valreep

Fret schrijft: vergeet je je 18-delig zakmes niet, en neem wat cd’s mee voor onderweg.
jus fret
of is het tjuus of tzuze of verdamd nogmal

Ik schrijf: Ik dacht al: moet ik nou ook nog sinaasappelsap meenemen? Maar je bedoelde tschüss, blijkbaar. Dat van die cd’s is mooi. Dat geeft wat afleiding voor onderweg. We kunnen niet de hele tijd nach Deutschem Rundfunk luisteren.

Später!

Ik schrijf ook: Dat van op de grond slapen had ik misschien niet moeten doen. Hoewel ik me nu terdege besef dat een kussen tijdens m’n vakantie van essentieel belang is. ’t Kussen lag vannacht nl boven ’t matje waar ik op lag, waardoor ’t eigenlijk niet dik genoeg was voor m’n nek. Vanochtend om ½ 7 toch maar opgestaan om m’n bed op te maken. Was binnen 5 minuten gepiept. Toen was ik natuurlijk klaarwakker, maar met een zekere hoofdpijn vanuit m’n nek. Een tijdje naar m’n beeldscherm zitten staren & toen weer naar bed.
Ik ga straks beginnen met ’t opruimen van de laatste troep & ’t inpakken van m’n rugzak.
Krijg net een meeltje van Fret dat ik cd’s moet meenemen. Dus ga ik straks maar wat kopen bij Get Records. Jij nog suggesties?

Sas zegt: ‘Ik had wel met je moeder te doen, op je feestje. Stond ze met Fret te praten, die al hartstikke ver heen was. Toen vertelde Fret dat hij met jou op vakantie zou gaan. Hij kon nog amper recht op z’n benen staan, op dat moment. Je moeder vroeg of-ie dan ook zoveel zou gaan drinken. & Fret zei: “Nee, als ik rij, dan drink ik niet.” Met een verschrikkelijke dubbele tong.’

Roswitha schrijft: ‘k Zag je mailtje vlak voordat ik naar ‘t werk ging. ‘k Was weer ‘n beetje laat vandaag. Sliep zo vast (& niet op de grond), dat ik maar niet wakker werd.
& Nu ben ik nog ietwat slaapdronken en staar ik wat naar ‘t beeldscherm. & Je mailtje zit niet meer zo in mijn hoofd. Weet wel dat je iets vroeg, maar weet niet meer wat.

Ik schrijf: De weersverwachting voor Bamberg ziet er niet bepaald florissant uit. Hier in Nederland wordt er zelfs gewaarschuwd voor vorst aan de grond. Misschien toch maar niet kamperen?

Fret schrijft: ja ik heb het gezien . wel frisjes daar in bamberg.
en na het prisma woordenboek geraadpleegd te hebben, schrijft men jus zo: tschüs [met 1 s op het eind]
ik wil wel m’n tent meenemen. ik heb ook een goeie slaapzak
en kamperen is leuk.

Ik zeg: ‘Ik hoorde dat je ook nog met Fret had gesproken? Was je daar niet te veel van geschrokken?’

M’n moeder zegt: ‘Nee, hoor. Dat viel wel mee. Maar hij had ‘m wel vroeg zitten, hè. Ik vroeg ‘m of-ie ook zo nog ging rijden. Maar toen zei hij dat-ie nooit dronk als-ie ging rijden.’

Fret zei: ‘Ik ben heel voorzichtig met uw zoon, hoor.’

Sas zegt: ‘& Toen viel-ie om tegen de deurpost.’
Ik schrijf: Edoch, ik vroeg je of jij nog suggesties had voor cd’s die ik zou kunnen kopen voor onderweg naar Bamberg. Da’s inmiddels te laat. Ik ben al heen & weer gefietst. ’t Zijn the Decemberists & M.I.A. geworden. Klein stukje van M.I.A. geluisterd bij Get Records, maar ik hou meer van verrast worden. Daarom gewoon gekocht. 50 Meter verder in de Utrechtsestraat ’t laatste boek van Margriet de Moor gekocht. Dan heb ik ook wat te lezen. Hoewel ik weet dat ik er meestal toch niet aan toe kom, neem ik altijd te veel boeken mee op vakantie. Da’s een soort traditie, moet ik in ere houden.
Fret schrijft: anders betaal ik het pension wel {ik stik toch van het geld}

Roswitha schrijft: Oja, je vroeg naar muziek. Tja, ik weet niet wat Fret fijn vindt… Maar je hebt je boodschappen inmiddels al gedaan. Ik ken de namen overigens niet. Neem je voor die paar dagen echt ‘n heel stapeltje boeken mee? Dacht dat jullie ook vooral flink gingen wandelen? Of kun jij dat alles tegelijk? :-)

Ik schrijf: Ja, wil je nou wel of niet kamperen?
We nemen gewoon de tent mee & gaan kamperen als ’t weer beter mocht worden. Ja toch? ’t Schijnt bij die camping nl best leuk te zijn.

Fret schrijft: we gaan kamperen punt uit.
ik bedoelde alleen maar,als onze tenen eraf vriezen,
zoals vroeger in de loopgraven in 1915 het was december de 21ste als ik het goed heb, hetgeen ik niet nog een keer wil meemaken. kies ik voor een hotelletje.
je hebt toch genoeg leuke autorij muziek in huis.
[udo jurgens,freddy breck,peter maffay,eddy merckx, om er maar een paar te noemen.]

Ik zeg: ‘Dus dan vertrek jij donderdag over een week. Dan kan ik woensdag langskomen, toch? Want dinsdag ga ik naar Roswitha. Dan is woensdag de enige dag dat ik langs kan komen.’

M’n moeder zegt: ‘Nee, woensdag ga ik naar Carel & Franchette. Want Lola is jarig. Vertrek ik van daaruit naar tante Gré. Gaan we de volgende dag vanuit Nieuw Vennep naar Schiphol. Ben ik 3 juni terug, want op 2 juni moet ik in Canada op ’t vliegveld zijn. Ik heb ’t reisschema in een enveloppe gedaan. Bij de uitnodiging voor de opening van Quint z’n nieuwe tent, as vrijdag. Er zit toch al een postzegel op. Maar dat lees je dan vrijdag pas.’

Ik zeg: ‘Ja, vrijdagavond. Als ik terug ben.’

Tot die tijd is ’t misschien wat stil in Zijperspace.

onervarenheid

Een man moet zich concentreren wanneer-ie zoent. Niet alleen bij dat 1e kusje. Die kan niet eens zoveel kwaad. Gewoon de hele weg. Naarmate z’n aandacht verslapt, neemt ’t risico op vergaande gevolgen toe.
Dan wijt ik ’t mezelf maar aan onervarenheid. Wist alweer niet meer hoe ’t moest. Ik kende ’t vrouwelijk wezen wel, ik zag ze dagelijks in diverse verschijningsvormen, pluimages, variëteiten, of hoe dit mystiek schepsel zich ook in z’n onderscheid van z’n soortgenoten laat omschrijven, aan mij voorbijtrekken, maar ’t was al even geleden dat ik me er aan had mogen vergrijpen.

Nee, dan de roemruchte tijd van zo’n 10 jaar her. Ik kon m’n bil niet lichten of er zat een zwerm als aan honing vastgekleefd.
(Natuurlijk overdrijf ik deze situatie schromelijk, maar dat is slechts om een duidelijk beeld te scheppen; er was voor mij toentertijd geen tekort, geen droogte, geen frustratie, of ’t moest zijn dat mijn nachtrust er onder te lijden had, geen stremmingen in geest noch lichaam)
Een glorieuze tijd, zo markeer ik dat zelf in de historie van mijn leven, waarin ik niets aan aandacht te kort kwam. Wilde ik een goed gesprek, dan belde ik 1 van m’n vriendinnen op; wilde ik een zoen, dan kon ik langs de kant van de weg er op zitten wachten; wilde ik seks, dan had ik me maar onder de bevolking van ’t stadse te begeven.
& Waarom dat ooit is op gaan houden, dat vraag ik mij nog altijd af. Misschien dat de 7 goede jaren waren opgebruikt & dat de magere voor mij waren aangebroken.
Die schaarste diende zich niet meteen aan, overigens. ’t Was geen plotse breuk met wat er aan vooraf ging. ’t Droogde gewoon langzaam op, de toevoer aan vrouwelijk schoon.
Goed, vriendinnen had ik evengoed wel, zij die mij van repliek wilden dienen, maar waarbij zij niet meer dan dat deden. Vrouwen die mij daarentegen middernachtelijk van gezelschap wilden voorzien dienden zich steeds minder vaak aan. Ik had blijkbaar mijn potje aan charme tot aan de bodem toe opgebruikt. Of er was op tv een uitzending geweest waarin ’t doorzichtige van m’n anti-macho-strategieën werd uiteengezet & de moeders werden gewaarschuwd voor de mogelijke valkuilen (die er uit zagen of zich anders gedroegen als personen als ik) waar hun dochters in konden vallen. & Ik had dit programma gemist.

’t Aanbod nam dus af. & Zodoende werd mijn eelt week. ’t Eelt in mijn hoofd dat mij liet hoeden voor verkeerde bewegingen, & ’t eelt óp m’n hoofd dat m’n huid moest beschermen tegen z’n eigen infecterende mogelijkheden.
Bij 1 van die spaarzame mogelijkheden een vrouw naast mij te vinden op een tijdstip dat de buren inmiddels gewend waren geen lawaai van mij te verwachten, liep ik zo’n zelf-infecterende aandoening op. Laat ik ’t maar in die woorden omschrijven.
Ik ben nog naar de huisarts gegaan, die van de zondagsdienst, om de reden van m’n geschonden tronie in de schoenen van ’t nachtelijk gezelschap te kunnen schuiven.
‘Ik dacht aan een geslachtsziekte, dokter,’ zei ik onvervaard, vooral omdat ik deze in zijn weekenddienst waarschijnlijk niet nog een keer zou ontmoeten, of anders in ieder geval niet op korte termijn; daar had ik m’n eigen reguliere huisarts voor.
Hij trok onmiddellijk handschoenen aan, van die dunne plastieken, wreef over de huid, kneep in zo’n witte punt, voelde ook even aan de binnenkant wang & concludeerde vervolgens zeer verfijnd: ‘Misschien dat u zich de volgende keer 1st even kan scheren, voordat u een medemens mondelijk onder handen neemt.’
De haartjes hadden daar waar ze vandaan kwamen, uit de huid, zelf toegetakeld, geïrriteerd, zogezegd, & de onderhuidse afweermechanismen daardoor aangezet tot verregaande maatregelen: ’t opbouwen van puistjes. Van die witte puntjes met pus van binnen. Groot in aantal & niet te verdoezelen.

Goed, ik nam mij voortaan voor mij 1st aandachtig te scheren voordat ik ’t stadsleven indook, maar zoals ik al zei, lagen de jaren van welvaart achter mijn rug.

Vanmorgen stond ik op. Ik trok onmiddellijk ’t beddengoed af. ’t Werd tijd dat deze verschoond werd. Ik moest niet eeuwig middels de lichaamsgeuren die zich in de stof hadden genesteld herinnerd blijven worden aan de avonturen op de paar 4-kante meter die mij na afloop van mijn feestje overkwamen waren. Net zoals ik, als conclusie voor mijn magere jaren, had besloten me niet weldadig te wentelen in ‘tgeen mij in de jaren van overvloed was gebeurd.
Ik schraapte nog wat ander waswaardig spul van de bodem van de mand onder m’n toilettafel, rechtte m’n rug & kwam zodoende oog in oog te staan met m’n eigen spiegelbeeld.
Witte puntjes vulden ’t beeld. Maar liefst 2. Daar waar ik met veel geduld een snor zou kunnen kweken.
Ik dacht: ‘Oh man, je bent in verschijning terug naar ’t gezicht van hen die onervaren zijn.’
& Na ’t puntig krabben met 1 van mijn scherpste nagels voelde ik me dankzij die gedachte intens tevreden.

De wereld ligt open voor me, ook al noemen we dat dan Zijperspace.

14.999

Er is niet veel veranderd. Ik heb gewoon 14.999 keer ‘tzelfde gedaan. Met enkele uitzonderingen daargelaten.
Dat heeft me vanochtend wakker gehouden. Zoals ik een jaar geleden ook wakker lag. Toen ik uit ging rekenen hoeveel dagen oud ik ondertussen was. Hoeveel dagen ’t nog te gaan was om een mooi getal te bereiken. Hoeveelste dag van ’t jaar dat zou zijn. Hoeveel dagen na mijn verjaardag. Wat voor datum. Die ochtend dat ik dat allemaal uitrekende. In 10 minuutjes tijd, omdat ik niets anders had om over na te denken.
Hoewel, ik had wel andere dingen om over na te denken, maar daar had ik nou net geen zin in. Van die repetitieve gedachten. Situaties die zichzelf aan ’t herhalen waren in m’n hoofd, met slechts een enkele keer een kleine variatie.
Zoals een klant die onaardig tegen me is geweest & waarvan ik achteraf bedenk dat ik ‘m een kopstoot had moeten geven. Of nee, een kopstoot gaat natuurlijk niet. Ik zou niet eens weten hoe ik een kopstoot zou moeten geven zonder er zelf aan onderdoor te gaan. Dus die klant was onaardig & ik grijp ‘m opeens in z’n ballen. Draai een beetje, totdat-ie door z’n knieën gaat. Kraaiend, smekend. Hoewel ik dan later te horen krijg dat ik zoiets niet had moeten doen. Nee, klant is onaardig & ik heb opeens een hele snedige opmerking, waardoor ik ‘m de mond snoer. & M’n collega’s zijn blij met me & we bellen de politie, omdat die onaardige klant van plan was geweld te gaan gebruiken & ik ben bovenop hem gaan zitten, zodat-ie niets meer kon doen & die onaardige klant wordt uiteindelijk door de politie meegenomen. Wat natuurlijk niet gebeurt, want de klant was alleen maar onaardig & hij stond tegenover me, onaardig te zijn & ik wist niks te zeggen.
Steeds weer, dat ik niks te zeggen wist. Dat ik niks te zeggen wist. Niks wist.
Zulke herhalingen. ’s Ochtends vroeg, als ik niet kan slapen. Als ik weet dat er nog zeker 2 uur slaap te gaan valt. Daar kwam toentertijd deze dag uit, omdat ik niet de hele tijd ‘tzelfde wilde blijven denken, niet steeds dezelfde plaatjes.

Maar er is dus niet veel veranderd, dacht ik dus vanochtend. Altijd ‘tzelfde. & Dat tot volle tevredenheid.14.999 keer min een paar maal ontbeten. Straks voor 14.999e keer min een paar maal lunchen. Later op de dag gaan slapen. Ook al vaak gedaan.
De keren dat ik dergelijke dingen niet deed zijn te verwaarlozen. De vakanties die ik had bijvoorbeeld. Dan loopt ’t leven altijd even anders. Daar zijn vakanties voor, hebben ze me verteld. Liever had ik zoveel mogelijk dingen ‘tzelfde tijdens dat soort periodes, als in ’t dagelijks leven, want dan zou ik er misschien nog wat meer van kunnen genieten. Een vreemde omgeving is al zo’n vreemde omgeving. Moet je dagritme ook niet door elkaar gegooid worden. Of de spullen die je dagelijks nodig hebt op een andere plek staan, of een geïmproviseerde versie van wat je thuis hebt staan. Of dat je de hele dag rekening ermee moet houden dat je bijtijds inkopen voor de diverse maaltijden doet.
’t Leven is al ingewikkeld & tijdens m’n vakantie maak ik ’t nog een beetje ingewikkelder.
Maar goed, die uitzonderingen, bijv die vakantiedagen, zijn bij wijze van spreken op 1 hand te tellen. Misschien over m’n hele leven 20 dagen per jaar. Da’s laten we zeggen 5 % op ’t geheel. Waarschijnlijk rond ik ’t dan nog naar boven af.

Dus eigenlijk 14.999 keer ‘tzelfde gedaan. Na vandaag 15.000 keer. Dat moet maar zo blijven.

Dan houden we ’t nog wel vol in Zijperspace.

nigtevecht

‘Is er ook een café open?’ vroegen we aan de man van de pont.
We hadden wel eetcafé de Buren gezien vanaf de overkant, maar de stoelen stonden daar op tafel.
‘Ja, er is 1 café in Nigtevecht,’ zei de pontschipper.
Hij keek even om naar de kant die dichterbij kwam. We schommelden op de golven van zijn bewegingen.
Hij wees met een zwaai van z’n arm.
‘O ja, dat is dat café dat aan de kade ligt,’ vulden wij in.
‘Die moet nu wel open zijn,’ zei de man. ‘Een café zou toch rond deze tijd van de dag open moeten zijn.’
Hij lachte er bij.
Wij waren ’t met ‘m eens. Dus lachten we ook.
‘Ja, die zou rond dit tijdstip wel open moeten zijn,’ zei hij nogmaals.

‘’t Ziet er anders wel dicht uit,’ zei ik.
We stonden aan de buitenkant van ’t terras. Ik kon geen entree bekennen.
‘Nee,’ zei Johanneke, ‘op de deur staat dat-ie open is.’
‘Waar zie jij een deur dan?’
‘Daar. Waar die houten plank schuin over ’t raam staat.’
‘Maar ik zie geen deurknop.’
‘Daar moet je die houten plank denk ik voor gebruiken.’
Ik liep op de deur toe. Trok aan de plank. De deur gaf mee.
‘Ja, open,’ constateerde ik.
Johanneke volgde.
Ik stak m’n neus naar binnen. Er zaten 3 man in ’t donker aan de bar. Een ander was bezig op een laptop. Ze keken me alle 4 aan.

‘Mogen we buiten zitten?’ vroeg ik aan de barman.
Hij zette de drankjes voor ons neer.
‘Natuurlijk.’
‘Nu zij er toch zijn,’ zei een man aan de bar, ‘hebben we meteen een jury. Kunnen we onderzoeken wat andere mensen er van zouden vinden.’
Hij stond van z’n barkruk op & liep naar ons toe. De barman bleef naast ons staan.
‘Stel,’ zei de klant, ‘je gaat op vakantie. Zou ’t dan handig zijn om je koffers door een bedrijf naar Schiphol te laten vervoeren? Dat je zelf er geen last van hebt. Dat ’t naar ’t vliegtuig wordt gebracht waar jij je reis mee hebt geboekt, terwijl jijzelf rustig de trein neemt om op Schiphol aan te komen.’
‘Ik zou ze gewoon meenemen in de trein,’ zei Johanneke.
‘Zie je,’ zei de barman. ‘Daar hebben mensen geen zin in. Ze hebben er geen behoefte aan.’
‘Maar dit zijn jonge mensen.’
‘Die oude mensen die ’t zouden willen, die zouden net zo goed zelf met dat bedrijf mee kunnen rijden. Een bedrijf dat zoiets regelt is toch veel handiger?’

‘Ik zou wel aan de waterkant willen zitten,’ zei ik bij buiten gekomen. ‘Zal ik even vragen of we de stoelen daar neer mogen zetten?’
Ik liep terug.
Met m’n hoofd om de hoek vroeg ik: ‘Mogen we 2 stoelen pakken voor aan de waterkant?’
‘Als je ze zelf weer terugzet,’ zei de barman.
‘Vanzelfsprekend.’
We sleepten de stoelen met ons mee. Gingen zitten & proosten onze glazen tegen elkaar.
‘Van hieruit is ’t net alsof we aan de overkant op een eiland hebben gewandeld.’
‘Was ’t ook bijna,’ zei Johanneke.
‘Volgens mij konden we alleen via Overveen verder.’
We staarden naar daar waar Overveen zou kunnen liggen.

‘Per 4-kante meter de duurste grond van Nederland,’ vertelde de klant ons.
Hij was erbij gekomen & bleef staan praten.
‘Hier in Nigtevecht?’ vroeg ik. ‘Of aan de Vecht over ‘t algemeen?’
‘Aan de Vecht.’
We keken even mee met z’n blik. Naar verderop, waar hij had gezegd dat z’n boot lag.
‘Lust jij ook een biertje?’ vroeg ik aan de klant.
Hij ging er maar bij zitten, ipv te blijven staan. Hij zette z’n gat op de grond.
‘O ja, dat lust ik wel.’
‘Klein? Groot?’ informeerde ik.
‘Groot natuurlijk.’
Ik haalde bier binnen. Johanneke & de klant praatten verder.
Bij terugkomst hadden ze ’t over zijn vak.
‘Ik heb 5 praktijken, verspreid over Nederland.’
‘Homeopathie?’ vroeg ik.
‘Nee, dat is ouderwets. We zijn de periode voorbij dat we onze geest gebruikt hebben. Homeopathie helpt niet meer.’
Hij struikelde een enkele keer over z’n woorden, maar bleef met twinkelende ogen naar ons kijken.
‘Als ik jou nou zo aanraak,’ zei hij tegen Johanneke, terwijl hij haar met beide handen bij haar been pakte, ‘dan voel je wat. Dan voel je energie. Daar zit wat.’
Hij lachte vergenoegd.
Ik schoof een beetje verder weg. Keek naar ’t been van Johanneke dat net in zijn greep had gezeten.
‘Bij mij zal dat anders zijn,’ zei ik.
‘Hoezo dat?’ vroeg de klant.
‘Hij houdt er niet van zomaar aangeraakt te worden,’ vulde Johanneke voor mij in.
‘Oh?’ zei de klant.
Hij keek even voor zich uit. Vinger aan z’n kin.
‘Dan ga ik nu misschien iets vreemds zeggen,’ ging-ie na enig overdenken verder, ‘maar dat ligt dan aan jouw grootvader.’
Ik keek verbaasd.
‘Ja, ik ben ook nog telepathisch ingesteld.’

Diezelfde avond werd een opa streng toegesproken in Zijperspace.

afwegingen

Voordeel van een vol potje calvé sambasaus is dat je er je vinger zó in kan steken. Dat er dan best nog wel wat saus aan je vinger blijft hangen, die je dan vervolgens in je mond kan steken.
Nadeel is dat de saus er niet automatisch uit wil lopen als je ‘m op z’n kop houdt.
Voordeel van een bijna leeg potje sambasaus is dat ’t er zo uitloopt.
Nadeel is dat ’t wel ‘ns lang kan duren.
Voordeel van een bijna leeg potje calvé sambasaus is dat je ermee kan zwaaien, van boven naar beneden, heel snel, zodat ’t restant zich automatisch bij de dop verzamelt.
Nadeel is dat je wel ‘ns vergeet de dop er goed op te draaien & dat die dan met de saus meevliegt.
Voordeel van de sambasaus is dat-ie er net zo uit ziet als samuraï, de heetste saus van de vlaamse frietboer.
Nadeel is dat-ie lang niet zo heet is.
Voordeel van zo’n saus is dat ’t zo lekker kwakt op een hamburger.
Nadeel is dat je je daar zo snel onverklaarbaar schuldig over gaat voelen.
Voordeel van de saus is bovendien dat ’t zo lekker door alle kieren & gaten van een boterham stulpt.
Nadeel is dat ’t door alle kieren & gaten van een boterham stulpt.
Voordeel is dat je er soms 2 voor de prijs van 1 kan kopen.
Nadeel is dat je die aanbiedingen echt in de gaten moet houden.
Voordeel is dat er soms ook een aanbieding is van 3 voor de prijs van 2.
Nadeel is dat dan bij thuiskomst vaak blijkt dat je er al 3 hebt staan.
Voordeel van zo’n potje is dat er altijd wel wat bij de hals blijft hangen, wat je dan met uitgestoken tong kan weglikken.
Nadeel is dat vergeten saus bij de hals bij volgend gebruik harder is geworden, tot een bijna doorzichtig goedje, wat heel smerig blijft plakken aan je tong.
Voordeel van saus is dat je ’t overal bij kan gebruiken, ook bij boerenkool met worst.
Nadeel is dat ’t niet smaakt bij boerenkool met worst, ook al gooi je er nog wat extra sambal bij.
Voordeel van de calvé sambasaus is dat-ie bijna altijd in ’t schap van de supermarkt staat.
Nadeel is dat je ‘m niet altijd nodig hebt.
Voordeel is dat de saus in een stevig flesje zit, waarvan je toch geneigd bent ’t een potje te noemen.
Nadeel is dat zo’n flesje best wel stuk kan tikken, onderweg naar huis, tegen ’t frame aan van de fiets.
Voordeel van zo’n saus is dat je ’t bijna lege flesje kunt legen in ’t nog volle flesje.
Nadeel is dat je af & toe niet precies in kan schatten hoeveel er nog in zo’n bijna leeg flesje zit, evenzo dat er vaak minder in een vol flesje blijkt te passen dan op 1e gezicht lijkt.
Voordeel van ’t oude flesje is dat ’t precies omgekeerd op ’t nieuwe flesje past.
Nadeel is dat je dan geen onverhoedse bewegingen bij ’t aanrecht mag maken, want daar schrikken de intens verstrengelde flesjes van.
Voordeel is dat alle klodders saus die naast de hamburger vallen lekkerder zijn dan de klodders die er wél op vallen.
Nadeel is dat als de dop er niet goed op heeft gezeten de keukenkastjes daar helegaar niet lekker van uit gaan zien & je ’t dweiltje waar je ’t euvel mee gaat verhelpen er vervolgens ook niet appetijtelijk oogt.
Voordeel van de saus is dat alles snel naar binnen glijdt.
Nadeel is…
Nadeel is….
Opnieuw. ’t Nadeel is… dat ….. je… er zo lang de smaak van in de mond blijft houden.
Nee, da’s een voordeel.

Na ampele overweging blijven we de calvé sambasaus voorlopig toch nog maar gebruiken in Zijperspace.

toiletpapier (10)

‘Ik zat op de wc de bijbel te lezen & toen….’
‘Is dat de plek waar jij de bijbel leest?’ onderbreekt Marjolijn semi-verontwaardigd.
‘Ja, eigenlijk is dat de enige plek waar ik de bijbel lees,’ antwoord ik evengoed serieus.
‘Ben jij zo opgevoed dat je op de wc de bijbel gaat zitten lezen?’ gaat Marjolijn verder. ‘Als god dat zou weten!’
‘Ik heb er voor de rest geen tijd voor. Bovendien is ’t best wel een zwaar boek. Dat ga ik niet zomaar even op de bank liggen lezen.’
‘Oh, je hebt de dikke versie. Heb je de katholieke?’
‘Nee, de literaire.’
Ik maak met m’n hand een gebaar hoe dik-ie is. De ruimte tussen duim & pink moeten ’t duiden.
‘Dat staat heel mooi hoor, in de kast.’
‘Jij bent zo iemand die alle noten & verwijzingen achterin er ook bij leest,’ constateert Marjolijn.
‘Nou, ik lees wel de toelichtingen bij de verschillende boeken van de bijbel. Daar hebben ze een apart deel van gemaakt bij deze literaire editie. Dat lukt dus niet als ik op de wc zit. Dan moet ik op gaan staan, met m’n broek naar beneden naar de boekenkast in de kamer lopen & dan weer terug. Dat kan niet, vind ik, als je net druk bezig bent. Dus aan de noten kom ik meestal niet toe.’
‘Je zou de bijbel, of de 3 delen van de bijbel natuurlijk ook op ’t toilet kunnen plaatsen.’
‘Nee, dat hoort niet.’
‘Dat hoort dan weer niet? Vindt god toch niet goed?’
‘Nee, dat is niet goed voor ’t boek. Op ’t toilet heerst een veel te vochtig klimaat. De douche zit daar ook.’
‘O ja, daar kan papier niet tegen.’
‘Precies. Dat zie je al aan toiletpapier. Dat hoef je maar een uur in ’t water te leggen & ’t valt al uit elkaar.’
‘Jij bestudeert toiletpapier?’
‘Nee, maar ik heb vroeger wel in een huis gewoond, waarbij de beerput achterin de tuin meermaals verstopt raakte. Dan moest je de afvoer weer openpoeren. Heerlijk gezicht om je wc-papier van nog geen uur daarvoor voorbij te zien komen.’
‘& Dan denk je dus aan de bijbel?’
‘Nee, andersom. Of nee, eigenlijk dat ook al niet. Jij begon er over. & Daardoor dacht ik aan wc-papier. Ik zou de bijbel nooit associëren met wc-papier.’
‘Je deed ’t anders wel.’
‘Ja, omdat jij begon over de bijbel op de wc.’
‘Jij leest de bijbel op de wc. Dat vertelde je ons net.’
‘Maar ik wil de bijbel niet opslaan op de wc, zei ik, want daar is ’t klimaat veel te vochtig voor.’
‘& Toen begon je over wc-papier.’
‘Ja, god wil nu 1maal dat we ook hygiënisch met ons lichaam omgaan. Ik ben nu bezig in Leviticus, waarin god de wetten doorgeeft aan ’t israëlische volk. Geen doorkomen aan, ik sla hele alinea’s over; heb nog niets over hygiëne gelezen in de wetten die god ons in Leviticus voorschrijft, maar ’t zou me niets verbazen dat hij straks iets zal zeggen over hoe je jezelf moet verzorgen.’
‘Dat je je bips moet afvegen nadat je hebt gepoept.’
‘& Dan in andere woorden, lijkt me. Want die woorden heb ik vroeger nooit in de kerk mogen horen. Tenzij m’n moeder naast me in de kerkbank zat & ik naar de wc moest.’
‘Voor jou zouden ze de bijbel eigenlijk op wc-papier moeten drukken. Elke dag 3 velletjes. De toiletversie. Houd je de literaire versie in je boekenkast.’
‘Nee, liever niet. Want dan moet ik ermee over straat. Ik ga toch niet aan mensen laten zien dat ik thuis wel eens naar de wc moet & dan nog bovendien de bijbel lees?’

Bovendien wensen we ons cultureel erfgoed niet te vernietigen in Zijperspace.