikker geworden,’ zeg ik. In ’t algemeen, omdat ik niet weet of m’n vader er op zal reageren.
‘Ja, hij is dikker geworden,’ zegt m’n moeder.
M’n vader kijkt lodderig uit z’n ogen. Z’n wangen hangen. Z’n armen dalen recht omlaag langs z’n lichaam. Vingers gekromd.
‘Hoe komt dat dan? Ligt ’t aan z’n nieuwe medicijnen?’
‘Dat weten we niet,’ zegt m’n moeder.
‘Er was een plek waar we ..’ & Langzaam dooft m’n vaders stem.
‘Wat zeg je, Pa?’
Hij kijkt vragend. Alsof er een mogelijkheid bestaat dat wij hem woorden kunnen geven.

We zitten in de auto. Onderweg naar ’t Zand, onderweg naar m’n broer. Pa achterin, ik naast m’n moeder. Net zoals Opa altijd achterin moest zitten van m’n vader, denk ik per ongeluk.
‘Sinds wanneer is-ie dan dikker geworden?’ vraag ik aan m’n moeder.
‘’t Begon zo rond ’t tijdstip dat we met de nieuwe medicijnen begonnen. Maar we zijn naar de specialist geweest. Ze keek naar de handen van Pa. ’t Kon in ieder geval geen ophoping van vocht zijn, zei ze.’
‘Maar dat wil niet zeggen dat ’t evengoed aan de medicijnen kan liggen.’
‘Alkmaar, Schoorl, Bergen,’ zegt m’n vader achterin.
‘Wat zeg je, Pa?’
Hij zwijgt. Weer diezelfde blik die iets wil zeggen, maar waarbij de woorden gehuld zijn in mist.
We moeten afslaan naar ’t Zand. M’n moeder is aan ’t voorsorteren.
‘’t Zand, Callantsoog, Groote Keeten,’ leest m’n vader weer voor. Nu zie ik ’t aanwijsbord ook. Ik had niet beseft dat-ie nog kon lezen. Hij leest de borden voor zoals ik dat tijdens vakanties in vreemde landen deed.

Men mag de weg niet kwijtraken in Zijperspace.

tocht (dl 1)

Ik kom aan op ’t verkeerde perron. In de verte zie ik Drik staan. Met kinderwagen.
‘Hé, Pappa-Drik!’ roep ik.
Drik kijkt een beetje om zich heen & beseft plots waar ’t vandaan komt.
‘Hé,’ zegt-ie, terwijl ik dichterbij kom, ‘wat doe jij hier?’
‘O, ik ga naar m’n ouders. Jij hebt Droes gehad?’
‘Ja, ik breng nu Droes naar Janneke. Mag zij weer op ‘m passen.’
‘Hij heeft gezonde blozende wangetjes,’ zeg ik, Droes aanschouwend.
‘Ja, hij is afgelopen weekend bij mij aan boord geweest. Lekker fris.’
We dalen gezamenlijk de roltrap af. Drik & Droes rustig aan. Ik druk om me heen kijkend of ik een signaal zie staan over welk perron mij een trein aanbiedt de goed kant op.
‘Ik heb nog 6 minuten,’ zeg ik. Ik begrijp de mededelingen over wijzigingen in ‘t vervoer uiteindelijk.
Voor iemand anders tijd zat, 6 minuten, realiseer ik me, maar voor mij een teken dat ik me moet haasten. Te weinig marge voor mijn gevoel.
Drik keert zich aan ’t eind van de roltrap om om naar Noord te gaan.
‘Ik ben wel donderdag wel jarig, hè,’ roep ik ‘m nog net na.
‘Oja. & Dat vier je?’
‘Gelooft de paus in God?’
‘Ok, ik zal proberen te komen.’
Terwijl ik de volgende trap neem verdwijnen Drik & Droes uit beeld. Ik pak m’n mobiel tevoorschijn.

‘Hoi, Jan,’ zeg ik bovenaan de trap.
Onderwijl zeg ik mensen gedag die op een bankje op de trein wachten. Vaste klanten van me.
‘Zeg Jan,’ praat ik verder in m’n mobiel, ‘ik ben helemaal vergeten te bellen nog. Maar je was er toch wel vanuit gegaan dat ik straks met Pa & Ma langs zou komen?’
‘Wat? Nee.’
Hij probeert ’t zo echt mogelijk te laten klinken, maar lacht er alweer overheen voordat ik kan reageren. Ik knik ondertussen nogmaals naar ’t stelletje op de bank. Ze houden me in de gaten. Hun barman.
‘Grapje. Nee, tuurlijk,’ zegt Jan.
‘Ik neem nu de trein & word dan opgehaald vanaf ’t station door Ma. We gaan dan meteen door naar jou.’
‘Tot straks.’

Ik keer me tot m’n klanten. Ik hoor beleefdheidshalve wel wat te zeggen.
‘Ook op weg naar ’t Noorden?’ vraagt hij.
‘Ja, ik ga naar m’n ouders in Den Helder.’
‘O, dat gaan wij ook doen.’
‘Jullie hebben ook ouders in Den Helder wonen?’
‘Ja, allebei,’ antwoordt hij weer. Zij kijkt lijdzaam toe. ‘Jij bent dus ook een echte Heldenaar?’
‘Nee, ik ben een echte Jutter,’ zeg ik met nadruk. ‘Ik ben er geboren & getogen, dus ben ik een Jutter.’
‘Ja, inderdaad. Wij ook. Maar da’s ook toevallig.’
‘Ja, zeker. Op welke school hebben jullie gezeten?’
‘Op ’t Joco.’
‘Ik ook.’
‘& Jíj staat de hele tijd ons bier te tappen. Weten we nogeneens dat we uit dezelfde stad komen. Hoe heet je van je achternaam?’
‘Zijp. Mijn vader was directeur van de huishoudschool. De Lichtbaak.’
‘Zijp?’ zegt hij. ‘Ben jij een broer van Jantje Zijp?’
‘Ja, ik had ‘m net aan de lijn. Ik hang ‘m net op.’
‘Nu ik beter kijk zie ik inderdaad dat jij een zijpenkop hebt. Die jukbeenderen, die ogen. Ik woonde vroeger in de Cornelis Ditostraat. Jullie woonden aan ’t pleintje achter ons huis, in de van der Hamstraat.’
‘Hoe heet jij dan van je achternaam?’ vraag ik.
‘Kuipers. Ik speelde altijd met Jan. Hoewel hij ook vaak met de jongens van Ouwens speelde. Hoe is ’t met je vader?’
‘Hmm.’

& De tocht werd voortgezet in Zijperspace.

geen

Ik heb een goed excuus, geen zorgen, ik heb een goed excuus.

Kijk, ten 1e voelde ’t vreemd aan in m’n keel, nadat ik een kitkat-chunk had gegeten vlak voor slapen gaan, & vervolgens nog m’n tanden had gepoetst. Dat gaf een vreemde oprisping, zo midden in de nacht, net voor ’t indutten.
‘Hèèghhh, dat moet ik in de gaten houden,’ dacht ik.
Volgende ochtend geheel vergeten.

Gister, op m’n werk aangekomen, bij ’t helpen van de 1e klant, voelde ik een zware niet-meewerkende stroefheid in m’n rug zitten, die al snel zich vertaalde in, helaas niet anders te benamen, rugpijn. Ik probeerde ’t los te gooien, kwestie van een beetje heen & weer bewegen, naar links, naar rechts, licht vooroverbuigen, armen boven de schouders, naar voren naar achteren, etcetera, maar dat leverde slechts een nog grotere vermoeidheid op. Vervolgens ben ik achterin de winkel op de grond gaan liggen, alleen bij afwezigheid van klanten, om oefeningen van 15 jaar her opnieuw op m’n lichaam uit te proberen. Hielp niet, maar ’t verzachte wel voor een kort moment.

Ik heb altijd last van een min of meer verstopte neus. Daar ben ik aan gewend; hooguit kan ik m’n snot wat vloeibaarder, snuitbaarder, makkelijker te verwijderen maken door ’t medicijn nasonex m’n neus in te spuiten. Kan ik tenminste nog een beetje buiten-adem-hard fietsen richting werk. Ik heb nl bijna altijd ’t idee dat ik te laat ben of wil anders vooral vroeg aanwezig zijn. Valt niet te veranderen; aard van ’t beestje, voel me er lekker bij & houd zodoende bovendien m’n conditie enigszins op peil.
Om niet te veel uit te wijden over onderwerpen die slechts zijlings met ’t eigenlijke doel van mijn uiteenzetting te maken hebben, ga ik hier verder met wat ik beoogde te vertellen.
M’n neus leek wat meer verstopt dan gewoonlijk: reeds 3 keer m’n neus gesnoten & verrassend genoeg (slechts tot mijn eigen verrassing natuurlijk; niemand die zich hierover ook maar enigszins druk zou maken behalve ikzelf) tot 4 maal toe luidruchtig geniest.

De 3 factoren bracht ik met elkaar in verband, stopte ze in de husselpan, mengde ze een beetje met elkander, & uit de toverdoos van mijn eigen vindingrijke redenatie kwam als mogelijke oorzaak van de genoemde verschijnselen dat ik enkele varianten van de griep zou kunnen hebben opgelopen, of anders alle ziektes die mij de laatste tijd ter ore waren gekomen, met als gevolg dat ik een week lang te bed zou moeten blijven, m’n verjaardag niet zou kunnen vieren, & nog enkele andere rampen van wereldformaat.
Dit suggereerde ik in monoloog, zonder enig antwoord hierop te verwachten, laat staan enige reactie, aan m’n zaterdaghulpje Thomas, die ik vervolgens ook maar gelijk uitlegde wat een hypochonder nou is, wat-ie doet & hoe snel zo’n persoon zou sterven.

Dit alles tezamen voegend, daarbij bedenkend dat m’n rugpijn toch wel degelijk pijn deed, besloot ik dat een paracetamolletje niet afdoende zou werken, maar alcohol wel, of in ieder geval ontspannend & verdovend, & heb ik ‘t, onder ’t mom: we moeten tenslotte weten hoe alle bieren smaken die we verkopen & dat zijn er veel, dus kan ik beter nu meteen beginnen, op een drinken gezet, wat resulteerde in een vroege kater, te weten vlak na m’n warme etensmaal.

U ziet: volledig legitiem. Ik hoop op enig begrip na dit open boek.
Vanochtend ben ik enige mate hersteld van al ’t euvel mij gister geschiedde, maar ik ben juist van plan richting ouderlijk huis te vertrekken.

Vandaar geen verhaaltje momenteel in Zijperspace, men zal ’t zonder moeten stellen.