Instaspaced (V)

De druppel is neergekomen op ‘t blad dat z’n stamvader nog maar net verlaten had, waarbij ik me afvraag waar die druppel z’n afkomst weet: was ‘t de morgenbui (ik nog in m’n tent) of een spuugbeestje z’n spuug lekkende wilg; de bosdetective redeneert, verwerpt de verkeerde dwaalsporen, & laat op deze snikhete dag ‘t laatste restje te spenderen vocht aan de even dorstige bomen.

Er was nog altijd een drupje in de eigen dopper van Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

majestatis

Ik weet wel ong hoe ‘t werkt, daar onder mijn schedel. ‘t Wil daar dat ‘t allemaal zo efficiënt mogelijk gaat. Niet perse in ‘t hoofd, misschien wel verre van dat. Nee, alles wat zich afspeelt met dit lichaam dat aan die hersenpan hangt, met flapperende handen die manoeuvreren dankzij bungelende armen. Een soortgelijk mechanisme aan ‘t onderstel, met beperkende veelvuldigheid in beweging, maar een zekere souplesse tonend als de dansvloer de juiste muziek speelt. Daar kunnen de flappers & bungels bovenaan op zo’n moment een puntje aan zuigen.

Zo efficiënt mogelijk dus. Als maar enigszins mogelijk alles via de kortste weg: een rechte lijn. Waar zich onderbrekingen van die lijn voordoen, korte aanpassingen om vervolgens een nieuwe lijn uit te gooien richting een volgend zo ver mogelijk gelegen doel in de toekomst van de weg die voor me ligt.
Dit gebeurt niet alleen maar tijdens de tocht te voet, de rit per fiets of ‘t reiken van de hand (liefst met 2 handen onderweg naar verschillende richtingen, dan ben ik pas écht zinnig bezig), maar ook bij alles wat op abstract niveau in mijn hoofd ‘tzelfde poogt te bereiken.

In alle facetten van de sport ‘beweging’ ben ik daar van binnen mee bezig, op willekeurig welk tijdstip, uitzonderlijk de slaap.
Dus als ik niet slaap, maar wel in bed… Dan ook.
Ik moet immers zo efficiënt mogelijk in slaap gesust worden door een radioprogramma waar ik iets van opsteek zolang ik wakker lig.

‘t Is dat ik meestal niet zo goed kan recapituleren wat er tijdens de slaap allemaal gaande is; wellicht dat daar ook wel een structuur achter schuil gaat waar m’n bewuste bewustzijn van in z’n handen zou kunnen knijpen van heerlijk verlekkerd genot.

Ik heb zogezegd doordeweeks een drukke dag. & Dat doordeweeks duurt hier 7 dagen. ‘t Is ff aanpoten, maar aan ‘t einde van de week, zelfs aan ‘t einde van de doordeweekse dag, gloort een nieuw begin waarin ik vol goede moed er weer tegenaan kan.
Er is kortom geen stoppen aan. Elke keer opnieuw zie ik de nieuwe uitdaging van de meest efficiënte oplossing tegemoet. & Maak ik de weg zo kort mogelijk. Afsnijden is toegestaan, vaak zelfs verplicht.

‘t Gevaar dat regelmatig dit systeem insluipt is dat ik somtijds geen oplossingen weet. Dit komt voor als ik net een oplossing achter de rug heb & nog geen ruimte voor ‘t volgende dilemma heb gevonden.
Óf… als de zich aandienende oplossing een totaal nieuw perspectief nodig maakt.
Voorbeelden:
– Een stapel die nog niet bestaat.
– Een route die ik nog niet ken.
– Een mop (voor ‘t dweilen van de keukenvloer) die al lang geleden kapot is gegaan & die 1st opnieuw gekocht zal moeten worden.
– Een boek met een onderwerp dat nog geen plaats in m’n boekenkasten heeft.
– De noodzaak de was te doen terwijl ik ook nog brood moet bakken & geen gist in huis heb, terwijl ik nog in m’n ochtendlijke onderbroek rondloop.

Dit vergt rust. Een grote mate van SSSSSSsssssustrust. & Dat schrijf ik natuurlijk niet voor niets zo, want ik moet de ‘t’ aan ‘t eind van dit woord zien te bereiken via de letters die er aan voorafgaan, met al hun uitroeptekenende hoofdletters & sissende sputters die al trampoline springend pas aan ‘t eind van de middag tot kalmte kunnen worden gemaand.

& Daar ergens tussendoor wordt ‘t een puinhoop. & Raak ik de kortste weg kwijt.

Maar ach, daarom zitten we dus in Zijperspace, vorstelijk alleenheersend, pluralis majestatis.

Ontbijtvertweet (I)

Kleine gebruiksaanwijzing vooraleer men begint:
* ‘t Staat in chronologisch omgekeerde volgorde.
* Zinnen beginnend met een – kondigen een uitspraak van mijzelf aan.
* Zinnen die beginnen met een portret plus => zijn afkomstig van de personen die een reactie op mijn tweet hebben geplaatst.
* Links naar de oorspronkelijke tweets zijn in de voorafgaande – óf => terug te vinden door er op te klikken.

1.
Ja, ik ben zo’n persoon die ‘t plakje afgemeten over de boterham belegt, als een kleuter die voor ‘t 1st binnen de lijntjes kleurt, zorgvuldig plakje omkrullend ook al kleeft daardoor mogelijk de humus dan aan m’n vingers. & Ja, dat kan ik niet veranderen.
Maar wie kijkt?

2.
Ihkv dingen die ze in ‘t buitenland vast niet weten: Dat je de kopse kant van de kaasschaaf kan gebruiken om komkommerschijfjes te halveren.

=>Waarbij ze je in veel landen overigens al glazig aankijken bij ‘kaasschaaf’…..

Ik vraag me zelfs af of ze daar de komkommer al hebben uitgevonden.

3.
‘t Is niet te onderschatten, ik zeg ‘t telkens weer, hoeveel ingewikkelder ‘t leven is geworden sinds Douwe Egbertspunten geen kartelrandjes meer hebben.

4. (Gelijk ‘t slotwoord voor deze post)

& Toen was er weer eens een inpakgoeroe langs bij Appie-directie die ze wijs maakte dat flinterdunvarianten sjofel & alsof opgerold moeten worden ingepakt, als in: dat ziet er spontaan uit. Nee Appie, hier spreekt de goeroe van Zijperspace, dus luister goed: dat is ONGEMAKKELIJK!

Tuin (III)

Ik ben er inmiddels aan gewend dat ‘t roodborstje langs komt als ik aan ‘t spitten ben. Alle aarde omgewoeld, dus er valt vast wat te halen.
Dat denkt ze, denk ik.

& Als ik vogelzaad ophang (dat geen vogelzaad mag heten eigenlijk, want zaad van div soorten planten, zegt de betweter in mij) op een zekere afstand, zodat ze denken dat ik ze niet al te snel kwaad kan doen, komt er gezwind een horde koolmeesjes op af.
Ik heb gemerkt dat ‘t er steeds niet meer dan 6 zijn. Dat is de max waarop ze elkaar kunnen velen, & waarbij ‘t nog zin heeft om elkaar af te wisselen ipv elders voedsel te vinden.
Een constatering, geen interpretatie.
Een pimpelmees wordt een enkele keer toegelaten, maar ook weer snel heen gestuurd.
Ik vraag me ondertussen af hoe pimpelmezen overleven.

Ook daar gedraag ik me als een mens die denkt dat-ie goed doet. Of ik pleeg in ieder geval te denken dat ik mogelijk goed zou kunnen doen.

Maar ‘t huppelt allemaal daar zo broos, fladderen doen ze gelijkwijs, alhoewel sneller dan menig mens kan denken. We weten dat koolmees maar iets hoeft te doen & ‘t ingeprinte geloof in de mens doet de vogel vliegen. Hij heeft ‘m al eeuwen (mild uitgedrukt) niet kunnen vertrouwen, al lang voordat er knallen aan te pas kwamen, & wenst dat voorlopig zo te houden.

& Dan sta ik stil.
Als vrouwtje merel mijn spitwerk komt inspecteren. Niet omdat ik zo mijn best heb gedaan, evenmin omdat ze weet dat ik wederom, opnieuw, nog een keer, ‘t houdt niet op die gedrags- & gedachtenherhaling, haar antropomorf zit te aanschouwen. Want kijk ‘r nou eens kijken met die ene oog naar mij toegewend (de achterdocht straalt onzichtbaar de andere kant op), nieuwsgierig (‘Jij ben gewoon geduldig, eikel,’ denkt ze vroom, zodat ik aan haar gelaatsuitdrukking niet kan zien hoe mijn gedachte niet klopt met mijn wens) naar wat mijn activiteiten op zullen leveren.

Ik moet me elke keer beseffen dat ik er niet toe doe. Dat ik mag kijken. Voelen dat ze me nog net kunnen velen. Weten zij veel dat ik zaad, naar hen vernoemd, handig behapbaar voor ze heb opgehangen. ‘t Interesseert ze niet. Als ‘t er maar is & ik op vluchtbare afstand ver weg sta.

Er is een foto van een vogeldame, amerikaans, ornitholoog, die zo geduldig in haar leven was dat de vogels haar huis in kwamen vliegen. Dat waren ze gewend, pappa & mamma deden dat immers ook al, hun ouders daarvoor. Ze staat daar in ‘t geopend raam van haar huisje. Vogels op hoofd, handen, schouders & raamkozijn.
& Je weet bij ‘t zien van dat plaatje, dat je daar vanzelf gelukkig van wordt als ‘t jou ooit lukt. Maar na die dame hebben zeer weinigen ‘t haar na kunnen doen.
Maar ik heb in ieder geval een tuin om ‘t te proberen.

Misschien openklappende ramen installeren in ‘t tuinhuisje van Zijperspace.

Gewone Morielje

Ik heb minstens 6 webpagina’s open staan, 4 boeken naast me liggen (waarvan ik weet dat 1 ervan niet de juiste info zal leveren, maar toch houd ik ‘m zo dicht mogelijk bij me; je weet maar nooit) en bij elk onbegrijpelijk woord dat op mijn beeldscherm verschijnt, doe ik Control-T om vervolgens een overdonderende hoeveelheid van daaropvolgende Wikipedia-pagina’s te openen om vooral zo goed mogelijk te begrijpen wat een paddenstoel nou eigenlijk doet met zijn seksleven.

Ik leef eventjes in een labyrint van woordverwijzingen als asci (dat blijken na intense studie de sporenzakjes te zijn, waar zakjeszwammen gebruik van maken), hymenium, hymenofoor, basidie, apothecium en meiose om vervolgens te moeten concluderen dat de beschrijving van de Gewone Morielje (Morchella esculenta) lang op zich zal laten wachten als ik niet onmiddellijk besluit dat ik mij door ‘t missen van een biologisch gevoede opleiding niet van m’n stuk moet laten brengen.

Hoewel ‘t me natuurlijk stiekem leuk lijkt om, nadat ‘t mycologisch licht tot mij gekomen is, onverwacht al die pagina’s door mijn vrijwillige bijdrage en evenzoveel plotse begrip om te gooien in begrijpbare taal die studenten natuurgidsencursus van de afdeling IVN-Amstelveen kunnen behapstukken.

Helaas is dat (nog niet) aan mij besteed.
Tijd voor een terugkeer op aarde. Hoewel gekluisterd aan m’n toetsenbord met een blik op ‘t weidse universum dat internet heet.

Hé, als je deze zakjeszwam wilt eten, doe je er goed aan bij aantreffen in de natuur 1 exemplaar  doormidden te snijden om te kunnen constateren dat er zich een holte in de steel bevindt. Pas dan weet je zeker dat je niet met de giftige voorjaarskluifzwam (Gyromitra esculenta) te maken hebt, wiens lichaam geheel opgevuld is met paddenstoelenvlees. Bij deze is men gewaarschuwd.

Maar nog niet genoeg: de Morielje is evenzogoed giftig zolang je er niet wat mee gedaan hebt. De stof Hydrazine die de Morielje met zich meedraagt verdwijnt nl pas na verhitting (bakken of koken). Hydrazine is giftig en kankerverwekkend. Ik lees enkele Control-T-pagina’s om te moeten concluderen dat ‘t allemaal te eng is om dit met je lichaam te laten gebeuren. Als in ‘verbranding van je huid en slijmvliezen’, etc…

Tijd voor ‘t volgende hoofdstuk over ‘t onderwerp Morielje.

Morieljes komen uit sciencefiction films. Of hebben anders daarin menig fantasiewereld helpen creëren. De hoed bestaat uit honingraatachtige ‘bekers’, vakjes zouden we die kunnen noemen, waarin de ons allen bekende bewoner van de Vliegenzwam zijn gereedschap in zou kunnen sorteren. Wel zéér klein gereedschap, want de hoed wordt over ‘t algemeen niet groter dan 8 cm hoog. Die hoed heeft een andere kleur dan de romig-witte steel waar-ie op staat: ‘honinggeel tot okerbruin of grijsbruin, ribben soms lichter of donkerder van kleur’ (SoortenBank.nl).

Alle bronnen geven aan dat deze paddenstoel aangenaam ruikt en lekker smaakt. Sterker: men spreekt er over met de woorden ‘klassieker’, via ‘delicatesse’ tot ‘hoogste gewaardeerde’ onder de eetbare paddenstoelen.

Vandaar dat men in de VS speciale festivals aan de Morielje wijdt. Of ‘t daar in Boyne, Michigan, waar ‘t officiële National Morel Mushroom Festival wordt gehouden, om dezelfde Gewone Morielje gaat als die wij hier in Nederland kunnen vinden, dat is door al ‘t enthousiasme dat van de website van de organisatoren af knalt moeilijk te achterhalen, maar blijkbaar zijn de 11 broers & zussen van de Gewone ook goed te eten.

De echte fanatici aldaar houden op de zaterdag van ‘t festival een wedstrijd morieljeplukken, de ‘National Mushroom Hunt’, noemen hun Morieljes liefkozend shroooms en zichzelf shroomers en ontmoeten elkaar buiten ‘t festival om op The Great Morel. Nee, dat is geen verwijzing naar een planeet in een sf-film, maar doodgewoon een internetforum waar ze onderling ruzie kunnen maken tijdens ‘t uitwisselen van recepten waarin Morielje is verwerkt.

In diezelfde staat Michigan heeft de brouwer van Bitter Old Fecker Rustic Ales de Morielje gebruikt om zijn bier Kaplan, in eikenhouten vaten in gezelschap van de restjes bourbon van de vele liters die er daarvoor in hadden verbleven, enkele maanden mee te laten rijpen. De kwaliteit van ‘t resultaat is mij onbekend, maar ik hoop dat hij de zwammen vóór toevoeging eerst gekookt heeft.

In NL, waar wij tenslotte ons bescheiden Morielje-feestje gedurende 2 maanden van ‘t jaar mogen vieren (‘bescheiden’ omdat deze zwam toch als bedreigd wordt gezien en daarom op de Rode lijst staat), kan je deze paddenstoel vooral in de buurt van de duinen vinden.

Men dacht tot voor kort, naar ik begrijp, dat de morielje saprotroof was, maar op de pagina van Verspreidingsatlas.nl die aan de Gewone Morielje is gewijd wordt tussen haakjes de bedenking geponeerd dat ‘t wellicht een biotrofe parasiet zou kunnen zijn. Dan parasiteert ‘t dus blijkbaar vooral op de wortels van Iepen, Essen, Beuken en struiken (geen nadere toelichting hiervan op SoortenBank.nl), waar men ‘t over ‘t algemeen kan aantreffen.

Maar zoals gezegd, wij treffen de Morielje vooral langs de westkust van ons land aan, en dan in de maanden april en mei. Of gedurende diezelfde maanden op de Noordermarkt te Amsterdam, bij de kraam van Portobello.

Geeft een beetje aan hoe er geouwehoerd kan worden over van alles in Zijperspace, als er maar een onderwerp wordt aangedragen.
(Eerder opgeschreven tbv ‘t behalen van ‘t IVN-Natuurgidsenvignet in ‘t jaar 2014)

Vloed

Ik rol ze, ik rook ze & steek ze in brand
Ik praat ze met water nat van ‘t strand
Ik wil ze ontwijken, maar lang niet altijd

& Daar waar ik huiver
waar echtheid niet klinkt
Dat wat uit keel spruit
in adem verzinkt
want diep is ‘t water
dat niet komt tot zand

Tong nog wat verder
wacht even af
dat ‘t gaat stillen
die woorden in brand

& Als deze niet gaat praten, gooien we ‘m bij de ongelezen gebruiksaanwijzingen in Zijperspace.

Lik

M’n moeder zou zich omdraaien in haar graf (haar moeder gelijk) als ze zou zien dat ik smikkel- & smulsmakkend de pan leeg lik. Maar hier wordt niets verspild & hoef ik niet aan de hongerwinter te denken voor voorbije schaamte.
& Terwijl ik ‘t middagse brood bereid & de kruimels aanschouw die weg lijken te kruipen voor m’n graaiende vingers (ik heb jullie immers zelf gemaakt!) moet ik bemerken dat die gereedschappen voor de kleinste kruimpjes te dik, de nagels te kort zijn.

Hoe deden ze dat vroeger dan? Ging ‘t brood op tot de laatste snee, werden de restjes van de snijplank geschraapt, werd de honger minder naarmate er meer te graaien & snaaien was van wat niet meer een maaltijd mocht heten?
& Waar is die schaamte ontstaan? Daags na de winter of pas nadat er feest was gevierd met de bevrijders, kauwgum gekauwd & er geproefd kon worden van traag terugkerende luxe? Waarbij die kauwgum ‘t toonbeeld was van ‘t voorbijgaan van honger omdat ‘t niet voor doorslikken diende.

Dus mochten we niet meer likken. Ik geloof dat ‘t cakebeslag de enige uitzondering was. & Daarom werd zelfs de schraper, die diende om alles wat nog in de kom zat te verhuizen richting cakeblik, in de mond schoon gewassen.
Verder moest ‘t duidelijk zijn dat de rest niet netjes was. Tik op de vinger bij overtreding. Of een gezicht van Oma die zich 5 minuten op toornmode groefde. Plots voorbij als je voor haar knieën langs moest & je door haar graaiklauwen vastgepakt werd & doldwaas door elkaar geschud, eindigend met de verzuchting dat je zo’n lekker knulletje was.

Dat vond ik zelf ook. Zeker met de restjes deeg die nog aan ‘t naplakken waren in m’n mondhoeken.
Maar bij dat geschud van mijn lichaam begon ik nou toch een beetje te veel naar oud te ruiken & moest ik oppassen dat de restjes beslag daar in die mondhoeken niet ontdekt zouden worden. Want dan goochelde zij als een duif uit een toverhoed haar zakdoek uit haar decolleté, zoog ze daarvan een puntje nat & hoewel judo of worstelen vast nog niet in NL was uitgevonden hield zij mij stevig tussen haar met panty beklede benen geklemd, niet gehinderd door die bebloemde eind-60er-jaren-oma-rok, & toog daarmee richting mijn besmeurde wangen & poetste ze me glimmend & schoon.

Dat was tenminste haar idee. Ik was me na zo’n verrassingsaanval alleen nog maar bewust van haar speeksel heel dicht bij mijn speeksel & wist dat ik op z’n vroegst morgen pas weer in de badkuip mocht om oma’s zonden van me af te kunnen wassen.

Als ‘t aan Oma had gelegen heette ‘t hier nu Zegerspace, maar zo ruikt ‘t hier inmiddels niet meer.

Een VJWNDBO-tje

Maarten Reinboud draait blaadjes om. Hij kan het niet laten. Dat heeft hij te danken aan zijn jeugd. En als je een beestje zag, of een plantje, of een paddenstoel, het kon van alles zijn, dan ging je kijken, zo was het devies. Niet alleen iets zien, maar ook bekijken. Zijn hele familie doet dat, van jongs af aan. Dus als Maarten een blad van een plant ziet waar vlekjes op zitten, draait hij dat blad om. Er moet immers een oorzaak zijn van het feit dat die vlekken daar zitten.

Later heeft hij een hele uitleg van een mini-cicadenexpert gekregen, die speciaal bij Maarten langs was gekomen om te zien wat voor cicade hij onder zo’n blad had aangetroffen. Die expert was door een andere cicadenexpert ingeschakeld, omdat het beter was bij zoiets kleins deze mini-expert in te schakelen. Die andere expert wist meer van net iets grotere cicades.

Als je je leven lang blaadjes om draait, kom je vanzelf ooit iets tegen. Dat had Maarten al ondervonden bij de salie in zijn tuin. Daar kwam hij de Eupteryx decemnotata tegen. Vrij vertaald: de tienvlek cicade. En je denkt bij jezelf: ‘Hoe kunnen er 10 vlekken op iets zitten dat zelf niet groter dan een stip is?’

Met de ervaring van die tienvlek was het natuurlijk vanzelfsprekend dat hij ook het blad omdraaide toen ‘t vingerhoedskruid vlekken daarop liet zien. En hij vond het ook vanzelfsprekend dat hij daar weer iets vond dat net zo klein was: het zou vast wel weer een mini-cicade zijn. Minder vanzelfsprekend was dat er al snel cicadenexperts contact met hem
zochten nadat hij zijn foto online had gezet.

‘Je bent de eerste die Hauptidia maroccana [vrij vertaald: de Marokkaanse tomatenkascicade] in Nederland heeft aangetroffen,’ werd hem verteld door de expert die op een gegeven moment bij hem op de stoep stond. Waaruit we de les kunnen trekken dat het niet uitmaakt waar je woont, dicht bij A’dam CS of hartje Amstelveen, of hoe groot je tuin is; het is slechts belangrijk dat je af en toe tijd neemt voor een VJWNDBO-tje. Want wie weet kom je iets uitzonderlijks tegen. Of wellicht gewoon iets leuks om in ‘t echt te zien.
O ja, VJWNDBO staat voor ‘Verwonder Je, Word Nieuwsgierig, Draai Blaadje Om’.

Je kan ook iets anders doen dan blaadjes draaien. Als je je maar blijft verwonderen kom je vanzelf wel iets moois, misschien wel iets bijzonders tegen.

Men kan ook een blaadje omslaan voor de volgende pagina in Zijperspace natuurlijk.

(Bovenstaande is eerder gepubliceerd in ‘t Amstelveens Nieuwsblad; enige correcties zijn er op toegepast)

Bierbescheidt

‘t Bescheidt inmiddels een wijl geleden, ‘t ware om precies &de gelijk te zijn den 4e maart in ‘t jare des heren 2000 &de 19 jaren na zijn 1e verschijnen op aard, dat ik mij ziek &de ellendig meldde bij mijn chirurgijn. Hij stond me welgemoed te woord, begrepende te verstaan dat ik gestuurd alsook op ‘t hart gedrukt gekregen hadde van enen vriendin dewelke mij bad raad alsook bijstand te verzoeken bij een geneesheer van de personalen aard, dewelke ik al regelmatig pleegde te bezoeken als ware hij de arts van mijn domiciel.

Wij hebben deze verjaring, dewelke heden ten dage zijn beslag krijgt als zijnde enen jaar, een wijl gevierd &de welbevonden niettegenstaande ‘t factum dat een bedroefenis ons tevens te pakken had &de begeleide.
‘t Bierige aspect wiens aanwezigheid zich menigmaal liet gelden door mijn beroepsbeoefeningen inwelke beproevingen van ‘t gerstenat een noodzakelijk &de tevens kwadelijk karakter met zich meedroeg, maar mij met vrolijk & jolig allooi betooide, was tot enen jammerlijk einde, hoewel in enig 1e malen van des korten tijdmatigheden alsook niet voor des levens lang beoordelend gestaafd, bekomen.

Een wijle later werde dezen echter bevestigd door berispingen &de behartnadrukken mijn gewelf & omwelf des lichaams niet meer te belasten met zwarigheden diewelke de 5 vemen van kilogewichtigheden geëxponeerd zouden hebben.

Met bedroefd & gegriefde harte & smerts voor een bescheid van weleer, waaraleer ik me welvuldig wist te laven & eenieder mij beschouwende als ene man wiens beschonkenheid hem niet aanzag of misrekenen kon, moest ik &de mijndere personen beschouwen dat menig mensch zich heeft kunde beschonken &de laveloosheden hebbe genomen als een ervarenschap, dat ik mijne leven in den biere als een nobele &de weledelgeschapen professorie heb betracht.

Zijnde dit den belevende afscheidenske wellicht van ‘t bierschap mijn, dat welluidend & lovend begeleid hebbend & bracht tot hieren (alsook bieren).

Waarbij ik u seggende van proosten & tot welbeheer uit Zijperspace, den 4e maart enen jaar na bescheid.

Tussendoor

Ik wil ‘t eigenlijk niet, maar soms doe ik ‘t toch: ‘t kijken van tv.
Ik weet niet of dat de juiste uitdrukking is tegenwoordig, maar ‘t lijkt me dat alle huidige generaties al snel begrijpen wat ik daarbij bedoel.

Ik gebruik er mijn computer voor. Internetverbinding, men snapt ‘t wel. Tv = ‘t nieuwe computerscherm. Al een tijdje eigenlijk.

Maar ik wacht.
& Wacht nog een beetje langer. M’n computer werkt echter niet mee.
Hij is oud, ‘t zat me al niet mee door de aankoop bij een slechte leverancier, met een jongeman die blijkbaar werd afbetaald op verkoopresultaat, dus ik voel me al een paar jaar belazerd.

& Ik ben nog steeds aan ‘t wachten.
Daarom kan ik net zo goed meteen aan dit verhaal beginnen.

Zelfs Arjen Lubach kijk ik nooit. Maar nu wilde ik weten over wie hij lollig zou zijn.
Maar wie is er nou lollig of leuk als ik op een gegeven moment vanwege ongeduld m’n nagels tussen m’n tanden steek? Waarbij ik vervolgens denk: heb ik ze wel gewassen?
Pff, 2 minuten later, Lubach heeft nog geen woord kunnen zeggen, besef ik me dat ik ‘t zelfs 2 x heb gedaan. Nog een beetje dunnetjes over terwijl ik de groenten aan ‘t wassen was. & Nog een plasje tussendoor. Toen ook.

Volgende paniek was bij ‘t moment dat ik me realiseerde dat ik door de tuin, de ‘volkstuin’, uhmmm, nagelprobleempjes had vanmiddag.
Maar terwijl ik in ‘t computerschermdonker op Arjen zit te wachten (ik ken iemand die hem kent, dus ben ik zo vrij zijn achternaam voor de broodnodige variatie er af te zagen) kan ik niets van dat al controleren. Zwarte volkstuinnagels zien in ‘t donker van waar ik op een tv-uitzending zit te wachten er net zo uit als in ‘t licht. Maar de omgeving op dat moment eveneens.

& ‘t Moment voor slapen gaan, ‘t allerlaatste clipje (maar dan is ‘t ook echt afgelopen, hè! zegt mama achter de coulissen, waarbij ik me afvraag wat zij hier nou doet, terwijl ze nooit heeft meegemaakt dat alleen nog maar tv kijken via ‘t computerscherm dat ooit de tv was tegenwoordig heel normaal is)(as in: usance; maar dat mocht ik niet meer gebruiken, want dat woord kende niemand, werd me kort geleden verteld)(oeh! maar ‘t klinkt zo lekker).
(‘Oeh,’ da’s pas fout; Wim T. Schippers had er een handje van, maar daarna kon ‘t dan ook écht niet meer).

Uiteindelijk is ‘…op zondag’ wel begonnen hoor. Maar tegelijkertijd had ik metershoog materiaal bij elkaar verzameld om niet meer tot rust te komen.

Daarom ben ik hier, in Zijperspace quarantaine.