bluf

Ik moet mezelf bekennen dat ik op slecht weer hoop. Dan wordt m’n entree beter. Vollediger. ’t Lijkt me niks om in een simpel t-shirtje/lange broek de schooldeuren te openen. Niemand die opkijkt. Hooguit van: hé, die Ton, die is ook niks veranderd.

& Of ik veranderd ben! Pff. Als er iemand kan veranderen, dan ben ik ‘t.
Ze hadden dat vroeger al moeten zien. De ene dag geheel in ’t blauw, de volgende in ’t rood, & toen ik er achter kwam dat groen mij toch ’t beste stond, toonde ik mij als de ontspruitende lente. Terwijl mijn kompanen binnen de alternatieve scène zich in algeheel saai zwart voortbewogen, jarenlang. Hoeveel zullen zich daarvan inmiddels niet in driedelig voortbewegen, of bloemetjesjurk?

Kijk, ten 1e ben ik dikker geworden. Tot voor een jaar geleden had ik me dat niet voor kunnen stellen. Ik heb weliswaar geen buik, of men zou die ene rol als zodanig moeten definiëren, maar enige zwelling in m’n gezicht is toch wel waar te nemen. Als ik dat 20 jaar geleden had vertoond, dan had men vast wel ‘ns over de lippen gekregen dat ik er als gezonde Hollandse jongen uitzag. Dat ben ik inmiddels geworden. Beetje laat, maar op de reünie-site had ik al geschreven dat ik in alles een beetje laat ben. Ik mag dan snel in mijn bewegingen zijn, in mijn onrust, mijn leven verloopt een ietwat traag. Misschien juist daardoor.
Dan zie ik er ook nog veel wijzer uit. Dat idee heb ik tenminste. Veel meer rust straal ik uit door de uitgeschakelde schildklier. Bovendien wordt de wijsheid geaccentueerd door die kraaienpootjes aan de zijkanten van m’n ogen. Daardoor krijgen ze meer diepte, die ogen dus. Waarschijnlijk ben ik nu onweerstaanbaar geworden voor mijn leeftijdsgenotes, maar dan zijn ze mooi te laat. Hadden ze me maar niet in eenzaamheid door mijn depressies moeten laten ronddolen. Om over mijn frustraties van weleer niet te spreken: veel te lang moeten wachten voordat ik wist wat seks in werkelijkheid inhield (als ik de sterke verhalen van toen tenminste moest geloven). Daar hadden ze toentertijd aan moeten denken, nu heb zélfs ik dat achter m’n rug.
Goed, wijzer & dikker dus. Waarschijnlijk ook nog een tikkie zelfstandiger. Dat zie je vast ook onmiddellijk aan mijn houding af. Vooral als ’t slecht weer wordt. Was ik vroeger al een einzelgänger, toen uit noodzakelijkheid, nu ben ik ’t vanwege mijn verworvenheden, mijn verleden, mijn houding in ’t leven; die indruk is vast 1 geworden met mijn zijn. Dat denk ik in ieder geval als ik mezelf in vol ornaat in een levensgrote spiegel zie.

Ik zie mezelf al binnenkomen: fiets van m’n moeder (ik heb ’t al geregeld, ik mag ‘m die dag lenen) op de plek waar eigenlijk alleen de docenten hun fiets mogen stallen; groene lange jas wapperend in de helderse winden die van alle richtingen invloed proberen uit te oefenen op de bevolking, maar mij nimmer noemenswaardig te pakken konden krijgen; pet tot vlak boven m’n ogen, zodat de kraaienpoten verrassend tevoorschijn komen als ik ‘m afzet om een vroegere vriendin beter te kunnen zoenen, mooi verticaal afstekend tegen m’n groengrijze ogen; bril op m’n neus, om naast ’t beter tonen van degenen die me komen verwelkomen na al die jaren, me daarnaast een intellectueel cachet te geven, die z’n weerga niet kent vergeleken met de 40-ers die zichzelf allemaal inmiddels lenzen of een oogoperatie hebben laten aanmeten; m’n sweater bollend in de wind, alsof ’t een groot torso moet omkleden, die bij uitpakken slechts een fatsoenlijk midlife-magere borstkas blijkt te bevatten; een t-shirt met een leuke tekst over ’t drinken van bier, welke mijn leeftijdsgenoten slechts met enige schroom durven aan te raken, of ze moeten de alcoholische schaamte al voorbij zijn & zich veelvuldig die dag laven aan ’t gerstenat, vanwege de dwingende vraag ernaar van hun inmiddels gewende lichaam.

Of bij mooi weer kom ik in een t-shirt. Er onder 1tje met lange mouwen om de kou van de vroege lentedag buiten te houden. M’n hebben & houden heb ik dan verpakt in m’n broekzakken, zoals immer, sleutels echter in ’t ouderlijk huis achtergelaten, zodat die niet tussendoor tegen binnenkant been kunnen drukken. Een vaalgroene broek, ook zoals gewoon. Niets bijzonders, behalve dan de tekst op m’n shirt dat bier ervoor heeft gezorgd dat lelijke mensen seks hebben.
Dan zal ik denken: ’t stelt misschien niet zoveel voor, mijn presentatie hier op deze middelbare schoolreünie, maar ik draag in ieder geval nog geen bloemetjesjurk.

Dat zal vast nog wel een tijdje duren in Zijperspace.

Zoals gewoonlijk een tekst ihkv ’t thema van de zojuist verschenen aflevering van de cursus lijfloggen, terug te vinden op de zojuist geactualiseerde site van about:blank.

crash

Als iets vernietigd is, kan je ’t niet zomaar opnieuw scheppen. Dat wist ik, dus ging ik drinken.
Nee, niet meteen drinken. Ik ging 1st bedenken dat ik ging drinken. Dat was al een hele geruststelling. De gedachte dat ’t later kon.
Ik ben zelfs niet tekeer gegaan. Tegen ik & mezelf. Tegen de computer. Tegen ’t raam. ’t Uitzicht. Alles wat me irriteerde. ’t Weer dat er beter uitzag, maar waar ik niet van zou kunnen genieten. Niets van dat alles.
Ik zweeg.
Besloot m’n fiets te pakken, m’n financiën te regelen, onderweg langs een winkel met huishoudelijk apparatuur te wippen, om na dat alles pas dat biertje te gaan drinken.
First things first.

‘Verdomme,’ zei ik toen, ‘een tekst waar ik 2 uur mee bezig ben geweest is verloren gegaan doordat m’n computer crashte.’
Daarna zijn de barman & ik alle vrouwen op straat in de gaten gaan houden.
‘Volgens mij heeft ze geen bh aan,’ wist ik te constateren.
Om even later er aan toe te voegen, toen ze opnieuw voorbij kwam: ‘Nee, ze heeft wel een bh, maar hij zit een beetje losjes.’
‘Ze zou de bandjes aan haar oren moeten hangen.’
‘’t Is gewoon zwabberend vlees.’
Voor de rest dacht ik niks. Ik voelde alleen maar. Zo’n zwarte inktvlek die uitgespreid over de tafel lag. Des te meer je probeert ‘m weg te vegen des te groter ’t oppervlak.

Ik ben nogmaals naar de winkel gegaan. Hij was al dicht.
‘Ach, jammer,’ zei ik tegen de man die alles naar binnen haalde. ‘Misschien volgende week dan.’
‘Morgen zijn we gewoon weer om 10 uur open.’
‘Nee, dan is m’n weekend voorbij.’
‘Wat wilde je hebben dan?’
‘Gasstelletje.’
‘Laat ‘m maar binnen,’ werd er van achter geroepen.
De man die me vanmiddag te woord had gestaan.
‘Ik heb 3 bier gedronken om tot dit besluit te komen,’ zei ik.
& Een tekst verloren laten gaan. Maar dat zou de man toch niet begrijpen.

Rachel belde even later. De verpakking hield ik met moeite op m’n bagagedrager in bedwang.
‘Ik drink bier,’ zei ze.
‘Dat dacht ik al,’ zei ik. ‘Ik kom er zo aan.’

Meer bier. De doos bleef ongeopend staan.

2 Uur nadat ik had gegeten werd ik wakker. Ik kon ook niet anders meer. Er stak een scherpe naald van m’n achterhoofd, vlak boven m’n nek aan de rechterkant, naar m’n voorhoofd, boven m’n ogen. M’n linkeroog had een afwijking naar buiten, de rechter week uit naar binnen.
Ik zag ’t beeldscherm niet. Of eigenlijk irriteerde ’t me. Hij scheen zo scherp. De letters waren gaten die met moeite tot m’n hoofd doordrongen.
Ik probeerde wakker te blijven, zo lang mogelijk. Om morgenochtend opnieuw te beginnen. Op te halen wat plotseling was verdwenen.
Voor de rest mocht ik er niet aan denken: alles wat ik zou terug zou halen, alles van de inhoud die vervluchtigd was in dat zwarte gat, zou opnieuw verloren gaan, was ik bang.

’s Ochtends opnieuw wakker. Ik opende met de titel. & Ging vervolgens op de bank liggen. Te vroeg. Te veel slaap nog nodig.
Bij vlagen fit. Een beetje energie om nog net een alinea te schrijven. Dan weer op de bank.
10 Uur. Tijd om te douchen. & Ik schreef de laatste regel.
Huiswerk: probeer (….)

’t Resultaat volgt elders, niet in Zijperspace.