cursus lijfloggen

Ik heb me beschikbaar gesteld voor ’t e-zine about: blank. Over & door weblogs. Ik krijg de e-zine maandelijks in de elektronische bus, & met mij vele andere webloggers, maar men kan alle edities ook naslaan op de website zelf.
Een soortement sollicitatie-meeltje heb ik verstuurd. 2 Dagen geleden. Ik had midden in de nacht een lumineus idee (al zeg ik ’t zelf; ’t voelde in ieder geval zo op ’t moment dat ’t me wakker hield), wat mij de daarop volgende ochtend deed besluiten dit idee beschikbaar te stellen aan de redactie, mijn hulp daarbij incluis. Niemand die beter geschikt was voor de klus dan ikzelf, dacht ik bij ’t mezelf voordragen als geschikte kandidaat voor ’t uitvoeren van ’t plan. Wat wil je: ik had er een nacht op wakker gelegen.
Een cursus lijfloggen dus. In de meest letterlijke zin van ’t woord. Ik dacht: daar hebben de jongelui misschien wel wat aan. Van mij, als oude rot in ’t vak. Ik als zijnde een persoon die ’t toetsenbord niet met rust kan laten. Wellicht dat men er iets van leert. Of anders een glimlach niet weet te onderdrukken.
Inmiddels zijn er 2 dagen voorbijgegaan sinds m’n open sollicitatie. Ik heb nog niets gehoord. Geen enkele reactie. Tuurlijk is er ondertussen tussen de huidige redactieleden onderling een hels i-meelverkeer door mijn suggestie op gang gebracht, is men druk overleggende over de mogelijke toevoeging die ik & mijn cursus kunnen betekenen voor ’t e-zine, heeft men reeds de neiging om een vergadering in levende lijve te beleggen, maar tast men door ’t afwezig zijn van enig bijgevoegd materiaal mbt ’t idee wat een dergelijke cursus zou kunnen betekenen volledig in ’t duister. ’t Is moeilijk besluiten nemen indien men niet weet waarover men een besluit moet nemen.
Vandaar dat ik dacht: misschien moet ik ’t maar ‘ns illustreren door aflevering 0 van m’n cursus te publiceren.

Aflevering 0.

Op de kleuterschool moesten we opeens met de handen over elkaar zitten. Juf liet mij daarin even ongemoeid, want ik was net nieuw in de klas gekomen, wist niet wat me te wachten stond, wilde liever terug naar moeder, liet dat ook veelvuldig blijken door m’n ogen te bevochtigen, maar ’t feit dat we netjes rechtop moesten gaan zitten ontging mij niet. Tussen de tranen door, de medelijdende arm van de juf over mijn schouder, & een prachtig blanco tekenvel die ik zelf mocht vullen met allerhande kleuren krijt, werd mij gewaar dat alle kinderen op verzoek van reeds genoemde juf strak in houding op hun stoeltjes gingen zitten, de armen gekruist & de lippen als dunne reepjes vooruitstekend, in zoverre lippen die strak staan vooruitgestoken kunnen staan; daar stond ik nog ’t meest verbaasd over.
Men kon ’t blijkbaar beter overdrijven, dachten de jonge kinders toen al. Dat leverde misschien wel een extra pluim van juf op.
2 Meter bij mij vandaan, ’t leek in die tijd een onmetelijke afstand, nog maar net te overzien, zat er een jongen zodanig gedienstig met z’n armen over elkaar dat-ie daardoor bijna uit z’n stoel omhoog steeg. Hij kreeg meteen een beurt van de juf, waarbij hij mocht vertellen wat de klas zou gaan doen.
Ik tekende ondertussen driftig door, want mijn waterlanders vanwege ’t feit dat m’n moeder me voor ‘t 1st van m’n leven verlaten had, moesten zo snel mogelijk vergeten worden. ’t Gebeuren in de klas ontging me echter niet, brandde zich op m’n netvlies.

Lichaamstaal is belangrijk. Een essentieel onderdeel bij ’t sociale verkeer. Wil men iets duidelijk maken, iets extra kracht bijzetten, dan dient men ’t lichaam te gebruiken in ’t overbrengen van de boodschap. ’t Werkt ondersteunend, verhelderend, relativerend, maar kan ook, door bijvoorbeeld een kleine wenk van de daarvoor bedoelde wenkbrauw, een onderbelicht onderdeel van ’t over te brengen bericht extra onder de aandacht brengen.

Helaas: bij geschreven taal kan men moeilijk die connotaties van ’t lichaam inbrengen. Een probleem waar dagelijks menig meningsverschil op ’t internet door ontstaat. Internet is een plat medium, 1-dimensionaal, de finesses van de emoties zijn moeilijk dmv letters af te lezen. Emoticons zijn van ’t begin af aan gemeengoed om in ieder geval een gedeelte van dit probleem op te lossen, maar we zijn er dan nog niet.

& Toch gedijt ’t lijflog goed op ’t internet. Alle ontboezemingen van ’s mens persoonlijk leven worden gretig afgenomen door slurpende ogen. Reality-tv op internet waarbij de logger producent, acteur, regisseur, belichter & cameraman tegelijk is.

Dit alles even heel kort samengevat.

Probleem echter is dat iedereen eigenlijk de hele tijd ‘tzelfde meemaakt. Bij de basis zijn alle mensen ‘tzelfde. Ook al lijken ze anders op de verschillende situaties te reageren, men doet dagelijks boodschappen, gaat naar ’t werk, krijgt ruzie, oma overlijdt & ’t huisdier is van slag doordat de hond van de buren te weinig aandacht aan hem besteedt; men doet uiteindelijk allemaal ‘tzelfde: men wordt geboren, leeft, leert, wordt ziek & gaat dood.
Wil men dus een bijzondere weblog hebben, dan zal men de details die men de lezer wil voorschotelen op een originele, zinnenprikkelende manier moeten presenteren. Men moet iets doen voor de kijkcijfers! Dit wil niet iedereen bereiken door ’t tonen van de lichaamsdelen via webcams. Sommigen onder ons willen ’t juist spannender maken door alles te verhullen & slechts in woorden geleidelijk aan privé-aangelegenheden toonbaar te maken.
Ziehier een cursus lijfloggen. ’t Kan een hulp zijn bij uw verdere exploraties in ’t efficiënt & doeltreffend tonen van wat uw lichaam zoal bezig houdt.

Uw lichaam draagt u dagelijks mee. Of ’t lichaam u. ’t Is maar net hoe elkeen dit beleeft. Feit is dat zonder ’t lichaam een mens nergens is, tenzij als kasplantje op de intensive care.
Uw lichaam is materiaal. Een onuitputtelijke bron van inspiratie. Elke dag voelt men wel iets. Vindt er wel een verandering plaats. Doet iets ‘au’, of gaat er een genotscheut doorheen.
Daar moet men van profiteren, zeg ik altijd maar. Als men niets heeft om over te schrijven, dan heeft men altijd nog ’t lijf dat ergens pijn doet, of zich onverwachts anders gedraagt dan dat men gewend is. Of men kan ’t hebben over ’t litteken op de linkerduim & hoe deze ontstaan is.
Ikzelf ben al 2 jaar bezig mijn lichaam te ontdekken & deze tocht met vondsten op schrift, oftewel op internet ter beschikking te stellen aan eenieder die hierin geïnteresseerd is, maar bemerk telkens weer dat ik nog lang niet op m’n lauweren hoef te gaan rusten. Tenslotte krijg je daar op den duur ook alleen maar aambeien van.
Zoals ik reeds zei: een onuitputtelijke bron van inspiratie.

Zaak is alleen dat deze zielen- & lichaamsroerselen op een boeiende manier naar voren worden gebracht.
Om hierbij een voorbeeld te geven:
Vannacht had ik hartkloppingen.
(ik ga niet uitleggen hoe dat komt, deze stof kan altijd nog later van pas komen in de cursus)
Laat ik ’t slechts bij die opmerking, dan heeft niemand er wat aan, behalve degene die een vertrouwensrelatie met mij heeft opgebouwd, zoals familie & vrienden.
Schrijf ik echter:
Vannacht ging m’n hart tekeer. Ik ga dood. Dit is weliswaar een onherroepelijk onderdeel van ’t verschijnsel dat wij als leven denken te kunnen betitelen, maar ik werd me er vannacht ernstig van bewust.
Bij laatste voorbeeld geef ik wat meer informatie, dramatiek, men is geneigd wat beter te luisteren & zodoende wellicht nieuwsgierig is naar wat aflevering 1 van de cursus lijfloggen zal brengen.

Dit was een teaser, die uitgezonden werd door Zijperspace; wordt vervolgd als ’t aan ons ligt.

sport

‘Lees je nog?’ vroeg ik.
‘Ja,’ antwoordde Roald. ‘Ik kan vrij goedkoop via m’n werk boeken kopen. 40% Korting. Dan hoef ik slechts een weekje op m’n boeken te wachten. Soms bevallen ze niet & dan verkoop ik ze weer door.’
Ik was onmiddellijk jaloers. 40 % Korting! Omdat je toevallig bij een krant werkt. Maar aan de andere kant bedacht ik dat ’t me al veel moeite kostte om alle boeken gelezen te krijgen die ik had aangeschaft. Ik zou alleen maar meer boeken gaan kopen waar ik niet aan toe zou komen.
‘Ik heb bijvoorbeeld de boeken van de Russische Bibliotheek aangeschaft,’ ging Roald verder. ‘Anders is dat niet te betalen. Met die 40 % korting wordt ’t een beetje betaalbaar.’
‘& Als ’t niet bevalt, dan verkoop je ze weer?’
Niet dat ik ze zelf wilde overnemen. Ik was nieuwsgierig. Als ik iets heb gekocht, kan ik niet zomaar afscheid nemen. Alles blijft, vormt zich een verzameling uiteindelijk.
‘Ja, hier om de hoek zit een boekenantiquariaat. Op de Singel. Daar breng ik m’n boeken dan. Krijg ik meestal wel een redelijk bedrag voor. Ik lijd er niet zoveel verlies op omdat ik ze goedkoop heb aangeschaft. Maar laatst was ik die engelse winkel: American Discount. Die hadden boeken van David Hamilton in de aanbieding. Weet je wie David Hamilton is?’
Tuurlijk weet ik wie David Hamilton is. Foto’s van blote meisjes, of gedeeltelijk bloot. In zachte tonen, alsof de ochtendmist nog rond hun heen waart.
‘Hij was populair in de jaren 70 & 80,’ vulde Roald meteen aan, zonder op m’n reactie te wachten. ‘Van die soft-erotische foto’s.’
Ik knikte.
‘Ik kocht een boek van € 7,-. Daar ben ik mee naar die antiquariaat gegaan. Heb ’t laten zien. Ik zei: “Da’s van David Hamilton. In de jaren 70 & 80 was-ie heel erg populair.” Ze namen ’t boek over voor € 25,-.’
We lachen.
‘Dat doe je vaker?’ vroeg ik.
‘Niet zo heel vaak. Anders gaat ’t opvallen. ’t Wordt wel een sport om te kijken of ’t lukt. Maar ik ben de volgende dag wel meteen teruggegaan naar American Discount. Ze hadden nog meer boeken staan. ’t Standaardwerk van David Hamilton stond er ook. Ik dacht: daar moet ik niet meteen mee naar dezelfde winkel gaan. Om de hoek, hier verderop, ik kom daar ook wel vaker, is nog een andere antiquariaat. Ik vind de mensen daar minder leuk, dus daarom ga ik altijd 1st naar die op de Singel. Ik laat weer m’n boek zien, dat ditmaal € 10,- had gekost. Maar die man zegt dat-ie niet zoveel belangstelling heeft voor fotoboeken. Hooguit € 10,- had-ie voor m’n boek over. Ik zeg dus tegen hem: “Dit is David Hamilton. Hij was heel populair in de jaren 70 & 80. Maakte allemaal foto’s van ½-naakte meisjes.” Waarop die man naar z’n etalage loopt & een boek tevoorschijn haalt.’
‘Wil je trouwens wat te drinken?’ onderbreek ik hem. ‘Je drinkt waarschijnlijk nog steeds geen bier, iets fris?’
‘Is allemaal zoet, denk ik? Geef maar wat water.’
Ik schenk ‘m een glas water in. & Ga weer zitten.
‘Bij die antiquariaten gaat ’t vaak om een 1e druk,’ legt Roald uit. ‘Een 1e druk is vaak veel meer waard dan een latere. Zeker als ’t nog in perfecte staat is. Die man haalde uit z’n etalage een fotoboek van Hamilton tevoorschijn. Duidelijk gedrukt in de 70-er jaren. Zag er nog heel goed uit. Moest € 20,- kosten. Ik blader er een beetje in & zeg op een gegeven moment: “Weet je wat: ik laat mijn boek hier achter voor € 15,-. Dan leg ik daar nog € 5,- bij & neem dit boek mee.” Vond die man goed.’
Ik denk: wat moet je nou met een boek van David Hamilton? Ouderwetse kitscherige softporno voor oude mannetjes die hun gebitten met moeite in hun mond weten te houden.
Maar Roald gaat verder: ‘Ik loop dus naar m’n vaste antiquariaat op de Singel. Met dat boek uit de 70-er jaren. ’t Boek gaf een mooi overzicht van alles wat Hamilton tot op dat moment had gedaan. Ik laat ’t boek zien & zeg: “Je weet dat ik gister met een boek van David Hamilton ben langs geweest? Dit is er nog 1. Een 1e druk. Geeft een heel mooi overzicht van wat-ie tot op dat moment had gedaan.” Hij bladert een beetje in ’t boek & geeft me er uiteindelijk € 35,- voor.’
Ik lach.
‘Had ik toch € 20,- winst. Dan wordt ’t een beetje een sport. Kijken wat mensen voor iets over hebben. Je moet ze er ook in laten geloven.’

Maar ’t voelt alsof er rondjes gelopen worden in Zijperspace, eeuwige worden mensen in cirkeltjes om hun eigen as gedraaid.

onrecht

Ik weet niet waarom, maar men wil gewoon dat ’t lekt. De ontwerper heeft er lol in dat zijn product ’t aanrecht blank zet. De handtekening van degeen die ’t apparaat verzonnen heeft wordt zodoende achtergelaten in spetters. De tafel komt onder de koffie- dan wel theevlekken te zitten. ’s Avonds laat overdenkt de man die verantwoordelijk is voor ’t wanstaltig product zijn zonden & barst in lachen uit bij ’t idee hoe lastig hij ’t de mens gemaakt heeft die van zijn creaties afhankelijk zijn (’t zou natuurlijk heel goed kunnen dat we in dit geval spreken van een vrouw, maar dat zou de zinsconstructie onnodig ingewikkeld maken). Juist dat lekken van de tuit maakt ’t voor hem blijkbaar de moeite waard verder te gaan met ’t volgende modieus design, de ruwe schetsen liggen reeds klaar op de ontwerptafel, dat de mensheid weer hoofdbrekens, troep & bovenal vlekken moet bezorgen.

Hij moet zich voelen als God, die de wereld perfect had kunnen creëren, er een harmonieus geheel van had kunnen maken, alle dieren & planten in pais & vree, in zoverre ze niet afhankelijk waren van elkanders vlees & groen, maar God leek ’t nodig, in al z’n wijsheid had-ie dit besloten, een klein pesterijtje op te nemen in de weelde van dit dierenrijk: hij stopte grotere hersenen in de mens, & daarmee samengaand hoogmoed, sluwheid, liefde, ambitie, leedvermaak & jaloezie. Vergeef mij als ik uw karaktereigenschappen heb overgeslagen; ik ben behept met gemakzucht.

& Juist deze gemakzucht wordt zwaar tegengewerkt door mijn theepot. Of eigenlijk de waterkoker. Ik moet de pot hete water op zo’n manier draaien boven de wasbak, de theepot daarbij precies op de goede plek gereed staand hebbende, zodat al die overtollige druppels (want in zijn creativiteit beschouwde de vormgever van dit kleinood de druppels die er naast zouden vallen als overtollig, misschien wel ongeschikt om over te laten schenken & thee van te maken; ’t is moeilijk gissen welke motivaties, welke kronkels er in ’s mans brein rondspookten) vooral niet andere objecten uitgestald op ’t aanrecht lastig zullen vallen.

Waarbij ik maar bedoel te zeggen: ik ben best bereid die strijd tussen mezelf & de wereld, beter gezegd: de strijd tussen m’n gevoel & m’n verstand, of nog beter: de nimmer aflatende twijfels over mijn recht tot ’t hebben van een bestaan, met bijbehorend comfort & ’t altijd streven naar nog beter, waardoor er een destructief deel in een donker hoekje van mijn geest zegt dat ‘goed’ slechts kan bestaan bij de gratie van ’t tevens aanwezig zijn van ‘kwaad’; ik ben dus best bereid die strijd onvervaard aan te gaan, daarbij niets ontziend, mezelf incluis, of juist niet mijzelf, zo men wil, & mezelf er van te overtuigen dat ’t leven een verbeten gevecht is tussen mijn weten dat iets goed is & de twijfel dat niets is wat lijkt dat ’t is. Daar heb ik geen god voor nodig, laat staan een afgeleide daarvan. Vrijwilligerswerk. Liefdewerk oud papier.

Als ik m’n eten bereid, bijvoorbeeld een stoofpotje, waarbij taaie sukadelappen omgeprutteld moeten worden tot malse slierten die uiteindelijk hardnekkig tussen de spleten van je tanden blijven hangen, & ik bij ’t omscheppen van ’t goedje net even té onstuimig handel & er zodoende een spetter bruine jus op m’n fornuis terecht komt, dan zal ik daar de consequenties van moeten dragen. Wat betekent dat ik deze zogeheten viezigheid, tegelijk met de korrels rijst die overboord gingen bij ’t omscheppen van de nasi, zal moeten verwijderen zogauw er visite op komst is. Ik ben er geheel & al zelf verantwoordelijk voor: de Le Creuset-pannen zijn zodanig ontworpen dat ik de fabrikanten niets euvel kan duiden. Pannen dienen rond te zijn, een boven- & onderkant te hebben, waarbij er sprake is van een zekere begrenzing, een plek waarbij de bovenkant op een gegeven moment ophoudt & dit ’t risico met zich meebrengt dat iets onbedoeld de pan kan verlaten.
Dit als voorbeeld van een degelijk ontwerp, waarbij ondanks die luxe van degelijkheid toch iets verkeerd kan gaan. De consument zal in deze zorgvuldig moeten handelen.
Maar bij mijn waterkoker gaat ’t altijd mis. Er bestaat geen uitschenken zonder lekken.

Dit, zo luidt de conclusie, is abjecte, want opzettelijke, onrechtvaardigheid.

Wij keuren dit af in Zijperspace, laat dat duidelijk zijn.

denig-personeel

‘Zo, kom je in werkkledij?’ vroeg ik.
Hij keek me verbaasd aan. Hoe of ik dat wist, zo keek-ie.
‘Want dat bloesje draag je volgens mij ook altijd als ik schoenen kom kopen bij jou in de winkel,’ legde ik m’n opmerking uit.
Ik had ‘m vooral herkend omdat z’n vrouwelijke collega naast ‘m stond. Die werkt ook al jaren bij Carl Denig, had ik op dat moment gedacht; beiden werkten ze op de schoenenafdeling. Maar zij had na afloop van haar werkdag zichzelf de gelegenheid gegeven nog even iets anders aan te trekken.
Licht stotterend antwoordde hij: ‘Ja, we zijn net klaar met werk.’

Bij ’t glazen ophalen moest ik nog wat extra’s kwijt. Kon ’t niet gewoon laten bij een opmerking aan de bar; ze moesten doorhebben dat ik mijn vakantiespullen bij hun kocht.
‘Maar aan de andere kant,’ begon ik terwijl ik de lege glazen aannam vanuit de inmiddels groot gegroeide groep Carl-Denig-medewerkers, ‘als ik inkopen bij jullie doe, ben ik ook altijd in werkkledij. Altijd een t-shirt & een broek die ik op mijn werk ook draag. Zelfs m’n schoenen draag ik op m’n werk.’
Hij lachte. Hij begon zich op z’n gemak te voelen.
‘Dat wou ik nou net zeggen.’
Helaas was-ie niet zo bijdehand als ik. & Anders begon-ie te stotteren.

We hebben vaak een tekort aan pindabakjes. Ze zijn niet makkelijk mee te nemen. ’t Risico is te groot dat ze van de glazen af vallen als je ze daar bovenop stapelt. Dus stop ik ze in m’n broekzak. Niet meer dan 3 per ronde.
Carl-Denig-medewerkers houden van pinda’s. Of ’t kan zijn dat ze op hun werk niks te eten krijgen. Een groot gedeelte van de weekendvoorraad pinda’s ging op aan de groep.
‘Mag ik de lege pindabakjes ook, alsjeblieft?’ vroeg ik nadat ik alle lege glazen had mogen ontvangen.
5 Handen reikten naar de bakjes.
Een ijverig publiek, winkelpersoneel, moest ik toegeven. Heel gedienstig.
‘Nee, sorry,’ zei ik. ‘Ik kan er maar 3 per keer meenemen.’
Ik nam ze aan & stopte zoals gewoonlijk 2 in m’n rechter achterbroekzak, 1 aan de voorkant rechts. ’t Publiek keek mee.
‘Je hebt daar nog ruimte,’ zei 1 van de meisjes, wijzend naar m’n linkerbroekzak.
‘Nee, dat zou slecht zijn voor m’n nageslacht,’ zei ik.
Ik weet dat die opmerking ’t altijd goed doet. Gehinnik met handen voor de mond was ’t resultaat. Dat weet ik ook van tevoren.
’t Meisje bleef kijken alsof ze dat moest controleren.
‘Dan is ’t natuurlijk niet fatsoenlijk,’ zei ik, ‘om mijn opmerking ter plekke op waarheid te gaan checken. Dan hoor je heel braaf voor je uit te kijken. Die seksistische blikken van vrouwen ook altijd!’
Onmiddellijk keerde ze haar hoofd om. Gegeneerd. ’t Meisje van de schoenen deed ‘Pffffffffff’. Zoiets had ze vast nog nooit meegemaakt van een barman. De mannen in ’t gezelschap lachten luid.

Ik moest naar Carl Denig. Vragen of m’n schoenen nog te repareren waren. De jongen die lichtjes stotterde was bezig een klant nieuwe wandelschoenen aan te meten. Hij had weer dezelfde bloes aan.
‘Kan ik je helpen?’ vroeg-ie terwijl de klant een testrondje liep met de schoenen.
‘Kijk,’ zei ik.
Ik liet de binnenkant van m’n rechterschoen zien.
‘Is dit nog te repareren?’
De voering bij de hiel hing er in flarden bij.
‘Draag je ze dagelijks?’
‘Ja. & Er komt ook veel bier op. Dat is volgens mij ook slecht.’
‘’t Is wel mogelijk, denk ik,’ opperde hij mbt reparatie.
Hij legde uit wat voor mogelijkheden er waren. Kunststof of leer. Hoelang ’t nog zou meegaan. Ook gezien ’t feit dat er een barst aan de buitenkant van de schoen zat.
& Ik dacht ondertussen aan m’n opmerking. & Dat ze na mijn opmerking snel verdwenen waren. Eigenlijk was ik bang dat ik te ver was gegaan.
‘Dat zou betekenen,’ ging hij tijdens die gedachtengang verder, ‘dat als je beide schoenen zou laten doen, ’t op ong € 30,- zou komen.’
‘Oh, dat valt best mee.’
Ik lachte naar hem. Ik moest ’t toch ‘ns vragen, dacht ik onderwijl.
‘Jullie hebben je wel geamuseerd bij ons?’ vroeg ik plots.
‘Oh, ja, hoor.’
Alsof-ie me nu pas herkende. Een glimlach.
‘Was ’t een personeeels-uitje?’
‘Ja, 1 van onze collega’s zou naar Nieuw Zeeland vertrekken. Een afscheidsborrel. We hebben erg lekker gedronken.’
‘Jullie waren zo plotseling weg.’
Ik moest er toch een beetje op aansturen.
‘Ja, jullie zijn altijd zo vroeg dicht. We konden geen bier meer krijgen.’

De zorgen voeren weg uit Zijperspace.

lenin (dl 2)

Ik hoorde een stem die ik 3 weken niet gehoord had. 3½e Week, wist ik me te herinneren. ’t Was me verteld hoe lang ze op vakantie zouden zijn. ’t Weerklonk vanaf de balkons boven me, de tuin in, m’n kamer door naar m’n oren. Een lach. Een hoge lach, die boven alles uit klonk.
Suze is er weer, dacht ik. & Nico zal er dan ook wel wezen. Maar zijn stem & zijn lach zijn minder aanwezig.
Ik keek stiekem door de gordijnen aan de voorkant naar de gereserveerde parkeerplek voor m’n huis. & Daar stond de blauwe auto weer. M’n oren horen goed.
Ik zou ze straks wel zien, dacht ik, als ik mijn sleutels aan Nienke zou geven. Want ik moest straks weg. Op jacht naar geld.

Een telefoontje met Sas.
‘Hé, Sas. Ben jij thuis? Of eigenlijk moet ik vragen: ben je vrij?’
‘Ja, ik ben thuis.’
‘Is ’t goed dat ik dan even langskom om m’n sleutels op te halen? Want m’n buurvrouw heeft een schilderij bij mij thuis geplaatst, die straks opgehaald moet worden. & Nou ga ik ze mijn sleutels geven, maar dan is ’t handig dat ik m’n reservesleutels weer heb. Dan kan ik m’n eigen huis weer in.’
‘Ja, is goed.’
‘Dan ben ik over ongeveer een kwartier bij je.’

Ik ging een krat Rochefort 10 uit de kelder halen. Schichtig daalde ik de trap af. Nog steeds niet over m’n paddenfobie heen. Maar ik zag niets dat op een dergelijk beest leek. Ik zag een blaadje, een dood herfstblaadje, vlak onder de trap. Niet om schrik van te hebben.
Op de harde ondergrond van de kelder aangekomen bleek ’t een uitgemergelde dode pad te zijn. Niets zo eng als de dood. Niets zo trots als de weerstand tegen de angst voor de dood.
Ik liep er omheen.
Bukte me. Pakte een krat van 3 jaar oud. Vet van ’t verleden plakte deze aan die er onder. Ik rukte. Keek nog een keer naar de datum dat-ie in de kelder was gekomen: 01-07-00. Houdbaarheidsdatum: 08-07-05. Rukte nog een keer. Ik schudde de stilstand door elkaar. Er zou een einde komen aan de lange rust. ’t Bier moest tot leven gewekt worden door ’t spoelen van kelen.

Ik reed m’n fiets naar buiten. ’t Kratje plaatste ik ernaast. Ik drukte op de bel van de bovenste verdieping.
De deur ging open.
Ik schreeuwde: ‘Hoi, Nienke! Ik kom de sleutels brengen!’
Ze kwamen naar beneden. Allemaal. Ik hoorde ’t aan ’t vele stommelen.
‘Suze is er ook,’ constateerde ik.
Ze dook ’t volgende moment om de hoek van ’t trappenhuis.
Ik excuseerde me: ‘Sorry, ik kan niet naar boven komen. Er staat hier een heel duur kratje bier.’
‘Alles goed?’ vroeg ik op ’t moment dat ze beneden waren.
‘Ja, joh. Maar verschrikkelijk veel gedaan.’
‘Ze hebben vakantie nodig vanwege hun vakantie,’ zei Nienke. ‘Een paar dagen rust.’
‘We hebben gezwommen, geklommen, gegeten, gedronken. Van alles.’
‘Ken je Cherokee? & Wookie?’ vroeg Nico.
‘Canadees bier?’
‘Ja, de 1 is een lager. De ander een ale. Die laatste was heerlijk.’
‘Nee, ik ken ze niet.’
‘Wat is dit?’ wees Suze. ‘Ga je bier verkopen?’
‘Dit moet naar m’n werk. ’t Heeft 3 jaar in m’n kelder gestaan. De inhoud is meer dan € 100,- waard. Daarvan is de helft voor mij. Ik heb geld nodig.’
Een flesje werd tevoorschijn gehaald. Bestudeerd.
‘Maar hier heb je de sleutels,’ zei ik tegen Nienke.
& Tegen Suze: ‘Jij hebt ’t schilderij helemaal niet gezien. Ik zal nog even bijlichten.’
Ik liep weer naar binnen. Deed ’t ganglicht aan. We stonden met z’n 5-en voor ’t schilderij in bubbeltjesplastic.
‘Oh, prachtig, zeg,’ zei Suze tegen Nienke. ‘Waarvoor heb je Lenin geschilderd?’
‘Voor Klaas Bruinsma,’ lachte Nienke.
‘Klaas Bruinsma?’
‘Er wordt een film over hem gemaakt. Dit schilderij moest bij z’n secretaresse hangen of iets dergelijks.’
‘Zo, dus je hebt al contacten gemaakt in de filmwereld?’ vroeg ik.
‘Nee, contact met Klaas Bruinsma,’ lachte Nienke weer.
We liepen langzaam naar buiten. Ik legde bij ’t sluiten van de deur aan Nienke uit welke sleutel voor welk slot diende.
‘Ik moet even ’t kratje naar m’n werk brengen,’ zei ik. ‘Dan heb ik tenminste weer geld.’
Panos raapte ’t kratje op terwijl ik m’n fiets vasthield.
‘Ha, hulp bij ’t opladen van een kratje. Had ik net nodig.’
Ik stapte op de fiets. M’n 4 buren bleven voor de deur staan.
‘Doeg,’ zei ik.
‘Doeg,’ zeiden m’n buren.
Ze zwaaiden.
‘Heerlijk,’ zei ik, ‘uitgezwaaid worden door je buren.’

Alsof we voor lang op vakantie gingen naar Zijperspace.

lenin

’t Was Lenin! Levensgroot.
‘Wacht even,’ riep ik naar boven. ‘Ik trek even sokken aan.’
Ik liep meteen langs de comp om muziek aan te zetten. Dit moest onder begeleiding van muziek plaatsvinden. Niet te hard, want dan kon ik de aanwijzingen niet horen, maar zeker niet te zacht.
Met m’n sokken aan stapte ik in m’n schoenen. De veters kwamen achter me aan slingeren toen ik weer naar buiten ging. Ik stapte diep de tuin in zodat ik zonder m’n nek te forceren alles goed kon zien.
Panos had Lenin aan een waslijntje gebonden. Nienke stond op de 2e verdieping om Lenin door te manoeuvreren. Ik moest ‘m opvangen.

Nienke had gezegd dat ’t om een groot doek ging. Dat ze niet wist wanneer ’t opgehaald zou worden. Maar dat ’t niet via ’t trappenhuis zou gaan. Of ik ’t goed vond. Had ze een paar weken geleden gevraagd. Gister nog een telefoontje van boven naar beneden om ’t te bespreken. Met nog steeds geen zekerheid omtrent de tijd.

Nienke had Lenin te pakken. Ze duwde ‘m van zich af, zodat de waslijnen ontweken werden.
Waslijnen zijn een essentieel onderdeel van ’t hedendaags huishouden. Ik merkte ’t zomaar ‘ns niet middels de knijpers die geregeld in mijn tuin terecht komen.
Lenin vervolgde z’n weg naar beneden. Ik stapte weer wat dichterbij. Ik hoefde geen overzicht meer te hebben. Beter was ‘m op te vangen.
Ik plaatste Lenin op de grond. Hij zat achter bubbeltjesplastic.
Soms is ’t handig geen kind meer te zijn. Ik liet de bubbeltjes heel.
‘Zal ik de waslijn losmaken?’ riep ik naar Panos.
‘Is goed.’
Op ’t moment dat Lenin van z’n strop bevrijd was, die aan ’t frame bevestigd zat, kwam Nienke naast me staan.
‘We dachten dat we ‘m ’t beste bij ons in ’t trappenhuis konden plaatsen, als-ie past. Ze komen ‘m na 11-en halen, maar we weten niet wanneer.’
We kantelden. We draaiden. We bewogen ‘m onder de waslijn door.
Daarna had ik ‘m in m’n 1tje vast. Bij ’t frame. Ik droeg ‘m door de tuindeuren heen. Nienke haalde alle stoelen uit de weg. Deed de gangdeur open.
Panos kwam binnen. Deed de keukendeur open. & Pakte de andere kant vast. Klein stukje de keuken in. Terug de gang in. Nienke opende de deuren.
We gingen naar buiten. Lenin nam de volledige stoep in beslag.
‘& Toen kwam er plots een voetganger,’ grapte ik.
We zagen ‘m al door ’t doek heen lopen. Slapstick á la Laurel & Hardy.
Panos trok Lenin mee ’t trappenhuis in. Maar bleef steken. De breedte was te hoog.

‘Dan moet-ie maar bij mij in de gang.’
‘Maar je bent er niet de hele dag,’ zei Nienke ½-vragend.
‘Ja, & ’t nadeel is dat ik m’n reservesleutels heb uitgeleend. & Ik heb ook geen mobiel meer.’
‘Voor 11-en maakt ’t niet zoveel uit. Dan komen ze nog niet.’
‘Jij bent er wel de hele dag?’
‘Ja, ik zorg dat ik de hele dag thuis ben.’
‘Dan kan ik bijvoorbeeld m’n sleutels achterlaten bij jou als ik de deur uit ga. & Ik bel bij jou aan als ik weer terug ben.’
‘Ja, da’s wel een goed idee.’

Lenin ging weer naar binnen.
‘Hij moet tegen de rechterwand,’ zei ik, ‘da’s ’t veiligst. Maar is ’t dan handiger als we ‘m keren? Zodat de schildering tegen de muur aan leunt?’
‘Nee, hoor. Da’s niet nodig. ’t Is beter dat ’t frame tegen de muur aanleunt. Da’s steviger.’
Ik zette ‘m neer.
‘Als ik niet de deur uit ga, dan laat ik dus niks van me horen.’
‘Ja, is goed.’

Nu staat Lenin in mijn gang. Of eigenlijk ligt-ie op z’n zij.
Lenin is groter dan ik. Met de spanwijdte van m’n gestrekte armen haal ik net niet de breedte.
Ik heb al 2 keer ’t ganglicht aangedaan om door ’t plastic naar ‘m te kijken.

Hij kleurt goed in Zijperspace.

chantal

Ik keek op een gegeven moment over de schutting & ik zag mensen lopen. ’t Was toevallig, want ik had vanwege de grote hitte in m’n tuin al een tijdje m’n tuindeuren niet open gehad. 1 Van de weinige keren dat ’t weer uit te houden was. & Er geen regenbui voor de hitte in de plaats was gekomen.
‘Zo, zijn jullie de nieuwe buren?’ vroeg ik.
Ze keken op. De dochter meer dan de moeder. Geen interesse voor wat er in de woning ernaast leefde.
‘Ja,’ zei de dochter met een lach, ‘ik kom hier wonen. M’n moeder niet.’
Ze had steil haar. Een scheiding in ’t midden, waardoor er toch nog een beetje beweging in ‘t kapsel zat. Donkerblond, tot vlak boven haar kin. Ze rookte terwijl ze met me praatte. Haar moeder liep door naar binnen.
‘Dat werd tijd,’ zei ik. ‘’t Huis stond ondertussen al 8 maanden leeg, denk ik.’
‘Zo lang? Dat wist ik niet.’
‘Ik ben trouwens Ton.’
‘Hoi. & Ik ben Chantal.’
Toen heb ik ze met rust gelaten. Ze moesten vast nog veel doen. ’t Zou nog wel een maand duren voordat ze haar nieuwe huis kon betrekken, had ze ook nog gezegd. Er moest nog heel veel gebeuren.

Een doodgewoon meisje. Spijkerjasje zonder smaak. Sigaret constant in haar mond of tussen de vingers. Muziek luid knallend als ze binnen aan ’t werk waren. Radio van 538 of iets dergelijks. Een stem die zich niet van andere onderscheidde. Behalve dat ’t amsterdams klonk. Nog net amsterdams. ’t Dialect trekt langzaam weg uit Amsterdam.

De volgende dag was ze spullen uit de auto voor de deur aan ’t halen toen ik op m’n fiets richting werk vertrok. Ze herkende me al niet meer. Moeder keek me weer niet aan. Zij wilde dat iedereen in de stad anoniem door ’t leven ging.

De druif van de vorige buren hing op een gegeven moment slap over de schutting. ’t Leven was er uit gehaald.
De volgende dag kwam ik m’n bovenbuurvrouw Hanneke voor de deur tegen. Ze had net boodschappen gedaan. Druiven hingen in een doorzichtig plastic tasje aan haar fietsstuur.
‘Ja, je zal nu wel zelf druiven moeten kopen,’ zei tegen haar. ‘Want voorlopig kan je vanaf je balkon geen druiven meer plukken.’
‘Ja, ze hebben ‘m helemaal weggeknipt, hè?’ zei Hanneke.
‘Zonde, hè. Ik was net van plan om ‘m onder jouw balkon verder te laten groeien.’
‘Ja, ik had al enkele ranken bevestigd. ’t Stond zo mooi.’
‘De nieuwe buurvrouw houdt blijkbaar niet van druiven.’

Ik hoorde een jongensstem. Van over de schutting.
‘Jemig, waar zijn we aan begonnen.’
Hij zei ’t tegen een vriendje. Zelfde leeftijd kon ik nog net over de schutting zien. Ze stonden midden in de tuin.
Ik had net een boterham gesmeerd. Stond in gedachten naar m’n tuin te kijken. Wilgeroosje bloeide nog. Teunisbloem & kattenkruid ook. Een roos verderop. De gamander deed nog een laatste poging. De zonnehoed had de moed opgegeven.
Hij praatte luid. Zodat iedereen ’t zou horen. Ze vriendje volgde gedwee.
‘Wil je dat we alles wegknippen?’ riep broertje naar zus Chantal binnen.
Ik hoorde geen antwoord.
‘Daar zijn we nog wel een paar uurtjes mee zoet.’
Hij trok een peuk uit z’n mond & gooide die op de grond. Aan de beweging van z’n hoofd kon ik zien dat-ie ‘m uittrapte.
Een grijns verscheen op z’n gezicht. Hij zag dat ik ’t zag. De grijns verschoof naar de blik van z’n vriendje.
‘Hé, Chantal,’ riep-ie naar weer naar binnen, ‘je kan ook alles laten groeien. Dan wordt ’t een wilde stadstuin. Net als je buurman.’
Hij had nog wel een amsterdams accent.
Ik at m’n boterham op. Zonder me van m’n plaats te begeven. Ik zag dat de stokroos uitgebloeid was. Uit de woning naast me weerklonk Queen. Boven ’t gesprek van broertje & vriendje uit.
Ik stapte naar binnen & deed de tuindeuren dicht.

’t Ziet kaal in de naaste omgeving van Zijperspace.

stinken

‘Hoe is ’t met Tabe?’ vroeg ik aan Linda. ‘Ik hoor al een paar dagen niets van ‘m. ’t Enige dat ik hoorde was dat z’n internetverbinding ’t niet deed, of iets dergelijks.’
‘Oh, die ligt voor pampus. Internet doet ’t gewoon, maar daar heeft-ie geen puf voor. Hij ligt een beetje weg te rotten op de bank. We zijn donderdagavond uit eten geweest & waarschijnlijk heeft-ie toen wat verkeerds gegeten. Hij ziet helemaal wit & grauw. Maar als je ’t aan hem vraagt, zal-ie dat wel weer ontkennen. Dan is er niks aan de hand. Hij wil dat soort dingen nooit toegeven. Maar ondertussen ligt-ie de hele tijd op de bank te stinken.’
‘Te stinken?’ vroeg ik.
Ik moest aan Jan denken die vanochtend rechtstreeks van een klus de winkel in kwam lopen. Je kon ruiken dat-ie hard gewerkt had. & De klant schoot me weer te binnen die bijna elke zaterdag aan ’t eind van de openingstijd komt. We knijpen dan achter z’n rug onze neuzen dicht & met de andere hand omhoog maken we een golfbeweging naar beneden alsof we kopje onder gaan. Thomas & ik lachen dan een beetje om elkaar. Maar ondertussen is de man z’n lichaamsgeur overweldigend. Je kan beter de ventilator uitzetten, want die zorgt er alleen maar voor dat de stank eerder je neus bereikt.
‘Ach, zo noem ik dat altijd,’ zei Linda. ‘Ik ben de volgende dag gewoon gaan werken, ook al had ik aardig wat gedronken.’
‘Ja, ik vind dat je met een kater altijd gewoon moet werken,’ zei ik. ‘’t Is tenslotte je eigen schuld. Ik heb me 1 keer in m’n leven vanwege ziek gemeld. Toen was ik 18. Later nooit meer.’
‘Vind ik ook. Ik heb nog geen enkele keer verzaakt vanwege drank. 1 Keer was ’t zo érg, dat m’n collega’s er wat van zeiden. “Linda!” zeiden ze. “Wat is er?” vroeg ik. “Wat heb jij gister gedaan?” “Kan je ’t zien dan?” “Nee,” zeiden ze, “maar er hangt een walm van alcohol om je heen.” Dat was ook zo. Ik had zo verschrikkelijk veel gedronken dat alle flessen wijn nog door m’n poriën naar buiten liep. Ik had me gedoucht, geurtje opgedaan, tanden gepoetst, maar ’t hielp niet. Gelukkig nemen ze bij mij op ’t kantoor geen blad voor de mond. Wil ik ook niet. Ik heb gewoon de ramen tegen elkaar open gezet & ben aan ’t werk gegaan. Er kwam wel wat minder uit m’n handen dan gewoon, maar dat mag ook wel een keertje.’
‘Wel goed dat je collega’s ’t tegen je zeggen.’
‘Ja, maar ik neem zelf ook geen blad voor de mond. Als iets mij dwars zit, dan is ’t er uit voordat ik ’t zelf door heb. We hebben bijvoorbeeld een tolk, die heb ik een keer apart genomen. Ik zeg tegen ‘m: “Zeg, ik geloof heus wel dat je knoflook lekker vindt, maar je moet wel zorgen dat de dag voordat je hier komt er even wat minder van eet.” Ik zei ’t wel toen er niemand anders bij was. Want anders voelt die man zich ook gigantisch voor aap staan. Ik zeg dus tegen ‘m: “Jij wilt toch ook niet dat iedereen ruikt dat je langs bent. We moeten ’t hele kantoor opengooien zogauw jij bent geweest. Dan kan je beter wat minder knoflook eten.” Vanaf die dag hebben we geen last meer ervan gehad. Goed toch?’
‘Ik wou dat ik ’t durfde,’ zei ik, & stelde mezelf de situatie met de stinkende man voor.
‘Nou, gelukkig kan ik vandaag wel drinken, dus ik neem lekker 4 bockbier voor mezelf mee,’ zei Linda terwijl ze haar tas vulde.

’t Is zaak dat we onszelf eens gaan verschonen, voordat we er weer op uit gaan in Zijperspace.

cash

Voor de mensen die zo aardig zijn geweest mijn weblog te bezoeken, zonder aanziens des persoons, & toch verwachten dat ene mooie plaatje van Johnny Cash aan te treffen. Om 't geheel wat meer aan te kleden kan men bovendien 'Then I see a Darkness' horen door slechts te klikken op deze illustratie.

Vlak voordat ik m’n huis verliet om naar m’n werk te gaan las ik ’t op nu.nl. De nieuwswebsite. Ik las ’t laatste nieuws. ’t Nieuws bovenaan.
Ik pakte vervolgens al de cd’s die van Johnny Cash bezat, wisselde ze in voor degene die reeds in m’n rugzak zaten & nu ongeschikt waren geworden, waarna ik vertrok.

Fret & Nirvano waren net klaar met hun lunch. Ze waren de tafel aan ’t afruimen.
‘Hebben jullie ’t gehoord?’ vroeg ik met een sombere blik.
‘Wat?’
Vragende ogen.
‘Johnny Cash is dood.’
Ik liep naar ’t hok achter de bar & zette de 1st cd aan: Murder.

Love stond aan toen ik open ging.
1 Van de klanten kwam op me af. Ik had ‘m al een biertje getapt. Maar hij kwam terug.
‘Dat is Johnny, toch?’ zei hij. ‘Hij is dood, toch?’
‘Ja, erg, hè. Hij was net zo oud als m’n vader: 71 jaar.’
Toen de cd afgelopen was, heb ik ‘m uitgelaten. We geven geen geld uit aan Buma/Stemra. Gewoonlijk wordt er alleen op 1 januari bij ons muziek gedraaid.

’t Geroezemoes was luid. Alsof ’t volle maan is, suggereerde ik nog naar Von. Een enkele keer klonk een schreeuw van Joop boven alles uit. Hij had er zin in.
Fret kwam achter de bar. Hij had dienst vanaf 5 uur.
‘Zal ik Darkness even aanzetten?’ stelde ik voor.
‘Ja, doe maar.’
‘Zeg even dat de mensen stil moeten zijn.’
‘& Nou stil wezen,’ schreeuwde hij me achterna.
‘Nee, de andere kant op, Fret.’
We lachten.
Ik zette ’t nr aan. ’t Geluid ging op in ’t geroezemoes. Maar iedereen wist op een gegeven moment dat Johnny Cash dood was.
Om ’t kwartier zetten we een ander nr aan. Als de 1e tonen klonken, lieten we dat begeleiden met ‘Ssssssssssst’, waarvan we wisten dat ’t geen effect zou hebben. Maar we hadden lol.

‘Oh, zetten jullie zodirect Johnny Cash weer aan?’ vroeg Frank.
Op z’n Franks: zijig, je schouder zachtjes beetpakkend.
‘Tuurlijk,’ zei ik. ‘Want Johnny is vandaag doodgegaan. Dat moeten we hem memoreren. Maar dan moeten jullie wel allemaal de deur uit zijn.’
’t Was immers sluitingstijd. We deden al 10 minuten moeite de mensen de deur uit te krijgen.
‘Oh, dan ga ik hier voor op de stoep liggen.’
‘Ga jij maar lekker in de goot liggen.’
Fret zette een cd aan. Solitary man.

Ik ruimde ’t terras op. Gijs kwam even naast me staan. Een praatje. & Voor de 4e keer een prettig weekend. Klanten worden een beetje vergeetachtig bij ons.
‘Hé, dat is Johnny Cash.’
‘Ja, daar draaien we al de hele dag nrs van. Hij is dood.’
‘Dat kon ik niet horen, want ik zat de hele tijd buiten. Dan moet ik nog even naar binnen om wat tegen Mar te zeggen.’
‘Vooruit dan maar.’
Bij terugkomst zei ik ‘m: ‘’t Nr dat je net hoorde was wel origineel van Bonnie Prince Billy, hè.’
‘Ja, & hij zingt nog mee ook, op de achtergrond. Dus jij houdt ook van Johnny Cash?’
‘Ja, hij was net zo groot als Marvin Gay & the Beach Boys. & Dan was er nog iemand die ik altijd in dat rijtje zei, maar daar kan ik nu even niet opkomen.’
‘Ha, jij houdt tenminste van goede muziek.’

We zaten na. Aan de bar, met ieder bier voor onszelf. Er rammelde op een gegeven moment nog wel iemand aan de deur, maar we gebaarden dat we dicht waren.
‘Dat nr van U2 vond ik mooi,’ zei Von. ‘Ik kon bij ’t schoonmaken nog maar net m’n tranen inhouden.’
Ze keek naar Mar. Die was stil. Maar leek ’t juist daardoor te beamen.
‘Daarom kan ik niet altijd tegen die muziek van jou. Vooral nu niet.’
Vandaag begreep ik wat ze bedoelde. ’t Was uit.
‘Laat ‘m nog maar een keer horen,’ zei Fret.
Ik zette One nog een keer aan.
‘Maar daarna nog 1 keer Darkness,’ zei ik bij terugkomst uit ’t hok.
Mar & Von waren stil. Fret praatte tegen mij over waarom ’t wel zo mooi was. & Welk nr nog veel mooier. Daar waren we ’t met elkaar eens.
‘Maar nou moet je wel je mond houden,’ zei ik. ‘Want Johnny Cash is dood.’
Ik liep weer ‘t hok in. One was afgelopen. Er moest 1 nr overgeslagen worden. Daarna draaide Darkness.
Von bukte naar Mar. Ze fluisterden iets. Von had rode ogen. Terwijl ik bier voor Fret & mij pakte, sloeg Fret een arm om haar schouder.

The man in black speelt nog steeds in Zijperspace.

hypertheroied

Er ligt een bloedvlek in m’n bed. Ik heb er daarnet nog even naar gekeken. Wist me niet te herinneren waar ’t van gekomen kan zijn. Ik ben in bed gaan liggen. Was nog moe. Met een boek bij me. Om enkele blzs te lezen & dan nog wat te slapen. Onderweg met m’n hoofd naar de kussens kwam ik de bloedvlek tegen.
‘Eindelijk m’n bed opgemaakt,’ dacht ik, ‘& nou ligt er meteen al een bloedvlek.’
Niet een levensgrote. Een kleintje slechts. Maar wel met een veeg. Een veeg veroorzaakt door een lichaam dat zich draaide.
Ik legde m’n hoofd op de kussens. 2 Kussens, zodat ik makkelijker kon lezen. & Mat in gedachten waar mijn lichaam kwam. Waar lichaam & bloedvlek elkaar zouden raken.
Lichtelijk vertekend, realiseerde ik me, want met 1 kussen lig ik waarschijnlijk iets lager. Of juist hoger, daar kwam ik op dat moment niet uit. & Ik was te moe om ’t uit te proberen.
Maar m’n hand bewoog zich al over m’n rug. Op zoek naar een korstje. Of iets dat irriteerde.
‘Ik kan ook gedraaid hebben gelegen,’ bedacht ik, ‘op m’n zij, of over ‘t dikke kussen heen.’
Ik kon niks vinden. Ben gaan lezen. & In slaap gevallen. Ik droomde over glutenvrij bier.
‘Wereldschokkend,’ dacht ik toen ik wakker werd. ‘Er zijn niet veel mensen die op niets af dromen over glutenvrij bier.’
’t Was in ieder geval onrustig geweest. Net als afgelopen nacht. Ik kon niet zeggen dat ik na dit extra slaapje iets meer uitgerust was.

’t Lopende water op de wc verontrust me ook. Ik kan niet meer rustig zitten. ’t Blijft van boven naar beneden stromen. Ik ben beneden, dus bij mij komt ’t allemaal langs. Via de buizen.
Omdat ik niet weet of m’n bovenburen misschien een kraan open hebben laten staan, of gewoon ervan houden lang achter elkaar te douchen, veroorzaakt ’t dat onbehagen.
Terwijl ik op de pot zit, kan ik me niet concentreren op m’n boek door ’t stromende water. De stoelgang dient oorspronkelijk om mij onbekommerd verder te laten lezen. Dat is ’t hoofddoel. De rest komt toch vanzelf.
Laatst kwam ik er ook achter dat ’t mogelijk regen was dat wegstroomde. Na een zware bui begon ‘t. Door de buizen heen kon ik ’t vallen van de druppels horen. Dat veroorzaakte bij mij nog wel een kalmerend gevoel. Lekker in de tent op de hei. De regen die je in slaap sust.
’t Zijn de dingen die ik niet weet. Ze maken ’t me ongemakkelijk.

M’n broek is een bouwval. Ik moet regelmatig m’n moeder opzoeken om herstelwerkzaamheden te laten uitvoeren. Buiten ’t gaatje bij de knie (hoe vaak kruip ik nog op m’n knieën over de vloer om met m’n speelgoed te spelen?), valt nu zowat de gulp er uit. Met de gulp zelf is er niks aan de hand. Slechts met de stiksels die m’n gulp in toom moeten houden.
Ik heb er gister mee gewerkt. Misschien stond ik wel de gehele dag met open vizier te strijden. Alle mensen aan de bar hadden wellicht vrij zicht op m’n onderbroek.
Tuurlijk is daar niets bijzonders aan te zien. Een hele fatsoenlijke onderbroek. Toch schaamt een mens zich kapot als-ie er achter komt dat hij er zo bijgelopen heeft.
Hadden we daarom zo weinig fooi? Omdat ’t uitzicht voor de heren tegenviel? Op donderdag zitten er altijd te weinig vrouwen aan de bar. Dat had de dag nog ten goede kunnen keren.

Ik slik strumazol. Ik heb gister pas gelezen dat je daar moe van wordt. De schildklier wordt uitgeschakeld. Van hypertheroied wordt je hypotheroied. Heb ik inmiddels een beetje begrepen. De thyrax, die ik sinds eergisteren erbij moet slikken, zorgt ervoor dat ’t inactief stellen van de schildklier opgevangen wordt. Thyrax levert nu de noodzakelijke hormonen.
Maar pas sinds de thyrax voel ik me moe.
Ben ik moe van ’t op de hoogte zijn of moe omdat ’t begint te werken?

Liever zat ik nu in ’t tentje op de hei. De regen in een continue stroom. Met m’n eigen matras, weliswaar. M’n eigen dikke matras, uit de hoogslaper. Zonder bloedvlek. & 2 Kussens onder m’n hoofd. Dan kan ik lekker verder lezen.

& Keert de rust weder in Zijperspace.