Cursus Lijfloggen: Deel 1

Overdrijf!

Net als de kinderen op de kleuterschool. En dan doel ik op de kinderen die altijd overdreven netjes in hun stoel gingen zitten. De meest brave kinderen van de klas, zo leek het toen we tezamen met hun de schoolbanken bevolkten. Zij kregen altijd als eerste de beurt, mochten het bord schoonmaken, kregen de meeste & leukste complimentjes, hoefden niet in de rij te staan voor hun bekertje melk, en dat allemaal alleen maar omdat ze zo fantastisch overtuigend de armen over elkaar konden vouwen, hun mond een strakke horizontale lijn vormend van samengeknepen lippen.

De juf had heus wel door dat die kinderen bijna van hun stoel afvielen van ijver, van het dwepend tonen van hun gehoorzaamheid aan de leidster, maar het verhaal van die gehoorzaamheid, zo moest de juf waarschijnlijk concluderen, van het zich willen voegen naar de wensen van de autoriteit voor de klas werd nu eenmaal duidelijker afgebeeld door zo’n zogenaamd overijverig kind. Het stille, gedweeë kind in het hoekje van het leslokaal werd voor even vergeten en bleef zwijgzaam voor de rest van z’n leven.

Er is geen extra vraag nodig bij het overdreven gedrag van het jochie vooraan. Geen extra uitleg. Alles wordt getoond. En nog iets meer zelfs.

Een mens maakt zich vaak drukker om z’n lichaam dan men van de buitenkant kan zien. Hij wordt er immers dag in dag uit mee geconfronteerd. Met alle kleine nuances, rimpels, kreuken, beschadigingen. Een pleister is over het algemeen afdoende om een bepaald euvel te verhelpen, om geen noemenswaardige last van een sneetje, splinter of loszittend velletje te hebben. Soms hoef je helemaal niets aan een wonde te doen om ervan af te komen. Zit het niet in de weg. Slijt het vanzelf wel.

Maar vanuit die wetenschap heb je geen verhaal. Er moet wel iets mee te delen zijn aan het publiek dat zit te smachten op de volgende belangrijke gebeurtenis in jouw leven. Wij lijfloggers leven een openbaar leven, iedereen heeft toegang tot hetgeen wij meedelen. Laat ze er dan ook van genieten als er een moment even niets gebeurt. Of in ieder geval niets noemenswaardigs.

Men dient de noemenswaardigheid zelf te creëren. Al of niet op waarheid gebaseerd.

Momenteel gaat het vrij goed met mijn lichaam. Geen centje pijn nergens.
Behalve aan mijn middelvinger.

Er is altijd een ‘behalve’, altijd een ‘maar’. Als je maar leert voelen wat er met je lijf aan de hand is. Daar heb je geen fysiotherapeut, masseur, of mensendieck voor nodig. Inspiratie haal je desnoods uit je kleine linkerteen.

Aangezien ik in de grote stad woon, waar het verkeer, waar de rode stoplichten en de nimmer aflatende haast die vooral te negeren, mij regelmatig nopen tot het gebruik van die middelvinger omdat de taxichauffeur nu eenmaal ongeveer dezelfde motivatie hanteert om zo snel mogelijk door de stad vooruit te komen als de fietser, maar dan met een groter omhulsel om zich heen; aangezien mijn middelvinger een onmisbaar hulpmiddel is in deze stadsjungle, heb ik besloten vooral niet te veel achter de computer te zitten. Muis moet genegeerd. En het veelvuldig gebruik van het toetsenbord draagt helaas ook nog steeds toe aan het pijnlijk gevoel dat ervoor zorgt dat ik ‘m niet kan opheffen.

Overleven in de stad verdient de voorkeur, schrijven kan altijd later nog wel.

Ziedaar een verhaal. Wellicht een ietwat korter dan men van mij gewend is. Maar dit dient slechts om te illustreren dat het verhaal zich als vanzelf vormt. Als men maar durft te associëren, er dingen bijhaalt die niet vanzelfsprekend zijn, die net even wat langer de aandacht van de lezer vasthouden. Niet alles dat je op het internet achterlaat hoeft volledig naar waarheid te zijn. Men mag de waarheid best verfraaien. Of naar z’n hand zetten.

Eigenlijk wordt de waarheid reeds geweld aangedaan zogauw je een letter op papier zet, of er eentje aanslaat op ’t toetsenbord. Je wordt altijd gedwongen keuzes te maken in hoe je een verhaal vertelt; jouw selectie van die grote hoeveelheid waarheid is daardoor bij voorbaat subjectief. Jouw beeld, niet die van degene die naast jou staat. Die voelt ’t leven altijd net even anders aan. Waarom zou je dan niet een stapje verder mogen gaan door het verhaal wat extra opsmuk mee te geven? Een taart wordt tenslotte ook aangekleed met krullen en tierelantijnen om het er nog smakelijker uit te laten zien.

Dus maak van je teen iets meer dan een teen, ook al is ’t slechts je kleine linkerteen.

Huiswerk: Doe verslag van de belevenissen van je kleine rechterteen op de dag dat je dit eerste deel van de cursus lijfloggen hebt gelezen.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren was gewaand. De komende tijd zal ik dat materiaal dat nog beschikbaar is alsnog hier gaan publiceren.)

Huishandleiding

Stel nou, bedacht ik, dat ik iemand moet uitleggen die niet per se op m’n huis moet passen, wel op m’n spullen moet letten, hoe alle dingen werken hier. Dat een persoon alle functies, die ik zelf hier in dit kleine rijk dat mijn woning heet onderhand uitentreuren beheers, over moet nemen, zeg maar dat iemand mijn persoon tijdelijk over moet nemen & dat op zo’n manier ‘t beste kan doen dat de logica, de ongemakkelijkheden, de reden waarom; ieder aspect van mijn leven hier kortom moet begrijpen om in de tijd van ‘overname’ te snappen dat dit ‘t beste zo gedaan kan worden.

Ik weet ook niet waarom ik ‘t bedacht. ‘t Kwam eigenlijk door de ongemakkelijkheid bij ‘t idee dat iemand zou vragen of ik misschien tijdelijk onderdak voor hem/haar heb. Niet dat ik zoiets iemand niet gun; nee, ‘t is eerder andersom. Hoe de dingen zo zijn gekomen zoals ze nu zijn & zodoende ‘t best behandeld kunnen worden zonder daarvoor een schriftelijke uitleg te hoeven lezen kan ik zelf heel gemakkelijk duiden. Sterker nog, bedacht ik ook, ‘t zou nog best kunnen dat ik ze niet eens onder woorden kan brengen.

Laat ik eens beginnen, gewoon als poging, met wat spullen die hier rond mijn beeldscherm & toetsenbord staan.

1. M’n Chrome Book, die ik voor ‘t gemak verder m’n laptop zal gaan noemen, staat rechts naast ‘t beeldscherm omdat dit de handigste plek is voor als ik m’n pc niet te veel wil belasten. Die crasht nogal eens. Hij lijkt daar onhandig te staan, bovenop 2 boeken, die weer bovenop m’n scanner staan. Zodoende staat-ie precies op ooghoogte. De boeken moeten ooit terug naar de Naturalisbieb, maar ik moet nog heel veel lezen over insecten in bossen, waar ze over handelen. Daar wil ik meer van weten, me in specialiseren. Maar aangezien ik veel te veel boeken om me heen heb die ik ook nog nader moet bestuderen, of gewoon wil lezen, kom ik er niet aan toe. Ze staan daar om me er aan te herinneren dat ‘t binnenkort toch echt moet gebeuren. ‘t 3e Geleende boek over ‘tzelfde onderwerp staat daarom tegen de rugleuning van de bank, zodat ik die, op elk moment dat ik me los heb weten te weken van ‘t beeldscherm & in leeshouding wil liggen, kan pakken. Die staat daar net zo lang als de andere 2 hier onder de laptop liggen.
M’n scanner gebruik ik voorlopig niet. Ik heb er een tijd geleden een blad van een boom in gescand, zodat ik een duidelijk plaatje had, met een fijne definitie dus veel detail, van een mijn die in dat blad zat. Vervolgens heb ik dat blad 2 maanden daar laten liggen. Toen ik de klep optilde voelde ik daar een week, traag drogend beetje vocht verspreid over de glasplaat liggen, die bij de geplande scan een bruinige waas aan de randen opleverde.
Sindsdien gebruik ik ‘m niet meer, want ik weet niet hoe ik dat probleem op moet lossen.

2. Laten we even naar de rechterzijde gaan van waar ik zit.
Die kant wordt over ‘t algemeen gebruikt om spullen neer te leggen die ik tijdelijk nodig heb, niet meer nodig heb, straks misschien wel weer nodig heb, tot ik een moment heb gevonden dat ze daar lang genoeg hebben gestaan.
Van de week is daar paracetamol terechtgekomen. 1 Pil was genoeg om de verpakking deze tijdelijke plek te bezorgen.
De spierbalsem staat daar alweer 2 weken. Ik dacht m’n muiselleboog daar wel mee te kunnen behandelen. Geen resultaat. Maar ik heb ‘m daar laten staan omdat ik van plan was op de tuin spullen op te ruimen. Daar zou ik vast spierpijn aan over houden, dacht ik. Is niet gebeurd. Nu nog de beslissing nemen ‘t in de medicijnkast in de keuken neer te leggen.
De bonnen liggen daar omdat ik nog een Tikkie moet vesturen voor de sojamelk, die in de persoonlijke bonus waren voor mij, die ik voor Tineke heb gekocht. Ik hou niet van financiën. ‘t Ligt daar tot ik daar wel van hou of mijn geld binnenkort dreigt op te raken.
Een pakje zaad is een overblijfsel van al ‘t zaadgoed dat Tineke & ik voor de volkstuin hadden verzameld. Alle gegevens van die zaadzakjes heb ik in een Excelsheet verzameld, heel overzichtelijk, maar dit doosje bevat een zaai-mengsel, waar waarschijnlijk de houdbaarheidsdatum van is verstreken. Bovendien twijfel ik of dit wel een inheems mengsel is zonder cultivars. Maar om ‘t dan rücksichtslos weg te gooien…
Oh, die kussen, dat is een zogeheten ‘bookseat’ die ik een tijd lang gebruikt heb om teksten uit boeken over te typen die handelden over de wisselwerking tussen bomen & andere organismen. Lezen & al typend iets archiveren is een hobby van me waar ik veel van leer. Maar helaas geen tijd voor vind.

3. ‘t Beeldscherm zelf is m’n oude televisie. Zeer modern was dat: ik kon, ‘t lijkt inmiddels een eeuwigheid geleden, bij ‘t afschaffen van tv m’n oude pc-scherm 2 x zo groot maken door ‘m te vervangen door deze, inmiddels ouderwetse, breedbeeld.
‘t Oude beeldscherm staat er achter gekneld. Ik heb ooit bedacht dat die ooit nieuw leven ingeblazen zou worden als ik daar een roterend beeldbehang van ingescande schilderijen van zou maken. Dat mijn ooit te kopen supersnelle computer de mogelijkheid zou hebben 2 beeldschermen tegelijk te bedienen.
Bovenop m’n beeldscherm staat een camera. Ook prehistorisch. Gebruikte ik vroeger nog wel eens voor Skype. Dat was nieuw, deugde nog niet, of in ieder geval niet altijd, dus de fascinatie voor, tijdens een gesprek, bewegende beelden van bekenden aan de andere kant van ‘t internet is in dit relatieve tijdsbestek bijna net zo lang alweer weggeëbd.
Ik gebruik nu m’n laptop met ingebouwde camera voor die spaarzame, maar sinds kort noodzakelijke, verre-afstandsbijeenkomsten.

Daar gaat er nu 1 van aankomen, bedenk ik me nu. Terwijl ik me tegelijkertijd besef dat er allerlei zaken om me heen staan die anderen helemaal niet hoeven zien. Dat vergt nog veel langere verhalen, die mensen zonder vaagheden, er-omheen-draaien, aanwezigheid ontkennen & nog wat guerilla-tacktieken om nieuwsgierigheid van de straks aanwezige voyeurs te onderdrukken, zullen kunnen begrijpen.

‘t Doek wordt voor even gesloten in Zijperspace.

Toetsen

Ik heb ‘t vast al eerder gehad over dat ik ‘t niet kan laten te schrijven.
Hier.
Onder ‘t alziend oog van menigte die voorbij kan komen & mij in m’n naaktheid toeren uit kan zien halen met m’n toetsenbord, dat ze denken, nou, als hij zo verder gaat, dan zijn die letters zo versleten.
Klopt! Ze zijn in ieder geval onderweg geleidelijk onderweg meer & meer op m’n vingers te zitten (waste ik niet mijn handen bij regelmaat) dan op de toets die bij hun hoort.

Ooit heeft iemand m’n teksten door een online tool gehaald, die toentertijd massaal de markt opkwamen om blogs & andere sites mee op te sieren, want onzinnige weetjes over jezelf of anderen, dat kan tenslotte leuk zijn voor de gemakkelijk te verleiden toevallige passant. Aankleding van je blog zonder toegevoegde inhoud eigenlijk.
Deze tool plaatste de inhoud van je site geabstraheerd in een wolk (later ging dat ‘tagcloud’ heten) van veel gebruikte woorden. Des te groter & centraler ‘t woord in je wolk verscheen des te belangrijker deze was in de teksten die je produceerde.
Je gebruikte dergelijke woorden gewoon bovengemiddeld veel.

Mijn weblog, een lijflog, zoals ik dat zelf noemde (& anderen met mij), waar alles gaat over ‘t dagelijks leven van degeen die ‘t blog beheert, werd een wolk dat als groot & allesbepalend hart ‘t woord ‘IK’ centraal stelde.
Daar werd nog een grapje bij gemaakt dat mij niet zo beviel.
Nog jaren moeite gehad die persoon opnieuw weer aardig dan wel grappig of iets anderszins te vinden.

Ik moet toegeven dat de ‘K’ een schilfertje heeft verloren. Maar dat is lang niet zo erg als de ‘E’ die z’n bovenste horizontale streepje inmiddels heeft verloren, of de ‘S’, wiens slang die ‘t personifieert onthoofd moet zien. ‘t Meest gehavend is de ‘D’ er aan toe, die onzichtbaar tussen de woorden & zinnen van m’n toetsenbord richting beeldscherm glipt.
‘t Is maar goed dat Scheidegger mij heeft geblindeerd bij zijn lessen sneltypen. Ik hoef de gemankeerde letters niet constant in hun traag vorderende weg naar vervaging te aanschouwen daardoor.

Ik heb even gecontroleerd, een tel mijn vingers opgetild, & heb kunnen constateren dat ‘IK’ zich nog steeds glorieus onder de rechtermiddelvinger bevindt (ja, deze ‘t’ als vervoeging klopt in deze)(overigens een grappige constatering: links middelvingerbelangrijk is DE, z’n rechts slijtgevaarlijke broeder is IK, maar dan van boven naar beneden gelezen). Daarbij moet ik voor de ‘I’ een wipje omhoog maken & kan die dus doorgaans vrij ademen, terwijl de ‘K’ gevangen zit zolang er geen beweging zit behalve als zijn aanwezigheid op ‘t toetsenbord nodig is.

Ik heb via Marktplaats enkele maanden geleden een nieuwe deze kant op laten komen. ‘t Was een koopje, zeker als ik ‘t vergeleek met de andere aanbieders van de Microsoft “Natural” Ergonomic Keyboard v1.0.
Ik heb nog geen behoefte aan een nieuw toetsendom. Al bestaat de ‘D’ al een tijdje schijnbaar niet meer, ik weet ‘m vrij regelmatig te verzoeken zijn essentiële daad voor mijn Ik-heid te verrichten: mijn drang mijn talig bestaan voort te zetten zolang mijn vingers mij dienen alsook die olijk klapperende toetsen die ‘t stomme geluid uit m’n hoofd met hun tikkend ritmiek tot een mogelijk stilzwijgend verhaal in elders hoofd kan vormen.

‘t Maakt een waarlijk lawaai, de & ik in Zijperspace met elkaar als je ‘t allemaal bij elkaar optelt.

Instaspaced (XXVIII)

Ik vind dit wel als des sprookjes, verteld middels Technicolor, als John Ford in staat was geweest andere natuur te filmen dan zijn Monument Valley, waar ik aan voorbij wil gaan, hoewel zeer gewaardeerd, omdat je niet van zand alleen kan leven, maar schijnbare leegte wel; ik draai een knop om, elke dag opnieuw & zet de mensen uit, geen widescreen meer, maar naarmate vaker wordt wat ik nog om me heen zie meer des Fords, maar dan vooral de spaarzame oases.

& Dan m’n donkerbruine stem van weleer die ooit schallend door de bibliotheek van Zijperspace klonk & elk boek sloot.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXVII)

Je doet die stap, komt terecht, zonder dat je kan zeggen dat je er nog bent & waar je ook je ogen legt, ‘t schijnt wit, want zo hadden ze gezegd, geschreven, in beelden gevat, waarop een diepbruine stem (‘t blijkt toch weer een man te zijn, terwijl een vrouw toch lekkerder droomt, een zaliger vervulling heeft), maar blijkt ‘t niet menselijk, slechts een per ongelukke gevleugelde die als Europa voor een kutrol is uitgezocht.

Niet die Europa waar Zijperspace ooit ontstaan is.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXVI)

Of ik er een vlinder in zie, zou men mij kunnen vragen, waarop ik m’n mond gesloten zal houden, peinzend of ‘t mogelijk is een puzzel van 1000 stukjes in 1 keer te voleindigen door steeds een willekeurig deeltje te pakken & die aan de voorgaande te leggen, op ‘t gevoel, geen bekommernis noch doelgerichtheid, waarop aan ‘t eind van 1000 ‘t plaatje klopt, dat dat dan evolutie heet & dit er van gekomen is.

Toch is ‘t een vlinder die uit onmetelijke toevalligheid terechtgekomen is in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Rotzooi

De meeste mensen weten echt niet hoe je een lekker eitje moet bakken. Ze denken: simpel is lekker. Maar eigenlijk is geduld ‘tgeen wat ‘t lekker maakt.
Je mag wat mij betreft best beweren dat ‘t eitje perfect is als ‘t als een spiegel ziet, dat er geen rimpeling in zit, dooier duidelijk zichtbaar is, ‘t eigeel hard dan wel zacht, maar wat mij betreft is ‘t onverwachte wat je ermee doet dat wat ‘t onvergetelijk maakt.

Waarom altijd alles ‘tzelfde doen, tenslotte. Aanpassen kan later, stapje dichter bij perfectie, in de volgende poging.

Daarnaast, moet ik vertellen, is zwaar onderkend dat groene pepers van de turk zaligmakend zijn. Niet de groene versies van de spaanse peper. Die zijn nog steeds heet.
De groene, de langwerpige, juist: bij de turk. Die dien je tegelijkertijd met z’n  zaad in kleine stukken te hakken. Krijg je extra vitamientjes van.

(In de loop van de tijd zal je enkele malen je vingers snijden, letterlijk, want ‘t enthousiasme dat je automatisch krijgt van ‘t feit dat je de zaden er bij ‘t uiteindelijke resultaat kan stoppen, kan zorgen voor, tsja, laten we ‘t ‘over’-enthousiasme’ & uiteindelijk ‘zelfdestructie’ noemen; ‘t kan aan ‘t eind daartoe leiden;  zelfdegeneratie dus: ‘t blesseren van de hand, ‘t snijden in de vinger, ‘t zuigen aan de wonden terwijl tegelijkertijd de opbergplek van pleisters achterhalend. & Oja, waar is de schaar?)

Stop er ondertussen knoflook bij. 1 Teen.
Van een beetje knoflook is nog nooit iemand dood gegaan. Behalve de franse boer die met z’n kop door ons raam z’n adem kwam verspreiden terwijl hij op z’n boers frans uit probeerde te leggen hoe de weg naar de camping liep. Dat was in de tijd dat je naast prei hooguit ui van de lookfamilie in ‘t NL-supermarktschap kon vinden.
(Misdaad is verjaard)(vader overleden)(moeder ook)(ik was de enige die naast hun de man z’n stank kon ruiken)(dus hebben we ‘t met z’n 3-en gedaan)(maar we zwijgen, zoals men inmiddels begrijpt, alle 3)(broers sliepen)(ongelooflijk, hoe ze deze kennis hebben kunnen ontlopen).

Samenvattend: 1 rode peper, 3 of 4 van bovengenoemde groen, 1 teen. Nog een ui, niet te groot.
Alles samenvoegen & lekker smoren in ‘t goedje z’n eigen vocht. Minstens kwartier. Desnoods klein pannetje bovenop een warmhoudplaatje. Zodat ‘t pruttelt uiteindelijk. & Dan nog 10 min.

Ei is gebakken, kaasplakjes liggen gereed.
Broodje voor ‘t knabbelen opgewarmd boven een deksel van 1 van beide pannen (zodat knapperig droog).
Je hebt de ui gefruit, desnoods 1st wat kerrie er vlak voor, waarna daarbij de knoflook (doe een gebedje voor de dode stinkende fransman & alles komt goed) met groen & rood van peper volgens bovenstaande laten pruttelen, zout & wat gemalen peper, niet te vergeten kaas, die traag laten smelten op ‘t ei (drink ondertussen bier als aperitief) & doe vervolgens slordig.
Kan jou ‘t schelen dat die pan plakt. Bodem schrapen & wat onder zat boven gooien. Zodat dat knapperige samengaat met ‘t inmiddels droge brood, dat vlak tevoren in een 10-tal stukjes is gesneden.

Pruts, mors & flikker ‘t op een bord. Eet, maal, slik.
Proef die fransman. Maak een mooie wellustige rotzooi in je mond.

& Bid zachtjes dat men na de dood vergeet, ook in Zijperspace.

Voorlichter

‘Wat bent u aan ‘t doen?’
Een stel, zo’n 10 jaar ouder dan ik.
‘O, insecten fotograferen. & Vangen eventueel,’ antwoord ik luchtigjes. Vangen is niet zo vanzelfsprekend; dat moet op een kalme toon binnenkomen.
‘Waarom vangen?’
Dus dat was niet luchtigjes genoeg helaas.
‘Om thuis te kunnen kijken wat ‘t is. Of eventueel iemand anders laten kijken.’
‘Er zijn veel insecten, hè!’ zegt de vrouw onschuldig naïef.
‘Ja, maar niet genoeg.’
‘Nee?’
Verbazing. Oprechte.
‘Nee, uit nederlands onderzoek, dat al 25 jaar gaande is, is gebleken dat er ondertussen 75 % minder insecten zijn.’
‘Oja? Is dat erg?’
‘Nou ja, eigenlijk wel. Als ‘t steeds minder wordt zou ‘t straks best kunnen betekenen dat de mens straks niet meer bestaat.’
‘Hoezo dat?’
‘Insecten, bijen bijv, zijn erg belangrijk voor de gewassen waar wij van eten. Als insecten verdwijnen, verdwijnt een groot deel van ons eten. Dat kan er voor zorgen dat de mensheid uiteindelijk uitsterft.’
Ze staan er even beteuterd bij.
‘Maar als u nou een inheemse plant extra in uw tuin zet, of op uw balkon, dan helpt dat.’
‘Nee, dat zal bij mij niet gaan, ben ik bang.’
‘Nou, als u maar beseft dat al die planten & bloemen belangrijk zijn voor ons.’
‘Leuk je ontmoet te hebben,’ zegt de man, alvast de draai met de schouder inzettend.

Zo, denk ik voldaan bij mezelf: ik heb op een gemoedelijke manier de ondergang der mensheid alvast aangekondigd & ze hebben ‘t zonder vrees tot zich genomen.
Ik zie ze in de verte tijdens ‘t vervolg van hun wandeling om zich heen wijzen naar wat er om hun heen rondspookt, onderwijl diepe teugen lucht genietend.

Daar hebben we tenslotte nog zat van in Zijperspace.

Agenda

Ik vertelde dat ik 30 jaar van m’n leven geen agenda had gebruikt.
‘t Kwam niet als een schok aan. ‘t Gesprek, de instructies, dat ging gewoon door. Maar bij de 2e online bijeenkomst kwam ‘t onderwerp weer terug.

Waarom we gebruik van een agenda niet leuk vonden, was de vraag.
‘Stress,’ was ‘t 1e wat in me opkwam. Ik had mezelf niet eens de mogelijkheid gegeven om na te denken waarom ik dat zei. Terwijl ik me dat ging realiseren kwam ‘t besef dat een agenda me dwingt alles onder controle te houden.
Ik was er daarnaast mee gestopt, lang geleden, omdat juist die agenda ervoor zorgde dat ik afspraken vergat.

& Ik had best een regelmatig leven. Anderen zouden daar ietwat anders tegenaan kijken, maar voor werk in de horeca stond mijn dagelijkse routine redelijk vast. ‘t Voelde ook als prettige regelmaat. Elke dag bij opstaan wist ik wat ik wanneer zou doen.
Dus, in geval van geen vriendin, was na de aandacht voor m’n thee (die 1st) & ontbijt er genoeg tijd om te schrijven, te lezen (bij een late dienst, elke week op dezelfde dag), de eventuele was & andere huishoudelijke zorgen. Op ‘t moment van 2 banen zat ‘t schema helemaal lekker strak. Dagen van 10 uur zorgden voor 4 dagen van geen verplichtingen.
Hooguit ten opzichte van ‘t onderhoud van m’n huis, inzake ‘t kuisen.

Maar tijdens de periode vriendin werd me opgedragen wél een agenda te gaan gebruiken. Vergeetachtigheid was ‘t dwangmiddel. Gemak de geruststelling. Onregelmatig terugkerende afspraken met div mensen in de zorg de noodzaak.

Nu word ik aan de hand genomen. Ik blijk ‘t talent niet te hebben om iets zomaar op te pakken. Agenda & notitieboek zijn noodzakelijk om me een routine aan te meten.
Er wordt gewaarschuwd dat ‘t een hel van een strijd met mezelf wordt.
Dat is mijn interpretatie van hun woorden. Maar ‘t komt er op neer dat ik ‘t vast niet leuk ga vinden de komende tijd.

Ik heb er kleurtjes bij gepakt. & Aangezien ik niet werk mezelf opgelegd m’n schrijven tot routine te maken. Afgebakende tijden staan nu in blauw te kleuren voor dagelijkse invulling ervan.
M’n jacht naar insecten staat er ook in opgenomen. In ‘t kleurtje groen van ‘natuur’, dat zich ook in werkelijkheid niet laat dwingen; ‘t zorgt ervoor dat ik bij slecht weer mag denken: doe maar iets anders nu.
Rood is dwang: zonder kan & mag de dag niet doorgaan. Tenzij ziek, ongeluk, paniek & ander onoverkomelijk. Samen met geel (afspraak met iemand) komt dat ‘t minst voor.

‘t Resultaat oogt prettig. Als een kind geniet ik plots van een gezellig kleurend uitzicht op wat me deze week te doen staat. De autist in mij vindt de blokken mooi & kijkt uit naar de weken dat er nog meer structuur & variatie op ‘t thema in aan te brengen is.
De RK-jeugd prevelt ondertussen mee dat niet alles voor de leuk mag zijn.

Kijk, er rest een kwartier blokje blauw in Zijperspace na deze punt.

Hippie

Wie kent Jan Bos nog?
Z’n zus misschien. Maar de vraag doemt dan op of ook zij nog wel leeft. De laatste keer zat ze alweer een tijdje in een rolstoel. Ik vraag me nog steeds af waarom, terwijl ‘t me waarschijnlijk allang verteld is.

Jan Bos was de laatste generatie hippies. Samen met Hans, die ik later in een trein zag conducteuren. Dat moet niet eens zo lang geleden zijn geweest dat hij me kwam controleren. Vóór de ov-chip, maar niet lang daarvoor.
‘t Was altijd wennen om mee te maken dat ze altijd ruzie konden hebben. Waren ze daar nou hippies voor?

‘Hippie is dood.’
Iets dergelijks zeiden wij tegen hen. Terwijl we samen opgesloten zaten in de enige plek waar je terecht kon overdag. De skins kwamen, de punks (hoewel die op dat moment tijdelijk niet meer bestonden, maar binnenkort een revival zouden beleven), de club in ‘t constant zwart & de blowers.
Hoewel tot die laatste club eigenlijk iedereen behoorde die binnenkwam.

Hippies behoorden vanzelfsprékend tot de blowers.
Want: ‘Peace, man!’ zei Jan.
Je hoefde alleen maar binnen te komen om hem dat te laten zeggen.
Ik weet niet of ‘hoi’ toen al gemeengoed was, vermoed eigenlijk van niet, de brabanders waren nog niet in Den Helder aangekomen, dus zal ik wel iets als ‘Heb je een flesje bier voor mij?’ gezegd hebben.
Dan was ik beleefd, vergeleken met de skins.
Maar iedereen kreeg ‘Peace, man!’ voor z’n donder.
Hij zal ‘t wel niet zo kwaad bedoeld hebben.

Er was nog een 3e hippie. ‘t Typetje Koos van Kees van Kooten kreeg een soortgelijk iemand als begeleiding, gespeeld door Wim de Bie.
‘Tof man,’ zei hij altijd, al armslingerend.
Wim de Bie moet dat van hem hebben gekopieerd. Hoewel we hem nooit in Den Helder research hebben zien doen.
Die 3e aftandse hippie was tevens de helderse variant op de man die een gat in z’n hoofd boorde & daarmee wereldberoemd werd. Hij bleef echter bescheiden & bleef lokaal.
Van hem werd anekdotisch verteld dat hij op een avond z’n hele voorraad psylo’s achterover had geslagen. Dat deed ‘m 20 jaar later dansen op graven van de plaatselijke begraafplaats. & Vervolgens zat hij vast.
M’n broer zal wel weten te vertellen of-ie al dood is, gestorven achter de tralies als een kwaadwillende hippie. Ik bel ‘m van de week wel op. Vragen of deze grafschenner evengoed een staatsbegrafenis heeft gekregen.

Jan Bos, waar ik ‘t eigenlijk over had, is naar India gegaan. Hij had er jaren van gedroomd & er iedereen, inclusief de skins, van op de hoogte gesteld.
‘t Was verbazingwekkend hoe skins & hippies vertrouwelijke gesprekken in Den Helder met elkaar konden hebben.
‘Ja man, relaxed man. Ik heb gewoon geld opzij gezet om die trip te maken.’
& De skins verstonden die taal gewoon! Niet normaal!
Als ze ‘Hé man!’ zeiden klonk ‘t wel anders, maar de beide bevolkingsgroepen ontmoetten elkaar daar in hun vocabulaire.
‘Stoned!’ Die uitroep hadden ze ook gemeen. & Voor de rest geen blubber meer uit je mond tevoorschijn kunnen halen.
De punkers voegden niet goed in dat gelijkend taalgebruik. Daarom voortijdig uitgestorven & vervangen door individuen die makkelijker overleefden.

‘Hé man! Cool man,’ kwam Jan Bos binnen in de coffeeshop, ‘ik heb een nieuw vest.’
Een houwtjetouwtjesvest van ‘t dikste wol dat er te vinden was. 3 Jaar later liep hij nog steeds in dat 3e-handsvest. Waarbij je je afvroeg wanneer hij nogmaals zo enthousiast zou zijn over een verandering in z’n leven. Z’n geur was ‘tzelfde gebleven: musk, wierook, hasj, met een vleugje van rotte tanden er overheen zwemend.

Wij waren geen haar beter. Behalve dan dat we in een ander tijdperk waren groot gebracht. Plus jonger.
Doom! Dat waren wij; geen flower.
Oja, we droegen andere kleren ook. & We konden tenminste dansen, niet armen wijd zwieren & draaien op de dansvloer als die last of the hippies van Den Helder. Foreverdromendlanddansje, zo noemden we dat.
De skins zeiden daar niets over. Zij stonden aan de bar met hun flesje bier te wachten tot de band begon. In- & oppompen voor de pogo. Voorlopig de vloer latend voor de eenzame hip.

Uiteindelijk is Jan gestorven. Hij had een ziekte meegenomen uit India.
Bij terugkomst nog een tijd gewerkt om ‘t Helders bos ‘De Donkere Duinen’ te helpen uit te breiden.
Tijdens ‘t werk aldaar ging er iets mis. Flauwte of iets dergelijks. Vervolgens ziekenhuis & nooit meer levend verlaten.

Stiekem hadden we een hekel aan hem. Vooral om zijn: ‘Hé, cool man,’ of de manier waarop hij zijn peuk of joint in z’n hand hield, schuin boven z’n hoof uittorenend, tussen de verkeerde vingers geklemd. Had-ie ingestudeerd. O zo oorspronkelijk. & Overtuigend verdiept daarmee in ‘t schaakspel met 1 van die jonge skinheads die Den Helder rijk was.

Zo jammer evengoed, om de laatste generatie hippie, terwijl ze in andere steden allang uitgestorven waren, zo jong te moeten zien gaan.
Hoewel, we hebben ‘m niet zien gaan. We hebben ‘m niet zien werken voor ‘t bos, we hebben ‘m niet zien liggen in ‘t bed.
We hoorden slechts dat hij er niet meer was.
Zo jammer, zo jong, waar Den Helder toch echt ‘the last resort’ voor de hippie was.

Hoewel ik op weg van Zijperspace naar Den Helder vast nog een vermomde conducteur kan tegenkomen.