beestjebeest

Hoe of ’t met je gaat. Dat vragen ze de hele dag. & Ik durf alleen maar eerlijk te antwoorden. Eigenlijk niet eerlijk.
Ik zeg: ‘Mwaah.’
Om daarna af te wachten.
Ik wil niet kwetsbaar zijn. Maar tegelijkertijd geen onwaarheid uitspreken.
Liegen is ’t niet. ’t Zijn onwaarheden.

‘Wat dan?’ vragen sommigen. ‘Wat is er?’
‘Mwaah,’ probeer ik dan nog ‘ns.
De aanhouder wint, denk ik dan maar, laat ze zichzelf maar bewijzen.

De hele dag staat ervan in ’t teken. Van ‘mwaah’ & van daadwerkelijke waarheid. Soms denk je dat ‘mwaah’ alleen maar extra aandacht vragen is. Subtiele aandacht. Maar ik heb m’n eigen truc al doordacht.
Als ik niet, dan doe ik dat.
Daar is-ie weer.
Als ik niet de waarheid spreek, dan doe ik alles om dat te laten blijken.
Kijk ‘m rollen met z’n nek, wordt er dan gedacht. Waarom heeft-ie toch al die aandacht nodig?
‘Is er iets?’ volgt daar al snel op.
‘Mwaah.’
Dan ben je net zo ver als waar je anders was begonnen.

’t Gaat dus niet. Dat volgt al snel. In elk scenario dat ik je voorschotel.
Ik blijf er nl toch de hele dag aan denken. Vrezend voor de donkere uren.

Zo ben ik bijv vergeten dat er vanochtend eigenlijk iets was dat veel erger was. Ik liep daarnet richting toilet, ik stond op ’t toilet, mikte op de plek die mijns inziens de meeste winst op zou leveren: weinig schoonmaken & toch volledig aan m’n gerief komen, zonder mezelf in vreemde bochten te hoeven dwingen, & ik hoefde niet zomaar de deur dicht te doen.

Zoals vanochtend. Deur moest dicht.
Omdat er een beestje zat in een pan.
Afgewassen pan. Op de aanrecht. Op z’n kop in ’t afdruiprek.
& Daarin een beestje. Omdat ik ‘m omgekeerd had & wilde opruimen.
’t Was slechts een flits.
Stel nou dat men dit snel zou lezen, koppen van alinea’s snellen, diagonaal lezen, dan zou men niet weten dat ’t over een beestje gaat. Net als die flits van m’n blik in de pan.
Onmiddellijk de hete kraan erover.
Ik dacht nog: ‘Zou die hete kraan wel heet genoeg zijn? Zou er een weg terug zijn voor ’t beest? Kunnen beestjes als dit beestje tevoorschijn kruipen uit de gootsteen?’
& Nog enkele vragen.
Ik durfde niet met de deur open op de wc te zitten. Terwijl ik dat normaal altijd doe. Altijd deur open. Om muziek te horen. Om mezelf thuis te voelen. Om mij te zijn. Zoveel mogelijk mij. Ik & mezelf op de wc. & Daarbuiten de rest waar ik nog enige controle over had.
Maar beestje dwong de deur dicht. Of ’t idee van ’t beestje dwong de deur dicht. Ik & de wc. Dat zijn beperkte vierkante meters.
Ik dacht nog: ‘Niemand weet verdomme dat ik m’n wc-deur op dit moment dicht heb.’
Dat was geen leuke gedachte.

Maar ’s avonds niets. Alleen maar angst voor wat komen gaat.
Die wc-deur kan me m’n reet roesten, denk ik stoer.
Stoer is een gebrek aan realiteit van angst. Waar 2 gemoedstemmingen strijden om de boventoon.

Ik moet straks gaan slapen, midden in de nacht van Zijperspace.