knuffelbeesten

We waren eigenlijk onderweg naar iets anders, maar je moet met Roswitha niet voorbij een schap met knuffelbeesten lopen.
‘Aaaaahhhh, kijk!,’ hoorde ik achter me, ‘Wat lief!’
Ik keek om & zag de kleine kindertjes voor me die Roswitha mogelijk in haar hoofd had als bestemming voor ’t beestje dat ze in haar hand hield.
Ik combineer dat. Zie ik ‘t 1, dan ga ik aan ’t ander denken. Oorzaak-gevolg-redenatie. Zwaar noodzakelijk wil een man zien te overleven in de jungle.
Ze hield een paard in haar handen. Een rits in ’t zitvlak. In dat gedeelte waar een mens op ’t paard gaat zitten. Verder een hengsel van kont naar nek. Of heeft een paard geen kont?
Zeer onnatuurlijk in ieder geval, maar ik kon me de knuffelbaarheidsfactor ervan voorstellen. Een handig handtasje voor ’t meisje dat de 1e pogingen wilde ondernemen haar moeders gewoonten te kopiëren. Daar zou ze als een variatie op de russische baboesjka’s haar nog kleiner speelgoed uit te voorschijn kunnen toveren bij een mogelijk logeerpartijtje bij familie, zo stelde ik ’t me voor. Waarbij dit voorstellingsvermogen waarschijnlijk weer werd veroorzaakt door die diep in mij verborgen masculiene overlevingsdrang. We waren immers in de jungle die de Hema heet.
Ik lachte een gulle lach. Zo vertederend om Roswitha zo te zien. Haar gezicht vervuld van ’t enthousiasme van ’t kind dat ’t straks als cadeautje mag ontvangen. & Tegelijkertijd werd m’n lach veroorzaakt door de verbazing voor ’t feit dat ik niet eens had opgemerkt dat we langs knuffelbeesten waren gekomen.
‘Allemaal in de aanbieding,’ zei ik met m’n mannelijk constateringsvermogen.
Ja, er bestaat nu 1maal verschil tussen de 2 verschillende seksen & ik was druk bezig me, volledig onbewust hiervan op dat moment, als 1 van beide te onderscheiden.
Ze keek kort naar ’t prijsje. Dat kon ze eigenlijk niet goed lezen.
‘Is ’t nou een 8 of een 1?’ vroeg ze me, ’t labeltje tonend.
Ze hadden de uitverkoopstempel dwars over de prijs gezet. De reeds vage afdruk eronder was daardoor moeilijk te ontcijferen. Maar met m’n deductisch vermogen wist ik er een 6 van te maken.
‘Da’s best wel duur, hè?’ wist Roswitha te concluderen.
‘Ja, maar je krijgt 50 % korting als je een 2e knuffel koopt,’ wees ik een andere sticker op ’t paard aan.
Ze begon meteen verder te graaien in de bak.
‘& 70 % Als je een 3e vindt,’ ging ik verder.
Ze hield me er 1 voor. Of ik de prijs weer voor haar wilde vertalen, begreep ik uit ’t gebaar.
Terwijl zij enthousiast door ging met de boel overhoop te gooien, daar waren dit soort bakken immers voor gebouwd, weet elke vrouw die een uitverkoopbak in een winkel tegenkomt, ging ik door met m’n rekenkundige talenten tentoon te spreiden.
‘Deze is € 1,-,’ zei ik. ‘Dus samen zijn ze dan 7,95. 50 % Korting betekent dan € 4,-. Als je er nou nog 1 vindt van € 1,-, dan wordt ‘t 8,95, wat betekent dat je……..’
Een korte stilte die volledig aan Roswitha’s aandacht voorbijging.
‘dan 2,70 kwijt bent,’ maakte ik m’n zin af.
Een vreemde conclusie, zo concludeerde ik voor mezelf. ’t Paard werd goedkoper naarmate ze meer kocht. Sterker, ze was minder geld kwijt naarmate ze meer wilde hebben.
Er moest een fout in m’n redenatie zijn, dus besloot ik me terug te trekken. Dit wilde ik niet op m’n geweten hebben. Dus was ’t zaak naar elders te gaan, weliswaar in de hoop dat de rekensom niet volledig tot Roswitha was doorgedrongen, zodat ik niet de schuld zou krijgen als de voordeelstickers verkeerd geïnterpreteerd waren.
‘Ik ga even naar beneden,’ zei ik.
‘Ah, vind je ’t niet leuk een knuffel uit te zoeken voor die kleine?’ vroeg Roswitha.
Die kleine die ik nimmer gezien had, behalve op filmpjes die via internet uit de VS naar ons toe waren gekomen.
‘Nee, ik kan niet zo lang achter elkaar naar dat soort beesten blijven kijken,’ antwoordde ik tot m’n eigen verrassing naar waarheid. ‘Ik ga wel even onderbroeken kopen.’
Míjn favoriete bezigheid in de Hema. Hoewel ik er nog steeds van droomde dat een vrouw me eens zou begeleiden in ’t uitzoeken van die kledij. Dat er eindelijk eens een vrouw net zo enthousiast zou reageren als ik bij ’t vaststellen dat de herenslipjes nu afgeprijsd waren tot 3 voor € 3,-, zonder een sarcastische ondertoon.

Maar dat is streven naar een utopie in Zijperspace.

lijstergeenlijster

Hij is heerser geworden. Van een klein koninkrijk, dat wel, maar niemand die ‘m te na komt.
Hij hupt door z’n domein, van tak naar tak, waarschijnlijk om z’n rijkdom te aanschouwen. Ook om z’n vijanden, z’n directe tegenstanders in de strijd om ’t voer, af te schrikken.
Soms kijkt-ie of-ie nog trek heeft. Maar ik geloof dat-ie op dit moment vooral zin heeft om de nacht in te gaan. Z’n buik is immers sinds ’t begin van de middag vol. Er hing een tros, hier recht voor me, hij kon er amper bij vanochtend, de bovenliggende tak schommelde vervaarlijk onder z’n gewicht & bewegingen, maar hij heeft ’t toch voor elkaar gekregen; die is weg. Om & nabij 2-en zag-ie helemaal rond. Hij wapperde z’n veren uit & probeerde rustig op een tak te gaan zitten. Met moeite hield-ie de omgeving in de gaten.

’t Is geen lijster, maar ik noem ‘m lijster. ’t Is immers een lijsterbes. Dat kan niet anders. Ik heb er jaren over gedaan om dat te achterhalen, maar nu ’t vruchten draagt is ’t zonneklaar.
Ik moest ‘m snoeien. Anders kwam ik er niet langs. ’t Smalle pad was al moeilijk te begaan. Dan met die takken in je nek. ’t Was moeilijk om je voort te bewegen. Je bleef altijd wel ergens aan hangen. & Hoewel ik vond dat alles ‘wild’ moest groeien, heb ik daar de groei beperkt. Waardoor ik me af bleef vragen wat voor boom ’t nou eigenlijk zou zijn.
Dat bleek, dit jaar dat ik geen vinger heb uitgestoken. Reeds vroeg in ’t seizoen zette ik geen voet meer tussen ’t groen. Alles dijde uit zonder mij. Nou ja, ze lieten me toekijken.

Lijster, die geen lijster is, zit uit te dijen. Z’n hele onderkant rust op de tak. De regenbuien laat-ie ook over zich heen komen. Hij probeert weliswaar een strategisch beter plek te vinden dan, maar dat kan je bij deze herfstig begroeide lijsterbes beter laten. Die lekt. Die lekt big time.
Ik zie ‘m dan al snel z’n oude vertrouwde plek opzoeken. Daar heeft-ie waarschijnlijk ’t best uitzicht. Of ligt z’n buik ’t lekkerst breeduit.

Er zijn kapers op de kust. Dat moet wel. Ik zie af & toe wat voorbijvliegen. Toen ik in de keuken stond & een blik naar buiten wierp, zag ik een andere merel, want dat is ’t eigenlijk, op een tak van de belendende boom zitten. Hoog boven mijn lijster uit. Die eigenlijk ook merel is.
Ik zou wel willen dat ’t een lijster was. Dat geeft wat afwisseling. Maar ik ben nu al blij dat ik ‘m bessen heb kunnen geven. Dan mag ’t alles zijn. Als ik ‘m maar zie eten. Zich bezighouden. Als er maar wat gebeurt.

’t Is niet veel hoor. Hij wipt, hij hupt, hij neemt een hapje, of hij kijkt of-ie honger heeft. Soms is-ie even verdwenen, maar dan zie ik ‘m even later weer terug op z’n vaste tak. De centrale tak.

Die bessen hangen er al een tijdje. Blijkbaar zijn ze nu pas rijp genoeg. ’t Is heel raar, want ze zien al vanaf ’t begin zo rood als dat ze nu zijn. Wij zijn gewend dat iets dat rijpt van kleur verschiet. Dat heeft lijster niet nodig. Die komt pas als z’n maag de tijd rijp acht.

Zou hij ’t helemaal in z’n 1tje op gaan eten, vraag ik me dan af. Dat-ie ’t rantsoen over een paar dagen uitspreidt. Of misschien laat-ie zich wel verjagen. Door regen, ’t is toch best wel nat met die lekkage, of door een ekster.
Want dat weet ik: eksters zijn een stelletje potentaten. Als ’t ze niet aanstaat kan je wegwezen.
Maar voorlopig zit-ie daar.

Roswitha vroeg of ik ook geen foto’s had van huiselijke tafereeltjes.
Ze heeft ‘tzelfde mobieltje als ik. De Sony Ericsson k800i. Ik word bedolven onder foto’s die mij via meel worden toegezonden. Zo blijf ik een beetje op de hoogte, ondanks de afstand.
Terwijl ik zelf niet weet wat er bij mij op de kiek zou moeten. Ik vind alles te onbelangrijk. & Anders niet mooi genoeg.
Ik keek naar lijster toen ik dat dacht. Schreef ondertussen terug dat ik niet zo van ’t foto-nemerige was. Ik dacht aan wat lijster allemaal zou denken. Hoe hij z’n vijanden dacht te verjagen. & Hoe hij zich voelde nadat-ie zich eigenlijk ziek gegeten had. Hij kon vast niet meer vliegen van ’t overvloedig maal.
& Toen nam ik deze foto. Want ik wilde z’n gedachten wel ‘ns vangen.

Niet lang daarna was-ie verdwenen uit Zijperspace.

hallelujah

Z’n foto viel.
De enige beweging was m’n hand, 2 meter ervan verwijderd. Die wees bovendien de andere kant op. Richting beeldscherm, boven ‘t toetsenbord.
Ik was wijzigingen aan ‘t aanbrengen in dat digitale wereldje, waar iedereen je kan zien, alles wat je doet, maar niemand die je aanraakt.
Hij kon alleen nog vallen. Als een foto van toen-ie nog stoffelijk was.

Gister op ‘t werk begon een lamp te knipperen.
Dat was Freerk, zei Peet.
Die is nl ook dood.

& Ik bad Hallelujah. Toen ik z’n foto terugzette. Naast de broers, ook op foto, die proosten naar een verre verte. Een verte waar Carel nog ergens moest verkeren.
Ik bad Hallelujah zoals ik in die zaal had gedaan. Zoals ik de hele dag door zou gaan. Toen.
Tot Roswitha zei dat ik op moest houden.
Ik zei dat ze dan niet die muziek hadden moeten spelen. Want ik krijg de herinnering dan niet uit m’n hoofd.

Nu speel ik weer Hallelujah.
Ik bid m’n eigen gebed.
De deuren open. De wind waait door m’n huis.
Buiten speelt de sirene z’n eigen lied. ‘t Is de 1e maandag van de maand.
Alles mag vallen. Want er is nu een reden voor. We zijn er op voorbereid.

Al zal men niet alle redenen ten volle begrijpen van Zijperspace.

windwas

Die wind was er gewoon. Waarschijnlijk altijd, maar dat beseften we ons pas toen we Den Helder verlieten. Waar ’t elders verstikkend warm was, ook in ’t open veld, stond er in Den Helder in zelfs de meest ombouwde hoek een verkoelend briesje. Je ontliep ’t niet, de was wapperde altijd als ’t buiten hing.
Bij een windstoot merkte m’n oma altijd op: ‘Ha, dan wordt de was lekker snel droog.’
Alsof ze er zin in had met m’n moeder de was te gaan vouwen.
Wij doken zo snel mogelijk weg, zogauw de droogte zich begon aan te kondigen. Als we via de schuur de tuin betraden, lieten we onze handen door de wijd uitgehangen lakens glijden, bepaalden de vochtigheidsgraad ervan & wisten vervolgens niet hoe snel we boven op onze eigen kamers moesten zijn. Of misschien toch maar spelen bij ’t vriendje, onbereikbaar voor de moeder die assistentie nodig had.

Was ’t nog niet droog genoeg, dan gingen we er in hangen. Bij ruime wind bolden de lakens, over de volle lengte van de tuin. We leunden tegen die gevangen wind aan, terwijl de ander aan de holle, ingedeukte kant keek hoe de contouren van een spook er uitzagen.
Ma kwam met haar gezicht naar buiten, zogauw ze ’t zag, & gilde: ‘Weg uit m’n schone was!’
We schrokken op, renden onder haar armen door naar binnen, maakten dat we wegkwamen. We stoven Oma voorbij, die vaak op maandag een middagje langskwam, haar armen klaar om met m’n moeder de reeds gedroogde was te gaan vouwen.
’t Was waarschijnlijk ’t enige klusje waar ze nog goed bij kon helpen. Voor de rest was ’t voor haar zitten of staan. Ze kwam uit de stoel overeind, schuifelde richting keuken als ’t vermoeden was dat de vouwsessie met m’n moeder kon beginnen.

Wij hielden gemelijk onze mond over de spetters die we onderweg gevoeld hadden. We wisten nooit iets van een bui die er aan zat te komen, hoe donker de reis van school naar huis ook was geweest.
‘Nee, niets van gemerkt,’ zeiden we schijnheilig als vlak na binnenkomst de hemel openbarstte & ’t te nat was om ’t binnen te halen.
Tenzij Oma erbij stond.
‘Trek je schoenen maar weer aan,’ zei zij.
’t Maakte niet uit hoe snel wij ons getoond hadden in ’t ontdoen ervan, zij vond de was belangrijker dan een nat pak voor een stelletje ‘oerhollandse jongens’.
‘Dan doe je een regenpak aan,’ weerlegde ze onze bezwaren, ‘of anders slaap je vanavond in een nat bed, want dan leggen we ’t laken dat nu nog buiten hangt in die van jou.’
We moesten wel. Oma had er maar liefst 11 als wij opgevoed. & Op elke smoes om ergens onderuit te komen, wist zij een weerwoord. Bovendien kon zij strenger zijn zonder, zoals Ma, haar stem te hoeven verheffen. Haar strengheidsrimpels waren naarmate de jaren bij haar gevorderd waren in gelijke mate gegroeid als dat haar stem versleten was geraakt.

Dus gingen we, met z’n 2-en. 1 Van ons vierde de lijn. De ander begon zo snel mogelijk de 1e knijpers te verwijderen. De lijn werd vastgezet, op een niveau dat de was net niet de grond raakte, & vervolgens was de grootste sufferd degene die de doorweekte was op z’n armen kreeg gestapeld. De ander maakte dan nogmaals ’t grapje van ’t hangen in de was. Weer tegen de bolle kant aan.
M’n moeder gilde weer vanuit de deuropening.
& Oma had bij binnenkomst voor die ‘doerak’ straf: Ma hoefde dankzij hem niet meer te helpen vouwen.
De sufferd werd met een tik van Oma op de billen naar boven gestuurd om schone kleren aan te trekken, terwijl zij met de achterblijver de was over de stoelen om de tafel hing.
Voorlopig zouden we daarom niet meer in de kamer kunnen spelen, de tafel was bezet. Maar dat wilden we toch niet meer; ze moesten vanaf nu maar niet meer doorhebben dat wij er waren.

& Terwijl de storm buiten woedde was ’t muisstil in Zijperspace.