toonton

Alles even op de juiste volgorde. 1st Komt Merel, dan kom ik. U kan ’t hier zien.
Ik had ’t echter op dat moment over m’n cursus lijfloggen, die ik al 9 afleveringen lang voor about:blank schrijf. Ik vertelde de heer verslaggever dat ik op de weblogconferentie een ‘live’-versie van m’n cursus zou geven. Aflevering 10.
‘Waar gaat dat over?’ vroeg-ie.
In de montage is dat weggevallen. Waardoor hij ‘t doet voorkomen dat ik alleen maar over m’n lichaam schrijf. Dat m’n weblog slechts gevuld is met wederwaardigheden over m’n lichaam.

Vind ik overigens niet erg. Mijn antwoord is in zekere zin de grappigste opmerking van de hele uitzending. Jammer dat de heer verslaggever geen tijd meer had om m’n naam onder die opmerking te plaatsen.
Ik stond erbij toen-ie Gert-Jan vertelde dat-ie toch echt moest gaan, wilde hij ’t item afkrijgen vóór uitzending van ½ 8. Hij moest nog knippen, plakken, tekst schrijven, etcetera. Dan moest-ie maar de weblogconferentie zelf missen. Er zat niks anders op.

Daardoor miste hij ’t volgende hoogtepunt.
(Tot mijn spijt, tot mijn grote spijt, kan ik de filmpjes & foto’s niet op m’n eigen server zetten, dit omdat mijn computer vanavond nog 1maal onderzocht moet worden. Vermiste bestanden moeten tevoorschijn getoverd worden & derhalve mag ik niets, of nou, bijna niets, op mijn harde schijf veranderen. Dat is tot vanavond. Vandaar dat ik tijdelijk profiteer van andermans ruimte op ’t net. Ik hoop ’t morgen te kunnen veranderen.)

& Ik.
Ach, ik.
Na mijn presentatie werd ik lichtelijk apathisch. M’n hoofd begon te kloppen. Ik begon m’n lijf te voelen. Die alles wat er met me gebeurd was, & nog aan ’t gebeuren was, wilde vertalen in lichamelijk ongemak.
’t Was alsof ik geconfronteerd werd met m’n eigen uitspraak. Dat de ene keer iets aan de hand was met m’n linker kleine teen, & de keer er op m’n hoofd jeukte.
Nu waren m’n slapen aan de beurt.

Paracetamol hielp. Maar dat pas nadat ik er 2 binnen een uur slikte & er enkele liters bier achteraan kieperde.
Ik zei tegen She: ‘Ik moet m’n hoofd verdoven.’
‘Dan kan je tenminste slapen,’ begreep ze.

De volgende dag aan de wandel gegaan. Onder nog steeds dezelfde medicatie. Uitgezonderd de alcohol.
Dat liet ik mezelf pas na 29 km toe.
Te laat.
Ik sliep wel die nacht, afgelopen nacht, maar niet continu. Een hoofdkussen geconstrueerd uit overtollige kleding kan een hel zijn.

Vanmorgen besloten naar huis te gaan. ’t Wilde niet helen. Zeker niet met enkele kilo’s die m’n schouders & rug belastten.
Ik strompel momenteel door m’n huiskamer. M’n benen hebben behoefte aan weer 29 km. Zodat gister geneutraliseerd wordt. M’n lichaam is verslaafd aan gewoontes. & Gewoontes worden al na 1 dag gecreëerd.
Ik denk er zelf ietwat anders over. Ik heb geen trek meer in paracetamol. Wel in bier. & Een goede nacht rust. Ik heb die webloggers & vogels in de morgenstond wel een beetje gehad.

Details volgen later wel in Zijperspace.

laatste

Er wordt veel uitgesteld tot op ’t laatste moment. Dat is beter, denk ik dan. ’t Laatste moment is gunstig voor die ene handeling. Ik denk ’t alleen een beetje vaak.
Daar probeer ik dan weer structuur in aan te brengen. Terwijl ik van ’t ene laatste ding naar ’t andere laatste ding loop.
‘Als dat niet als laatste kan, dan moet ’t als 1 na laatst.’
Ik ben er ondertussen achter dat ik m’n rugzak gewoon maar moet inpakken. Dan kan ik die tenminste als allerlaatste handeling op m’n rug hangen. Pech voor ’t plantje dat 5 minuten eerder water moet krijgen.

Tevens ben ik van mening dat ik m’n baard beter eerder kan scheren dan dat ik onder de douche ga staan. ’t Flesje water moet uit de koelkast voordat ik de zijvakjes van m’n rugzak dicht ga ritsen. De boterhammen dienen gesmeerd voordat ik honger krijg. Schone sokken aangetrokken voordat ik m’n schoenen aantrek. ’t Lijstje van mee te nemen spullen doornemen vooraleer ik de belangrijke objecten, die welke ik onderweg nodig mocht blijken te hebben, bovenin de rugzak prop.
& In bovengenoemde zaken zit ook weer een onderlinge verdeling in tijd.
Naarmate ’t tijdstip van vertrek nadert lijk ik tijd te over te hebben. Tot vlak ervoor. Dan klopt dat opeens niet meer. De schema’s in m’n hoofd hebben rek, maar de elasticiteit krimpt verrassend snel in.

Mijn overzicht is absurd. Ik vergeet zelden iets. Ik maak van tevoren een lijstje (‘Niet vergeten ’t lijstje nog een keer door te nemen,’ is een onderdeel van de agenda die in m’n hoofd zit, die ik, naarmate de tijd vordert, vaker raadpleeg), maar blijk die uiteindelijk niet nodig te hebben. Ik heb ’t allemaal al gepland. Een nacht er niet van kunnen slapen.
Ik wil me er niet druk over maken, maar slaap toch niet. Ik probeer schapen te tellen, tegen muren op te klimmen met klauwen die tussen de richels van de stenen kunnen grijpen, te veranderen in een vogel & een rondvlucht in m’n buurt te maken, om me uiteindelijk mee te laten sleuren door een avontuur die een droom blijkt te zijn bij ontwaken, maar steeds weer komt er een onschuldige gedachte bij me op die me er aan herinnert dat er nog iets extra’s in m’n rugzak gestopt moet worden.
‘Waar moet ik dat dan stoppen?’
‘Heb ik dat wel nodig?’
‘Raakt dat niet in de verdrukking?’
‘Hoeveel zou dat wegen?’
‘Zouden mensen dat niet gek vinden, dat ik zoiets meeneem?’
‘Misschien kan ik ’t naast m’n rugzak leggen & dan op ’t laatste moment beslissen.’
‘Zou ’t wel tegen regen kunnen?’
‘Hoe vaak heb ik ’t dan nodig?’
Ik slaap dus niet.

’t Grootste probleem is echter dat ik niet weet welk boek ik mee moet nemen.
’t Mag geen harde kaft hebben, vind ik nl. Maar ’t boek dat ik van de week heb aangeschaft, waar m’n verlangen momenteel ’t meest naar uitgaat, heeft een harde kaft. Met een omslag, maar die heb ik er al afgehaald. Scheelt ook weer een gram, maar bovendien raakt die dan niet beschadigd.
Geen harde kaft, omdat dat alleen maar extra gewicht is. Paperbacks hebben dunner papier & kleinere letters.
Ik heb Nagieb Mahfouz echter al 3 korte vakanties geprobeerd, maar ben nog steeds niet verder dan blz 40. De rest van de boekenkast heb ik al uit.
Of is door mij niet interessant bevonden.
’t Boek moet dik zijn, zodat ik genoeg te lezen heb onderweg, maar ook weer niet te dik, want dat draag ik alleen maar met me mee.

Oja, & ik moet ook nog een stukje schrijven. Dan weten mensen tenminste dat m’n computer ’t weer doet.

& Dat ik weg ben uit Zijperspace, hier naartoe & verder.

reconstructie

Arme Zijperspace ligt weer eens plat. Vol van virus en kapers en ander gespuis, gevolgd door een weblogvakantie met een heus life lijflog. Hopelijk vrijdag 4 juni meer. Zo niet, dan later…
Rachel

kippenboer

‘Daar is de kippenboer,’ zegt Dean.
‘Komt die nou alleen maar voor wat eieren helemaal bij jullie langs?’ vraag ik.
‘Ja,’ wordt er geantwoord.
‘Hoeveel eieren krijgen jullie dan elke keer?’
‘Hij komt 2 keer in de week langs,’ vertelt Dean. ‘In een drukke week gaan er hier 400 tot 500 eieren doorheen.’
’10 Eieren kost mij € 1,50,’ reken ik uit. ‘500 Eieren zal jullie dus ongeveer € 50,- kosten. Krijgen jullie ’t thuisbezorgd.’
‘& Ik bestel ook vaak kippenpootjes bij hem. & Kipsaté. & Alle andere dingen die ik van de kip nodig heb.’
‘Oh, dus toch wel iets meer dan alleen maar eieren,’ stel ik vast.
‘Ja,’ zegt Wieger vanachter de bar, ‘& daar komt-ie helemaal voor uit Brabant. 2 Dagen in de week gaat-ie naar de grote stad.’
‘Rijdt-ie de hele dag door de stad,’ vult Dean aan. ‘Reken maar dat-ie wat klantjes verspreid over de stad heeft zitten.’
‘& Niemand die ‘m kan verstaan,’ gaat Wieger onverstoord verder. ‘Ik zeg altijd maar ‘ja’ & ‘nee’, maar ik heb absoluut geen idee wat-ie zegt.’
Ik begin te lachen.
‘Ik ga geen gesprek meer met ‘m aan,’ zegt Wieger. ‘Neem nou Jacques, die komt zelf ook uit Brabant. Die verstaat ook helemaal niets van wat die man zegt.’
Ondertussen komt de kippenboer binnen.
‘Hoi,’ zegt-ie.
‘Hoi,’ zeggen wij enthousiast.
Dean loopt met ‘m mee de keuken in.
‘Gaat een Engelsman met zo’n onverstaanbare Brabander praten,’ zegt Wieger. ‘Dat wordt toch een gesprek van niks.’
Ik zie Dean in de keuken staan knikken naar de kippenboer.
‘& Dan wordt zo’n man van ’t platteland plots kippenboer,’ gaat Wieger verder. ‘Moet-ie in z’n 1tje de grote stad in.’
‘Zou hij ’t bedrijf in z’n 1tje doen dan?’ vraag ik onnozel.
‘Nee, hij heeft ’t bedrijf met z’n vader. Misschien ook wel met z’n broer.’
Ik zie inderdaad ‘Gebroeders’ op de auto staan.
‘Maar wie wil er nou in godsnaam kippenboer worden?’ vraagt Wieger zich ondertussen af. ‘Iedereen wil tramconducteur worden, of piloot. Maar zo’n man wordt kippenboer. & Gaat eieren rondbrengen in Amsterdam.’
Wieger kan er met z’n hoofd niet bij.
‘Omdat-ie niet anders kan,’ concludeert Wieger zelf. ‘Hij kan gewoon niets anders dan wachten tot zo’n kip een ei legt. & Vervolgens brengt-ie een zooitje van die eieren naar ons. Hij is gewoon nergens anders toe in staat. Want niemand die verstaat wat-ie zegt.’
De kippenboer is klaar met Dean. Hij verlaat de keuken.
‘Tot ziens weer,’ zegt-ie.
‘Tot ziens,’ groet Wieger vrolijk lachend terug.

Een beetje brabants verstaan we nog wel in Zijperspace.