voordeurbuum

Hoi Nienke, Panos, Nico & Suze,

http://www.nu.nl/news/798546/10/Drukte_weerhoudt_Nederlander_van_burencontact.html

Ik ben niet bepaald een kletsbuur, leid ik af uit bovenstaand artikel. Eerder een voordeurbuur, zo 1tje die ff snel bijpraat als de deuren toevallig tegelijkertijd opengaan.
Daardoor van Nico te weten gekomen dat er een pepermolen tussen de hop, onder ’t raam van de keukens hangt. Of ik ff wilde kijken. Niet subiet, nee, want Nico moest op dat moment gehaast weg.
Ook een buur die ’t eigenlijk veel te druk heeft.
Tuurlijk ben ik de hop wezen inspecteren, dezelfde middag nog, maar ik moet waarschijnlijk concluderen dat de pepermolen te hoog hangt om ‘m, vanaf ’t niveau van slechts begane grond onder je voeten & de hop die ver boven m’n lengte van lang geen 2 meter uitstijgt, te kunnen ontwaren. Ik kon niets zien wat ook maar in de verte leek op een pepermolen.
Wel heb ik de 2 waxinelichtjes kunnen redden die van boven, ’t klinkt haast logisch terwijl ik dit opschrijf, naar beneden zijn komen vallen. In 1 van beiden lag een mottig beestje in de waks gemummificeerd. Ik wist niet dat jullie daar ook nog aan deden.
Zo kom je, zonder al te veel communicatie, toch nog achter de diverse liefhebberijen van je buren.
Tijdens m’n ontdekkingstocht, waarbij ik m’n hoofd vooral opwaarts had gericht vanwege de waarschijnlijke locatie van de bewuste pepermolen, heb ik ook nog een plastic wasknijper vermorzeld, wellicht ook 1tje die de neerwaartse route heeft gevolgd. Ik ga er vooralsnog van uit dat de voorraad hierboven voldoende mag heten, maar mochten jullie krap komen te zitten, dan wil ik desnoods een geldelijke bijdrage leveren voor de aanschaf van een nieuwe fraaie kleurrijke verzameling. Ik ben een groot voorstander van ’t opfleuren, op welke wijze dan ook, van de diverse woongelegenheden, vooral daar waar ’t uitstraling op de directe omgeving heeft. Elke buur wil gaarne een prettig & vrolijk ogend uitzicht. Ook zij daar van de overkant.

Maar goed, ik drink geen koffie, dus ook geen douwe egberts, dus laat ik m’n buurzijn niet sponsoren door dit bedrijf & wacht ik gewoon op de volgende voordeur om de volgende kletsbeurt te baat te nemen. Dan hoor ik wel hoe we de pepermolen moeten oplossen & zijn we weer kort, net als die andere 32 %, kletsbuur met elkaar.

Groeten,

Buum uit Zijperspace, vlak onder jullie.

later

‘Jij belt vroeg,’ zei m’n moeder.
‘Ach, ja,’ zei ik, ‘maar ik heb ‘t een ½ uur geleden ook al geprobeerd. Toen begon ’t antwoordapparaat.’
‘Oh? Ik heb niets gehoord. Dan zat ik zeker boven.’
‘Dat zal dan wel.’
‘Hoe gaat ‘t?’
‘’t Gaat wel. Z’n gangetje.’
‘& Roswitha?’
‘Gaat ook wel goed. & Jij?’
‘Ja hoor, gaat lekker.’
‘Ik zat te denken om van de week langs te komen.’
‘Maar dinsdag t/m donderdag ben ik weg, hè. Dan ben ik naar ’t klooster.’
‘Oh ja, da’s waar ook.’
‘Dan zit ik daar 3 dagen intern.’
‘Heb je dan ook een soortement dagrooster? Wat er die dag allemaal gedaan wordt?’
‘Nee, ik ben helemaal vrij om te doen wat ik wil. Je mag meedoen met de missen & dergelijke, maar ’t hoeft niet.’
‘Lijkt me wel leuk.’
‘Ja, hè.’
‘Ik belde eigenlijk ook vanwege de datum van vandaag.’
‘Ja, ’t is vandaag weer zover. 2 Jaar geleden al.’
‘Ja.’
‘Aardig dat je er aan denkt.’
‘Ik zit er al de hele week aan te denken.’
‘Hm.’
‘Carel was van de week ook al een ½ jaar.’
‘Ja.’
‘Hm.’

Nog steeds liggen er 2 dode mensen op een bed in Zijperspace.

katten

‘Door de delen leer je ’t geheel kennen,’ zei ik wijs.
Ergens gelezen, lang geleden ooit. ’t Zal wel iets uit de bijbel zijn geweest, uit de mond van een pastoor op de kansel misschien.
‘Maar wil iemand die delen wel te weten komen?’ vroeg Bertjan.
Had ik nog niet over nagedacht. Ok, ik wist dat er niet veel mensen lazen wat ik te schrijven had, maar dat weet ik tot nu toe vooral aan ’t feit dat bijna niemand wist dat ik op deze manier bezig was.
Snel, een antwoord evengoed.
‘Dat vind ik minder belangrijk,’ zei ik. ‘Ik moet 1st zelf die delen beschikbaar stellen, dan kan men zelf beslissen of men die tot zich wil nemen.’
‘Maar je had je tijd ook ergens anders aan kunnen besteden.’
Wise ass, dacht ik. Ik had die Bertjan toch niet als persoonlijke coach genomen om me aan ’t twijfelen te maken?

Bertjan had behoefte aan iemand om mee te praten & ik aan iemand die me zou stimuleren.
Ook iemand om mee te praten dus.
We belden elkaar. Niet te vaak, maar wel elke week.
Ik vertelde waar ik over schreef & hij vertelde wat-ie van ’t onderwerp vond. De rest kon-ie later altijd nog wel lezen, vonden wij beiden.
Hij vond me pietluttig, maakte ik uit z’n commentaar op. Nou ja, volgens hem was ik alleen maar geïnteresseerd in de pietluttige dingetjes.
‘Nee, da’s iedereen,’ verdedigde ik me.
‘Ja, maar niemand die er over schrijft.’
‘Dan werd ’t toch tijd dat ik dat deed?’
‘Maar mensen willen dat niet lezen.’
‘& Mensen kijken ook de meest afschuwelijke tv-programmma’s die over niets gaan.’
‘Dat is volk dat jij niet wil bereiken.’
‘Daarom schrijf ik ook anders dan dat die programmamakers hun tv-programma’s maken.’
‘& Dan denk je evengoed je publiek te bereiken?’
‘Als ze door hebben waar ’t over gaat, wel ja.’
‘Als ze door hebben dat ’t bij jou vaak over wc-papier gaat, bedoel je.’
‘Dat is toch een goed onderwerp! Beter dan dat ik over de katten schrijf die ik niet heb. Als ik over katten zou schrijven, zouden m’n verhalen al snel 12 uit een dozijn zijn.’
‘Waarmee je dus wil zeggen dat als iedereen over wc-papier zou schrijven, jouw verhalen over wc-papier wederom 12 uit een dozijn zullen zijn. Alleen ben je momenteel de enige die over wc-papier schrijft, dus dat bepaalt jouw kwaliteit.’

Hij zou eigenlijk een soortement geweten moeten zijn, een extern geweten. Iemand die me laat nadenken over m’n motieven. Maar ’t enige wat-ie doet is me verwijten dat ik ’t niet goed doe. Hij stimuleert niet, hij blokkeert.
Maar hij zegt op zijn beurt weer dat ik niet tegen opmerkingen kan. Dat ik alles interpreteer als kritiek, dat ik bang ben aangevallen te worden.
‘Dat zou jij ook zijn in mijn positie. Jij hebt makkelijk praten. Jij zocht iemand die je te woord wilde staan. Ik zocht iemand die me zou stimuleren.’
‘Ik stimuleer wel, maar jij pakt ’t alleen niet zo op.’
Hij heeft overal een weerwoord op. Ook als ik gelijk heb.
‘Dan zou je je pogingen om mij te stimuleren moeten aanpassen, een andere methode daarin zien te vinden, een ander uitgangspunt, want anders blokkeer ik alleen maar. Ik wilde nog tal van stukjes over wc-papier schrijven, maar sinds je opmerkte dat ik dan net zo goed over katten zou kunnen schrijven, durf ik dat niet meer.’
‘Je kwam er achter dat je zelf geen katten hebt.’
‘Zie je, nou ga je niet in op mijn kritiek. Je pakt een deel van wat ik zeg er uit & vergeet gemakshalve op ’t aspect van stimuleren in te gaan.’
‘Ga nou maar gewoon schrijven, dan spreken we elkaar volgende week wel weer.’
‘Ja, maar waarover? Ik heb geen kat in huis & ’t wc-papier is ondertussen ook al bijna op.’
‘Over de kat van de buren misschien?’

Maar die is ook al jaren geleden uit Zijperspace verjaagd.

matras

Als ik zin heb om te lezen, leg ik me op bed. Maar van de liggende houding word ik, net als van ’t lezen, moe. M’n ogen sluiten zich, terwijl m’n armen nog ijverig m’n boek proberen te ondersteunen.
Ik schrik soms wakker van ’t boek dat kantelt. Als extra steun voor de soms zware boeken heb ik een extra kussen op m’n borst liggen. M’n handen hoeven ’t boek dan alleen nog maar in evenwicht te houden. Als ze verslappen komt ’t gevaarte naar me toe. Nooit helemaal, daar is de afstand tussen m’n hoofd & ’t boek te groot voor, dichterbij zouden m’n ogen niet prettig vinden, maar ik voel plots iets vallen. ’t Schudt me wakker.
Ik mag dan kiezen: opnieuw proberen of er aan toegeven.
De hele dag doe ik al niet anders dan dat laatste. Ik heb al een 5-tal hazenslaapjes achter de rug. ’t Gevoel begint te ontstaan dat de helft van de dag slaap is geweest.
Ik val ook in slaap als ik probeer te bedenken waar ’t over moet gaan. Hoe ik ’t moet verwoorden. Want de CZ is nog lang niet klaar. De CZ is zelfs nog niet begonnen, zou je kunnen zeggen.
Er moet 1st een begin zijn, daarna kan er aan ’t eind worden gewerkt.

Ik bedacht dat de CZ een unieke volgorde zou moeten hebben. Maar dat ’t tegelijkertijd daar niet te strikt in mag zijn.
De 1e keuze is al gemaakt: van rechterachtergordijn, via de 2 kamers, naar ’t linkerachtergordijn. Onderweg mag ik me laten afleiden door iets wat zich plots aan zal doen.
’t Kan nl zijn dat iets plots m’n huis zal verlaten. Op de valreep zal ik dat verhaal moeten vertellen. Want anders is ’t object er niet meer, kan ik ’t niet meer omschrijven, zo nauwkeurig mogelijk, ontbreekt er een bepaald stuk informatie. Misschien doet ’t feit zich wel voor dat zoiets vergeten wordt doordat ’t niet meer lijfelijk aanwezig is.
Stel dat iets dergelijks zich midden in de kamer bevindt, waar ik op dat moment nog lang niet aan toe ben, dan moet ik mij de vrijheid vergunnen van de volgorde der dingen af te stappen.

Ik zou ook de chronologie z’n werk kunnen laten doen, de tijd laten bepalen hoe ’t er uit gaat zien. Wanneer doet iets zich aan & laat ’t zich vertellen.
Dat zou me echter dwingen een notie van tijd op te nemen in ’t geheel. ’t Ene moment te scheiden van ’t andere. & Daar duidelijke afbakeningen bij te maken. Dit is ’t ene, dat is ’t andere moment.
Ik geloof daar niet zo in. Een moment bestaat mijns inziens niet. Een moment is een ondeelbaar stukje tijd. Op ’t tijdstip van een moment zou alles stil moeten staan. Waardoor er niets gebeurt. Waardoor alles niets is, in dat ene moment. Dan zou de schildpad winnen van de haas.
Ik geloof niet in de tijd, ook al hebben we dat zo afgesproken. Hebben we afgesproken dat we ’t zo ervaren.
Daarom is er geen tijd in ’t CZ, maar zal men dat wel als dusdanig ervaren. Tijd zal niet bepalen wat er in voorkomt, ’t ‘zijn’ draagt daar zorg voor.
Daar heb je dan weer tijd voor nodig, voor dat ‘zijn’, zal men zeggen, want ‘zijn’ verlangt een opeenvolging van momenten.
Dat is een concessie van de beleving, is daarop m’n weerwoord.

Zo denk ik, terwijl ik tussen boek & slaap lig. Ik bereid me voor. Ik vorm zinnen & vraag me af waarom ze daar zijn. Of ze er ook zullen blijven. Want ik weet dat ’t moeilijk is om met de ogen dicht ze lang binnen te houden. Zinnen willen vluchten als ze niet vastgelegd zijn.
Ik zou met ’t bed kunnen beginnen, bedacht ik. Dan houd ik die in ieder geval vast. Dan kan die me niet meer verleiden tot ’t inkorten van de tijd.
Dan zou ik moeten vertellen dat ’t verdiend is met bollenpelgeld. De laatste keer. Ik zou daarna nooit meer bollen pellen.
Ik zou ook nooit meer met Pam in bed liggen. Niet slapend in ieder geval. Ze heeft nog wel een keer zich naast me neergelegd, maar dat was meer een afscheid.
Haar vader had ’t matras opgehaald. Ik had ’t bij de V&D gekocht. M’n geld van de bank gehaald, ‘t gereserveerde matras betaald & haar vader kon de bestelling aan de achterkant van ’t gebouw diezelfde middag afhalen.
Pam was verontwaardigd dat ik evengoed nog een beroep op hem durfde doen. Maar dat was haar eigen voorstel geweest, zei ik haar. Zonder dat voorstel had ik ’t matras niet kunnen kopen, had ik ’t ook niet gedaan. Tenzij de bezorgkosten net niet te veel waren geweest, net niet toereikend voor m’n bollenpelgeld.
Hij kwam stuurs voorrijden. Met z’n auto met grote open laadbak. Hij zei niets. Hij wist dat ’t voorbij was. Dat soort dingen vertelde z’n dochter altijd onmiddellijk. Ook de dingen waar ze ’t niet mee eens was. Bijv dat ik een beroep op hem & z’n auto deed, ondanks dat.
Ik heb ‘m alleen naar boven getrokken. Voor de rest was alleen m’n moeder thuis. Pam & haar vader waren alweer vertrokken toen ’t geval voor onze deur stond.
Op zolder aangekomen heb ik ‘m uit ’t plastic getrokken & ben er op gaan liggen. Ik had nog geen dekbed om me onder op te warmen. Door de zware klus had ik die ook niet nodig.
1 Keer kwam Pam naast me liggen. Dat duurde niet zo lang.

Maar ja, wat is tijd nog in Zijperspace.