rondleiding (14)

een plastic zonnebloem

Gekregen van Ramon. 2 Jaar geleden inmiddels. Ik besefte me op dat moment niet eens waar ’t aan refereerde. De strijd die we met z’n 2-en hadden geleverd.
Wij tegen de grote smoelen. Wij die vonden dat aardig ook moest kunnen.
‘Wees lief voor elkaar,’ zei Ramon.
& Ik ondersteunde hem met een epistel.

Op m’n verjaardag kwam-ie de zonnebloem brengen. Hij nam Sandra mee.
Ondanks dat ik besloten had geen wijn te schenken, haalde ik uit de kelder een fles uit een lang geleden kerstpakket tevoorschijn.

Hij hangt er nog steeds. Volgens mij nog altijd op dezelfde plek. Ik heb ‘m van de week weliswaar een stukje moeten verschuiven, ’t behang moest een tipje extra geel hebben, anders kon je m’n zwarte vingers van afgelopen jaar zien, maar nagenoeg op niet verschoven. Door de spijlen van m’n tijdschriftenmeubel heen.

Als ik er aan denk, zal ik zorgen dat-ie in de loop van de dag wat prominenter de hoofden zal storen.

Want we moeten weten dat we lief zijn in Zijperspace.

rondleiding (13)

een nieuw geluid

‘Doe me dan maar een cd die goed is,’ zei ik.
‘Maar je kent me helemaal niet,’ zei hij.
Dat had ik me al beseft toen ik binnenkwam. Niemand die ik kende. Ik had nog een extra rondje door de zaak gemaakt om hopelijk Paul tegen te komen, maar ik moest beseffen dat dingen veranderen. Dat mensen hun eigen weg gaan. Paul was er nog wel, dat wist ik, maar enkele anderen waren weg, anders stond er op deze vrijdagmiddag geen team dat ik geheel niet kende.

‘Je kent me helemaal niet. & Dan wil je dat ik zeg wat jij goed gaat vinden.’
‘Ja, zo doe ik ’t al jaren hier.’
Ik excuseerde mezelf. Hij kon ’t niet weten.
Bovendien wist-ie niet dat ik een installatie had. Met boxen die hingen. & Boxen die stonden. 4 In totaal. Een kamer vol.

‘Wat doe je met die oude installatie?’ vroeg Quint toen-ie er mee klaar was.
‘Wil jij ’t meenemen?’ begreep ik.
‘Shinn wil al een hele tijd muziek op z’n kamer.’
Shinn is z’n zoon.
‘Neem maar mee.’
Zo makkelijk als dingen de deur uit kunnen.
Ik zag mezelf zitten, samen met Carel aan ’t buro, bezig met ons huiswerk. Tussen ons in de pick-up. Platen die draaiden. We mochten omstebeurt bepalen wat. De installatie was van ons beiden.
Nu niet meer. Nu staat-ie in de kamer van Shinn.
Ik draai een cd, 1tje die ik moest kopen van de cd-boer die ik nog niet kende.
Hij wist niet dat-ie de 1e was die na 25 jaar verandering bracht. Een kleine verandering, maar verandering.

Met een geluid dat tot nu toe ongekend is in Zijperspace.

rondleiding (12)

de dingen die er niet zijn

Ik mag ’t niet. Ze mogen er niet niet meer zijn. Alles moet blijven, ook al doet ’t er niet meer toe.
M’n moeder zei: ‘Je mag ’t wel hebben, maar je mag ’t niet weggooien. Waag ’t niet dat je er afstand van doet.’
Misschien in andere bewoordingen. Maar met gelijke strekking.
’t Ging toen om boeken van Opa. Dingen van Opa mochten niet weg. Iets dat ooit was moest blijven.

Ik heb mezelf nu veel leemtes toegestaan. Kaartjes die al jaren boven de kachel stonden. Ansichten vooral. Een telefoon die ’t niet deed. Muizen die niet met de computer functioneerden, niet goed genoeg. Adreswijzigingen die allang verleden tijd waren. Mensen die niet meer bestaan.
Ik zei tegen Marloes, ze zat naar me te kijken toen ik de stapel kaarten doornam: ‘Maar dat kan ik toch niet weggooien?’
‘Tuurlijk wel.’
Meer niet. Ze lachte erbij. Ik ook, ongemakkelijk. & Gooide vervolgens een hele hoop verleden in de prullenbak.
Ze zijn er dus niet meer. Er valt ook niets over te zeggen.

De boeken van Opa wel. Ik heb ze niet gelezen, maar ze zijn er. M’n moeder zou zich omdraaien in haar graf. & Zover is ze nog lang niet.

Dus blijft ’t verleden meelopen in Zijperspace, ook al is ’t moeizaam.

rondleiding (11)

(Voortzetting van 366 dagen geleden)

Plaatjes van Sinterklaas

Ik wil ze niet weghalen. Opgehangen toen de familie Sinterklaas kwam vieren. De laatste Sinterklaas met z’n allen. De laatste Sinterklaas met Pa. Ik weet nog dat ik van tevoren heb gezegd dat ’t zo zou zijn.
Dag Pa, dacht ik. Na nu zal je wel zo ver zijn dat ik niet meer weet of je mij nog kan volgen. Of omgekeerd.
De plaatjes waren voor de kleinkinderen. M’n neefjes, nichtjes. ’t Kleedde ’t huis aan. In afwachting van de zakken vol, de dozen vol, ’t scheuren van pakpapier, ’t nieuwsgierig zijn wat de volgende naam zou zijn die op ’t papier zou staan, wie er nu aan de beurt zou zijn. Van ’t begin af aan zat de spanning tussen de muren van behang geklemd. De plaatjes hielden de spanning in stijl.
Aan ’t eind van de dag heb ik er een paar weggegeven. Aan een nichtje, aan een neefje. Weet niet meer wie wat heeft meegenomen. Ze vonden ’t mooi, dat weet ik. M’n schoonzus was jaloers op haar dochter. Mooi plaatje van Sint in de jaren dat wij waren opgegroeid. Ik besefte dat ik spijt moest hebben als ik ze allemaal weg zou geven. Heb de restanten laten hangen.
Soms word ik verrast doordat een plaatje zich net om de hoek bevindt. Nog steeds op dezelfde plek, maar voor mij al zo gewoon dat ik ’t niet besef. Tot op dat moment. Ik droom dan weg met de kinderen die in 50-er jaren kledij om Sinterklaas staan verzameld. Of Sinterklaas in een ziekbed, Zwarte Piet die ‘m wat lekkers komt brengen. Zodat-ie snel weer beter wordt.
Ik maak me elke keer zorgen. Leef me in in ’t verhaal dat door een enkel plaatje wordt bezorgd.
Sinterklaas mag nooit overgaan, besef ik me dan. Dingen mogen niet veranderen. Alles ‘tzelfde.

De muren van Zijperspace in ieder geval.

netniet

De avond voordat ik jarig werd, vorig jaar, was ik in een beter humeur.
Ligt niet aan de leeftijd. Ik ben ijverig in ’t ontkennen hiervan. Ik ben bijkans onsterfelijk in ’t niet weten dat ik ooit dood ga.
Ik staar naar buiten. Naar de ‘serre’. M’n zelf gecreëerde serre. Ik hoef slechts ’t doek, ’t plastic bouwzeil, te laten zakken & ’t is een serre. Met 2 biertaps.
Omdat ik 40 word. Pakt niemand van me af.
Dat laatste probeer ik de hele tijd te denken. Maar God, wat zit m’n bioritme me dwars. Ik hoop dat ’t m’n bioritme is. M’n oogleden hangen. M’n lippen staan strak, met een kromming naar beneden, vooral aan de onderkant.
2 Biertaps. Ik kijk of ze goed staan. Voel me trots. & Chagrijnig tegelijk. Al ’t bier dat overblijft, denk ik. Al de moeite die ik voor niks doe. Niemand die me leuk vindt.
Men vindt me leuk omdat ik 40 word. C’est tout. Morgen zijn ze me vergeten.
Excuseer m’n gevoel van niet belangrijk. Ik weet niet waar ik aan moet denken. Ik zie slechts 2 taps staan. Niemand om me heen. Pijn in m’n rug van ’t dragen. Gestoord van ’t denken dat iedereen ’t leuk vindt dat ik m’n 40e vier. Al een ½ jaar lang diezelfde gedachte.
Ik ben obsessief. Obsessief in ’t steeds weer denken. ‘tZelfde denken.
Ik word er nu voor gestraft. M’n ogen willen naar binnen staan. M’n tong wil zichzelf afsnijden. M’n benen zijn lood. M’n armen willen niet dat m’n handen typen.
& Ik denk: dat heeft iemand anders vast al beter gezegd. Andere verjaardagen zijn bovendien beter gevierd. Een feest is pas kompleet als niemand niet durft te verschijnen. Als iedereen wil.
Ik krijg ’t idee dat niemand wil.

Weet u ’t nog: omlaag gesleurd worden in een draaikolk? Een stroom waar je niet meer uitkomt, waarvan je zeker weet dat je naar beneden getrokken wordt. Naar een bodem die niet bestaat.
Ik ben halverwege. & Durf nergens anders meer aan te denken. Ik durf m’n hoofd niet op te heffen om adem te halen, niet koppie onder te gaan om met de stroom mee te gaan.

& Zeg nu niet dat ik een grens overga. Dat weet ik al. Een symbolisch ding, zo’n grens.
Zeg niet dat een mens onrustig wordt van veranderingen. Ik ben allang gewend aan die onrust. Aan veranderingen niet, maar aan de onrust wel. Ik ben een meester in onrust, juist omdat ik veranderingen niet wil accepteren.

’t Is paniek. Vast. Als de auto die op dit moment buiten toetert om verzekerd te zijn van respons. Respons van de auto die in de weg staat. Respons van degene die op tijd moet beantwoorden aan de afspraak op tijd weg te rijden.
Ik toeter om verzekerd te zijn van ’t feit dat er dingen niet kloppen.

Ach, u begrijpt me niet. Ondanks dat u zover bent gekomen in de tekst.
Morgen ben ik net zo alleen met mensen om me heen als dat ik de dagen doorbreng.

Maar niemand die dat merkt in Zijperspace.

mannenpraat

‘Ik vind ’t helemaal niet erg dat vrouwen tegenwoordig korte truitjes dragen.’
‘’t Lijkt mij alleen zo koud. Als ik mijn onderste t-shirt uit m’n broek trek, voel ik onmiddellijk de tocht richting ribbenkast trekken.’
‘Maar ’t vrouwelijk lichaam zal wel zo werken dat de buik & omgeving veel beter warm gehouden worden dan die van de man. Die regionen zijn voor een vrouw belangrijker dan voor een man.’
‘Ik heb ’t wel ‘ns zo proberen uit te leggen: een man heeft z’n handen & voeten nodig, die heeft-ie nodig voor tijdens de jacht. Een vrouw haar buik. Zij hoefde in de oertijd niet te jagen. Alleen de kinderen te baren & te verzorgen. Daarom hebben vrouwen altijd koude voeten & handen als je met ze in bed stapt, & een man niet. Alle warmte wordt bij de vrouw richting middenstuk gedirigeerd.’
‘In bed ben je als man altijd 1st een kwartier bezig de uiteinden van ’t vrouwelijk lichaam op de juiste temperatuur te krijgen.’
‘Vind ik op zich ook best lekker: heb je ’t bed al opgewarmd met je eigen lichaamstemperatuur, komt eindelijk de vrouw, moest nog even alle make-up verwijderen, & legt ze vervolgens haar handen onder je warme oksels, haar ijskoude voeten wrijven langs die van jou. Je bent dan in dienst genomen als een soortement warmteregelaar. Daar wil ik best voor tekenen, hoor, de rest van m’n leven.’
‘Gratis seks als beloning.’
‘Maar niet elke nacht, hè. Dan putten ze je uit. Je moet af & toe ook vrije tijd hebben.’
‘Over die korte truitjes: ik moet me wel af & toe inhouden om niet te kijken, hè.’
‘Dat was toch de bedoeling, dat je keek.’
‘Ja, maar dat mag je niet laten merken, toch?’
‘Weet ik niet.’
‘Nee, want als je open & bloot naar een vrouw kijkt die een push-up-bh draagt, nemen ze je dat ook niet in dank af. Dan kan je wel zeggen dat je ’t concept van ’t opliften van kleine borsten aan ’t bestuderen bent, maar dan ben je nog verder van huis. Zeg nooit uit jezelf tegen een vrouw dat ze kleine borsten heeft. Daar moet ze zelf over beginnen. Dan kan jij alsnog zeggen dat ’t allemaal best wel meevalt. Werkt geheid.’
‘Daar wilde ik ’t niet over hebben.’
‘Oja, ik dwaal af. Sorry, als ik ’t over vrouwen heb, zie ik vooral borsten voor me.’
‘Nee, die truitjes, volgens mij willen ze juist dat je aandacht hebt voor ’t kieren van de huid. Ze beschouwen ’t zelf als iets heel onschuldigs. Van: kijk ‘ns, ik heb een navel. Moet je toch toegeven: niets zo vertederend als een navel.’
‘Hangt ervan af wie er bij de bevalling is geweest. De navel is de handtekening van de verloskundige, wordt er altijd gezegd.’
‘& Dan lopen ze zo rond van, wie durft er z’n vinger in m’n navel te steken? Alsof ze nog steeds doktertje in de fietsenhokken van de lagere school aan ’t spelen zijn.’
‘Van dokter Paard, je weet nog wel: van de Fabeltjeskrant, mocht je nooit in de navel poeren. Kan jij je dat nog herinneren?’
‘Nee, maar ik poer dan ook niet. Ik doe hele andere dingen met een navel.’
‘Dat wil ik even niet weten. Nee, ik kijk liever niet. Liever aanschouw ik de reep huid aan de achterkant. Dan hebben ze ook niet zo snel door dat je aan ’t gluren bent. Tenzij een vriendin ernaast staat. Maar die pak je dan met je blik van achter als je om hun beiden heen gelopen bent.’
‘& Dan mogelijk nog iets dieper in haar broek met je ogen dringend.’
‘Ja, ’t wordt pas leuk als je een reepje van de string kan zien. Daar moet aan de bovenkant zo’n leuk versierseltje aan zitten, precies in ’t midden, want anders telt ’t niet.’
‘Is ’t jou ook niet opgevallen dat vrouwen sinds kort 2 bewegingen erbij geleerd hebben? Je ziet ’t nou overal op straat. Buiten ’t grijpen & vasthouden van hun mobiel, bedoel ik dan, hè. Dat deze moderne tijd ervoor zorgt dat vrouwen, & dan vooral de meisjes onder deze soort, zichzelf dwingen 1 keer in de zoveel tijd bepaalde bewegingen maken.’
‘Je bedoelt voortvloeiend uit ’t korte truitje?’
‘Ja, & dankzij de heupbroek.’
‘Oh, ik snap wat je bedoelt. ’t Omlaag trekken van ’t truitje met hun knuistjes.’
‘Precies, hun handen vormen dan van die vuisten, lijkt ‘t, om de onderkant van de truitjes vast te kunnen grijpen. & Als ze de heupbroek voor afzakken willen behoeden, grijpen ze als automatisch met hun wijsvinger in ’t lusje dat oorspronkelijk diende voor de riem.’
‘Ja, in de loop van de tijd betekent ’t dat er iets gaat veranderen in de lichaamsbouw van de vrouw, als de korte truitjes & heupbroeken zo populair blijven, want ze moeten de hele tijd met hun handen naar achteren kunnen grijpen.’
‘Maar er zijn er ook die dat niet doen, hè. Die lijken zich de hele dag uit te willen rekken, alsof ze afgelopen nacht te weinig slaap hebben gehad.’
‘Nee, dan durf ik niet te kijken. Als ik dat zie, dan wend ik mijn hoofd af.’
‘Hé, ik moet weer verder. Ik denk dat m’n vriendin ’t eten klaar heeft staan.’
‘Doe haar de groeten. Ik zie je later.’
‘Ja, later!’

Eigenlijk is ‘t 1 & al verwondering wat de klok slaat in Zijperspace.

contact

Ik rookte. Ik rookte om contact te krijgen. Ik zoog de lucht van m’n peuken naar binnen tegelijkertijd met de aanwezigheid van mensen om me heen. Ik wilde geabsorbeerd worden door ze, zoals ik de rook in m’n longen absorbeerde. Ik was minder anoniem als ik in de massa een sigaret opstak. Dan was ik deel van de massa & tegelijk geen vreemde meer.
Ik vergat m’n aansteker of verstopte ‘m in m’n broekzak. Ook als Pim erbij was.
‘Nee, zonder aansteker maak je veel meer contact,’ zei ik tegen haar.
Alsof zij er niet was om contact mee te hebben.
Maar ik zei ’t met een lach. Een lach die een groter plan verborg. Ik zou ’t haar later wel uitleggen, probeerden m’n ogen te zeggen. Zij zou ’t straks wel begrijpen.
Dus schoof ik langzaam in de richting van de persoon waarvan ’t aantrekkelijk was een vuurtje van te krijgen. ’t Kon welhaast niet anders meer of zijn of haar aansteker werd uit de broekzak gehaald om mij bij te lichten.
& Pim. Want die rookte ook. Met een ander doel. Maar mijn doel zou haar doel wel worden. Ik zou ’t haar wel uitleggen.

In een hoekje van De Plak stonden wij weggedrukt. Zoals je overal in De Plak vanaf een uur of 12 ‘s avonds weggedrukt stond. Dan kon je ’t beste in een hoek staan, je jas naast je weggepropt, want dan had je nog enigszins overzicht. In ’t midden werd je alle kanten opgedreven.
We keken naar de mensen op de dansvloer. We sprokkelden ons geld bij elkaar. Beslisten of we nog wat te drinken konden halen. 1 Van ons 2-en liep dan naar boven om de benodigde drank te halen. De ander bleef voor zich uitstaren.
Wie was mooi, wie was lelijk? Nog net hoorbaar voor elkaar bespraken we ’t publiek. De punkers, de alto’s, de skinheads, de mods. Ze waren er allemaal. De Plak was verdraagzaam, zoals heel Amsterdam in die tijd verdraagzaam was. Wij beslisten of ze ermee door konden of niet. & Keken de andere kant op zogauw ons oordeel negatief uitviel. Op zoek naar een volgend doelwit van onze blik. Ondertussen langzaam nippend aan ons pils, waar we zolang mogelijk mee moesten doen.

‘Ik vraag even of de buurman een vloeitje heeft,’ zei ik tegen Pim.
‘Ik heb nog vloei,’ zei Pim.
‘Ja, maar dat kan ik beter aan hem vragen. Jou ken ik al.’
‘Man, doe toch niet zo moeilijk.’
‘Nee, dat doe ik niet. Ik wil alleen met andere mensen in contact komen. Dit is de truc.’
& Even later vroeg ik of-ie ook nog een vuurtje had.
Stug bleef de jongen vervolgens voor zich uitkijken. Dezelfde kant op als wij, dat wel, richting dansvloer. Maar zonder met ons te converseren.

Pim danste op Tears for Fears. Ik strekte m’n benen op The The. Geen ander nummer dan Giant. & Vermoeid slofte ik na afloop terug naar onze hoek. Niets veranderd, alleen wat minder ruimte, nog meer publiek. Als Pim terugkwam van Tears for Fears rook ik haar appelgeur. Ze trok snel haar trui weer aan, haar wijd vallende trui, om mensen niets te laten merken van haar omvang. Haar geur werd verborgen. Haar zweet droop nog even door.

‘Kijk,’ wees ik, ‘die zijn vast op bezoek bij haar broer.’
2 Jonge meisjes. 1 Heel aanhankelijk met een oudere jongen. Van onze leeftijd. Niet verliefd, wel vertrouwd. ’t Vriendinnetje hing er een beetje bij.
‘Wat bedoel je?’ vroeg Pim.
‘Net wat ik zeg. Zij is zijn zus. Ze zijn met z’n 2-en op bezoek. Voor ‘t 1st in Amsterdam.’
‘Hoe weet je dat nou?’
‘Dat zie je toch? Kijk nou, hoe onschuldig. Ze roken nog niet eens. Die ene kijkt alsof er nog nooit wat ik in haar leven gebeurd is. Ze vindt alles leuk. & Haar vriendin is verlegen met de situatie.’
‘Wat is daar nou bijzonder aan?’
Ze klonk afstandelijk, niet begrijpend, niet willen begrijpen. Ze voorvoelde mijn gevoel.
‘Daar word je toch zo verliefd op,’ ging ik verder, verder dan betamelijk was. ‘Die onschuld. In hun dorp gebeurt er nooit iets. & Nu maken ze dingen mee, in de Utrechtsestraat in Amsterdam. Over een paar jaar wonen ze hier ook, maar dit is de avond die ze nooit zullen vergeten.’
Pim zweeg.

Pim zweeg ook toen we naar mijn kamer in de Utrechtsedwarsstraat liepen. Ik zag de meisjes achterop springen bij 2 jongens. ’t Ging wat moeizaam, er werd gegiecheld. Ik bleef m’n nek omdraaien, ook al waren ze al ver weg richting Rembrandtsplein verdwenen.
‘Schattig, hè,’ zei ik.

Ik omhelsde haar dunne lijf. De dekens hoog opgetrokken, onze lichamen vanwege de kou & ‘t 1-persoonsbed dicht tegen elkaar. Ik rook haar appeltjes. M’n arm gleed tussen haar borsten. 1 Tepel priemde langs m’n wijsvinger. Ik kuste haar nek voor welterusten.
‘Waarom kan je nou niet normaal doen?’ vroeg Pim zacht.
Alsof ik al sliep, zo zacht, zo mompelend verwijtend.
‘Waarom kan je niet gewoon aandacht aan mij geven?’ ging ze verder. ‘Ik sta toch naast je? Ik weet wat we afgesproken hebben. Ik weet waar ik aan toe ben. Maar je kan toch zeker wel rekening met me houden?’
Ik stotterde in m’n fluisteren, ik haspelde wat zuchtjes.
‘Ik probeer ’t ook,’ zei ik, ‘maar als ik dan zulke meisjes zie, dan ben ik ademloos.’
Ze begreep ’t ook wel, zei ze. Ze wilde me ook niet opeisen, zei ze. Maar ’t was zo moeilijk evengoed.
‘Zullen we nog een shaggie roken voor we slapen gaan?’ vroeg ik.

& We verduisterden Zijperspace met bevroren adem & vluchtige rook.

vijfvijfvijf

‘Wat voor dag is ’t vandaag?’
‘Zondag.’
‘Ja, dat weet ik, maar welke datum is ‘t?’
‘Hm, 3 april?’
‘Nee, man. 4 April. 04-04-04 Is ‘t vandaag.’
‘Oja.’
‘Dus wat is ’t over 1 jaar, 1 maand & 1 dag?’
’05-05-05.’
‘& Waarom is dat bijzonder?’
‘Dat zijn 3 5-en op een rij.’
‘Nee, dan wordt ik 15.000 dagen oud.’
‘Oh. Heb je dan wel de schrikkeldagen meegerekend?’
‘Tuurlijk, ik heet geen Albert Egberts, zoals die man in ‘De tandeloze tijd’ van A.F.Th. van der Heijden.’
‘Nee, zo heet je niet. Maar ik ken Albert Egberts ook niet.’
‘Even verder. Hoeveelste dag van ’t jaar is 05-05-05?’
‘( )’
‘De 125e.’
‘Ja, dat zal wel. Dat heb je allemaal zitten uitrekenen.’
‘Ja, ik kon een keertje niet slapen. Maar ik ben nog niet klaar. 125 Is ..?’
‘125?’
‘5 Keer 5 keer 5.’
‘3 Keer 5 dus.’
‘& Wat is 125 nog meer?’
‘Ik zou niet weten.’
‘125 Is (5 + 5)² + 5².’
‘Dat zal wel.’
‘Dat is dus weer 3 keer 5.’
‘Slaap je dan wel goed de laatste tijd?’
‘Wacht nou. Als we nou dat 1e stukje nemen: (5 + 5)². Hoeveel is dat?’
’25?’
‘Nee, kom op zeg. Je hebt toch wel lagere school gehad voordat ze je op de middelbare toelieten? Hoeveel is 5 + 5?’
’10.’
‘Dus 10² is ..?’
‘100.’
‘Goed. Wanneer ben ik jarig?’
‘As zaterdag.’
‘Ja, welke datum is dat?’
’10 April. Dat heb je er bij iedereen ingeramd.’
‘& Op hoeveelste dag van ’t jaar is dat?’
‘De 101e.’
‘Ja, dat is dit jaar. Maar volgend jaar, in 2005, ben ik op de 100e dag van ’t jaar jarig.’
‘Oja.’
‘& 25 Dagen later, 5 keer 5 dagen later, vier ik mijn 15.000e verdagdag.’
‘Volgens mij heb je een klap van de mallemolen gehad, Ton. Of je hebt te veel wiskundeboekjes gelezen.’
‘Zeg, mag ik die glazen, die daar op de grond staan, mag ik die ook alsjeblieft? Shit, ’t is ¼ over 7. Ik moet nog roepen. DAMES & HEREN, ’T IS TIJD VOOR DE LAATSTE RONDE!’

Zijperspace draait ondertussen z’n normale rondjes.

voorstelling

Ik heb plots ’t woord. Ik zie ’t aan de blikken die mijn kant op gewend zijn.
‘Als ik glazen moet halen,’ vertel ik, ‘dan moet ik vaak over de hoofden heen bukken.’
Ik duid met m’n ene hand de denkbeeldige hoofden aan, de andere reikt naar de glazen die er ook al niet staan.
‘”Kan iemand de glazen aangeven, alsjeblieft?” zeg ik dan, maar moet ’t dan toch vaak zelf doen. Dan hoop ik altijd maar dat m’n oksels niet ruiken.’
Ik wijs naar m’n oksel die over de hoofden hangt. M’n neus assisteert in ’t duiden.
‘Ik heb dan altijd wel gedoucht, maar je weet ’t nooit zeker, je weet gewoon niet hoe je lichaamsgeur overkomt bij andere mensen. Zeker niet als je al een hele tijd hard hebt staan werken & de glazen moet hebben.’
Ik buk nogmaals voorover om te laten zien hoe ik over de hoofden neig, de glazen probeer te halen. Steek dan m’n hoofd in m’n shirt, & snuif de lucht hard naar binnen.
Gelach in de kamer. Ton doet een voorstelling. M’n lichaam steekt naar alle kanten uit om ’t tot een totaal product te laten komen.
Achterin m’n hoofd speelt ondertussen al ’t idee dat ik te ver ben gegaan. Ik had ’t woordje ‘oksel’ niet hoeven noemen om ’t gezellig te hebben. Ik had er geen voorstelling van hoeven maken.

Verjaardagen nodigden uit om de projector tevoorschijn te halen. Familiefilms. Vakantiekiekjes. ’t Huis donker, gordijnen dicht, iedereen een plaats op de bank of er achter, moeder die in de keuken iets lekkers bereidt om tijdens de voorstelling door te kunnen geven.
’t Commentaar begon al voor de film was gestart. Wie de grootste oren had. Welke film er gedraaid moest worden. Welke anekdote ’t leukst zou zijn om te laten zien aan de schoonzussen, nieuw in de familie.
Er werd gelachen, gegrinnikt, om de familieondeugden. Ik probeerde mee te doen met ’t steekspel van snedige opmerkingen, maar kreeg steeds ’t gevoel dat ik in een verkeerd tempo zat. Of ik had de afslag gemist. Wanhopig probeerde ik ’t familiepeloton te volgen, daarbij steeds voor de verkeerde tactiek kiezend. Ik rende voor ze uit, te laat ontdekkend dat ze een andere route wilden volgen.
M’n vriendin zei: ‘Ton, doe ‘ns niet zo druk.’
& Kneep zachtjes in m’n handen.

Ik voel me te veel op m’n gemak. Hier moet ik waakzaam blijven, bedenk ik, de controle niet verliezen. 1 Verkeerde opmerking & men kijkt afkeurend. Een kamer vol verbaasde gezichten van ‘waar heeft hij ’t over’ moet ik zien te vermijden.
Inhouden. Adem halen. ’t Gesprek aanhoren. Een praatje met de buurvrouw, 1 op 1. Geen grote aandacht, geen kamer vol met aandacht, alleen maar voor mij. Geen grote onderwerpen, met armbewegingen, handen die alle kanten opschieten, de gedachtes achterna, waar de ogen die de kamer vullen niet meer omheen kunnen. Gewoon, rustig adem halen, inhouden.
Ik luister naar Anne, naast me, hoe ze vertelt over een rat, die via ’t doucheputje haar huis moet zijn binnengedrongen. M’n gezicht vol afgrijzen, m’n handen zoeken ’t te verbergen, om me te kunnen verstoppen, de rat niet in mijn wereld te laten komen.
& Ik hoor Rachel zeggen: ‘Moet je kijken hoe Ton reageert.’
Weg handen, weg overdrijving. Gecontroleerd probeer ik de rest van ’t verhaal aan te horen. M’n armen snel over elkaar, om m’n lichaam niet de emoties te laten vertalen. Ik mag niet ’t middelpunt worden, alleen maar door te luisteren.

Ik trok me terug. Ging op m’n oude kamer zitten. Pakte een boek & ging lezen. Terwijl de familie aan ’t familiebijeenkomsten was, probeerde ik me veilig te stellen. Ik mocht niet in de verleiding komen de grens over te trekken. Te schreeuwen, luidkeels te lachen, de verkeerde opmerking te maken.
& Toch zei m’n vriendin aan ’t eind van de dag: ‘Je bent een heel ander mens als je met je familie bent. Je bent helemaal niet aardig.’

Ik beëindig de avonden voordat ze afgelopen zijn. Ik beëindig ze voor ik controle verlies. Voordat m’n mond ’t over gaat nemen van m’n hoofd. Voordat de ogen mijn kant op blijven staan. Met stille onuitgesproken verwijten. Ik wil ’t voor blijven. Ik wil niet zwelgen in aandacht. Niet meer.
Ik ga om 11 uur naar huis. Weg van ’t verjaardagsfeestje. Thuis drink ik nog een biertje om tot rust te komen.

De ruimte van Zijperspace is soms te overweldigend.

duik

Je hebt dan al zo lang doorgehaald, dat ’t maar de vraag is of alles wat je beleeft nog wel blijft zitten, of ’t niet een schim wordt, een vluchtige herinnering omgeven door een wazige roes, waarvan de details niet meer waar te nemen zijn. Goed, de zon gaat vroeg op, in dat jaargetijde; ’t duurt niet lang vooraleer de ochtendzon genoten kan worden, maar toch heb je reeds een bepaalde hoeveelheid drank achter de kiezen als je besluit met z’n allen zo’n ochtendduik te nemen.

3 Meisjes gingen mee. Studentes uit waarschijnlijk Leiden. ‘t Staat me bij dat ze nogal lacherig deden over hun plek op de camping van de Donkere Duinen.
‘Vol met gezinnen. Overal jankende & jengelende kinderen. De moeders ‘buurten’ bij de caravan even verderop, vaders kijken de hele dag naar hun portable tv onder ’t genot van een pot bier. Daartussenin staan wij met 2 tentjes & alle kinderen op avontuur weten ons te vinden.’
Zo moeten ze ’t ongeveer verteld hebben. ’t Zijn de enige mensen die ik heb gekend die ooit op die camping hebben gestaan & ’t is ’t enige verhaal erover dat ik onthouden heb.
Ze gingen mee.
Ik had ze ergens in een café ontmoet. Samen met Dick. We praatten over muziek die niet te vinden was. Niet in Den Helder. Of in ieder geval niet na sluitingstijd van ’t jongerencentrum.
Dus hopten we maar, van kroeg naar kroeg. Een kleine rondleiding in de vorm van een kroegentocht.
‘Hier kan je blowen.’
‘Dit is de stamkroeg voor ’t personeel van Noorderhaven, zwakzinnigenzorg in Julianadorp.’
‘Hier bood Willem-Alexander op z’n verjaardag een rondje voor de hele zaak aan. Z’n lijfwachten stonden er omheen.’
‘Daar moet je niet komen; daar is ’t gevaarlijk.’
‘Dat is voor hardrockers.’
‘Hier draai ik muziek, maar die is nu gesloten.’
‘Na sluitingstijd liggen de stelletjes te vrijen verspreid over de dijk, wordt gezegd, maar ik ben ze nooit tegengekomen.’
‘’s Nachts nemen we vaak een duik in de zee. Maar dat doen we op ’t strand, verderop.’

Je moet ’t interessant laten klinken. Ze moeten daardoor zelf op ’t idee komen ’t te gaan doen. Dan is de motivatie er. Dan hoef je niet te pushen.
‘We doen ’t ook wel ‘ns in ’t zwembad, maar dan loop je ’t risico dat je door de politie gesnapt wordt. Er is laatst ook iemand door de bewaking aangeschoten.’
’t Was warm t-shirtweer. ’t Uitgaansleven speelde zich grotendeels af op straat, de klamme hitte sloeg je binnen naar de keel, je kleren plakten onmiddellijk op de huid. Er was niet zoveel wat ons tegen kon houden een duik te nemen.
‘Als je ’s nachts ’t water in rent,’ vertelden we, ‘dan kan je de zee zien oplichten. Allemaal blauwe lichtgevende spetters, door plankton veroorzaakt.’
Ze geloofden ’t niet, maar werden wel nieuwsgierig.

‘Maar we hebben geen zwemgoed bij ons.’
‘Wij toch ook niet.’
Dus stonden we gelijk.

& Uiteindelijk ging Dick niet. Niet de zee in. Maar dat snapte ik wel, want ik had Dick nog nooit zien zwemmen.
Hij zonderde zich af in de duinen, draaide daar een joint & kwam apenstoned terug.
De ochtend begon te gloren. De zee zou niet op gaan lichten, vertelde ik. Maar niets zo verfrissend als een duik in zee na een nacht in de stad.
Ze aarzelden. Ik trok m’n kleren uit. Gooide ze op een stapel in de buurt van een strandpaal. Rende de zee in. Ik hoefde niet ver te gaan, ’t was vloed. De meisjes volgden snel. De 1 een broekje, de ander niks, net als ik.

Voor de rest weet ik niet veel meer. Ik kan me herinneren dat ik naar huis ging, op een gegeven moment.
& Dick vertelde, achteraf, dat ’t meisje, ’t blonde meisje, ’t meisje dat achter mij aan was gerend, naakt, want dan ren je jezelf droog, had ik uitgelegd, dan heb je ’t niet zo koud, Dick vertelde dat ’t blonde meisje met hem mee was gegaan de duinen in, ’t meisje dat daarvoor zo mooi achter me aan was gehupst, ik zag haar borsten schudden in de schemerende ochtend, & ondanks dat, ondanks die aanblik, dat gebrek aan schaamte voor elkaar, ben ik naar huis gegaan, heb Dick overgeleverd aan 3 meisjes uit waarschijnlijk Leiden die in de Donkere Duinen hun tent hadden staan, & ik ben thuis in slaap gevallen, want van een duik in zee word je wel fris, maar niet nuchter, ook niet minder moe, & heb ze nooit meer gezien, ook niet ’t blonde meisje, dat de duinen in ging met Dick.

’t Is nog maar net geen zwart gat in Zijperspace.