tessan (2)

‘t 1e Wat me opviel was dat ik voor m’n 2e bakje moest betalen. Zuinig haalde ik m’n zweedse kronen te voorschijn & reikte ze over de balie aan.
De meisjes deden nog steeds ‘tzelfde. Ze haalden de kopjes op, zetten koffie, renden heen & weer. Maar je kreeg geen contact met ze.
Ze wisten me wel te vertellen dat er andere eigenaars waren. Ander personeel ook.
Of ze dan Tessan van vorig jaar kenden?
Nee, die kenden ze niet. Of misschien, zei er 1tje, ja, misschien, was dat ’t meisje dat ietsjes ouder was? Die was gaan studeren?
Ja, dat wist ik nog. Dat zei ik hen. Dat wist ik nog van vorig jaar.
Nee, zij had dat meisje al een jaar niet meer gezien. Die zat in een grote stad.
Ik dronk langzaam m’n koffie op & las m’n boek. Op 1 van de bankjes die er nog altijd stonden.

Ik kwam er niet zo vaak als ’t jaar ervoor. De mate waarin ik koffie nodig had als ik daar ging zitten was mij te duur. Liever had ik dan ’t bankje bij de receptie. Die stond er nog steeds. Met een flesje water erbij kwam ik de avond wel door.
Een nederlander nodigde me uit om wat bij zijn caravan te komen drinken, samen met z’n vrouw. Ze hadden nog wel een extra stoel. & Anders zou 1 van de kinderen maar even elders moeten gaan spelen.
Koffie? Thee?
Ik nam koffie. M’n favoriete gratis drank. Voor bij m’n tent kreeg ik na afloop een blik bier mee. Lättöl, met weinig alcohol. Normaal bier was niet te betalen, kon je als buitenlander ook niet makkelijk aan komen.

De volgende ochtend nam ik de 2 kinderen mee op een tocht door de bossen van ’t eiland, over smalle paadjes. Ik vertaalde de aanwijzingen langs de route. Over ’t kleine vikingrijk dat hier was gevestigd, over graven & heuvels, over uitkijkposten & over de oude taal. De jongens waren stil & liepen achter me aan.
Op de camping terug verkondigden ze luid dat ik zweeds sprak. Dat ze dat ook wilden leren.
‘Niet zo druk, niet zo druk,’ zei de vader. ‘Dat kan altijd nog.’
Ik dronk weer een bak koffie & ging vervolgens naar m’n tent om eten te bereiden.
’s Avonds nam ik m’n boek mee naar ’t cafetaria. Ik passeerde stilletjes de caravan van de nederlanders, die bij de ingang van de camping stond, om ongezien aan de overkant te geraken. Ik haalde 1 bak koffie bij de zelfbediening & dronk die gedurende ’t lezen van een hoofdstuk. Tussen de regels door keek ik naar de meisjes die dit jaar de tent moesten runnen. Ze leken veel jonger.

Op m’n wandeling richting centrum van Oxelösund passeerde ik ’t huis van Tessan. Ik kon ook een andere kortere route nemen, maar dat scheelde bijna niets. Ik telde de huizen, ging in m’n herinnering na waar ’t huis zou moeten staan, welk nr ’t had. Ik overwoog aan te bellen, maar liep, weliswaar langzaam, door.
In ’t centrum leek ’t drukker. De hitte was niet zo verzengend. Men kon normaal boodschappen doen. Een koel zeebriesje maakte ’t aangenaam.
Ook op de terugweg nam ik dezelfde straat. Ik durfde zowaar naar binnen te kijken. Ik keerde me nog even om toen ik dacht dat ik geroepen werd. Maar ’t waren spelende kinderen die elkaar op fietsjes achterna zaten.

Een 10-tal meters van mijn plek verwijderd waren 2 meisjes bezig hun tent op te zetten. Ze haastten zich; ’t zou gaan regenen kon je aan de wolken zien.
De dapperste kwam op een gegeven moment op me af. Vertelde van haar 1e vakantie die nog maar net begonnen was. & Of ik zo’n plastic hoedje over had, voor bovenop de punt van de stok, waardoor er geen regen naar binnen zou kunnen lopen.
Ik zei nee, dat was de enige die ik had. Misschien op de receptie, stelde ik voor.
De 1e druppels vielen, dus ging ’t meisje haar vriendin snel weer helpen. Ik trok me terug onder m’n voorluifel & maakte mezelf een maaltijd daar. Toen ’t bleef regenen besloot ik maar te gaan slapen, meteen er achteraan.

De volgende ochtend was ’t hoedje verdwenen, m’n tent van binnen nat, de meisjes vertrokken.
Ik trok de haringen uit de grond, melde me af bij de receptie, pakte m’n rugzak in. De nederlanders met hun kinderen zei ik kort gedag. Ik keek naar ’t cafetaria terwijl ik de camping verliet, keerde m’n hoofd om & stak m’n duim uit naar de 1e passerende auto.

’t Was weer tijd voor Zijperspace.

electriciteitsstoring

Eigenlijk heb ik een klein weekje vrij gehad. Ik hoefde even niet te schrijven.
Nou, daar krijg je een hoop extra tijd van. Niet hoeven nadenken, niet hoeven twijfelen, niet de druk voelen, niet vooruit plannen; ’t was een soortement geestelijke vakantie.
Terwijl ‘t 1e wat ik dacht toen m’n collega de winkel inkwam met de vraag: ‘Hé, hebben jullie geen last gehad van die storing?’ was of de nrs die ik aan ’t downloaden was dan wel op m’n computer terecht gekomen waren.
Nou ja, ik kon op dat moment ook nog niet weten dat de harde schijf van de server beschadigd was geraakt. Dat hoorde ik een paar uur later pas.

Ik had kortom geen haast. ’t Was wel lekker ontspannen.
Hoewel ik wel enig verantwoordelijkheidgevoel richting lezerschare had. Vanaf woensdag, 2 dagen uitgeschakeld, begonnen de 1e opmerkingen te komen dat m’n weblog niet bereikbaar was.
‘Ja, komt door die electriciteitsstoring,’ zei ik dan. ‘Vanavond is ’t waarschijnlijk opgelost.’
Dat werd pas vrijdagavond. Heerlijk ontspannen. Behalve dan dat ik die vragen moest beantwoorden.

Niet dat ik ’t voor de lezer doe. De lezer is een stimulans, een stok achter de deur, een reden om continuïteit te bieden.
Ik wil zelf die schrijver zijn. Een schrijver heeft publiek nodig. Ik gebruik dat publiek om voor mezelf steeds weer een deadline te creëren. Extra voordeel van u, de lezer (groot voordeel van een weblog).

Edoch, genoeg gezever. Morgen ga ik weer beginnen. Of eigenlijk ben ik nu al begonnen. Gister al. Toen ik ’t telefoontje kreeg dat-ie ’t weer deed. Dat deed me realiseren dat ik een onderwerp moest hebben. Dan is ’t schrijven al begonnen.

Men ziet ’t resultaat daarvan morgen wel in Zijperspace.