Postkinderkookcafé

Ik was te vroeg klaar. ‘t Bier op.
Of ik wilde blijven, terwijl zij ‘t daadwerkelijke kinderkookcafé deed.
De voorkant van ‘t boek kwam alweer te voorschijn. De kaft stond aan de muur te prijken, met herdrukken & latere edities ernaast.
Tante Wil vond ‘t toen een goed cadeau voor een overijverige kok in spe. Maar juist dat boek had de ambitie gesmoord.

Ik zei: ‘Nee. Heb nog andere dingen te doen.’
Liet doorschemeren dat ik ook eten moest.
‘Ja, maar dan kan je gewoon mee-eten,’ stelde ze voor. Met de kinderkokken & haar.
Maar ik wist dat zij ‘t niet zou worden. Uiteindelijk eindelijk. Wat moest ik bovendien met de ongemakkelijkheid van overijverige koks in spe in miniformaat?

Ik vond mijn weg naar een volgende kroeg, voorbij de verjaardag van een sober koffieconcert, met een beperkte toevoer van een drankje of 2, met handig buurtjeleen haalde ik uiteindelijk 4.
Zij gunde me dat extraatje. Wist van m’n werk.
Anders was ik vast niet gekomen.
De vraag om te blijven tijdens kinderkookcafé, de real life versie, was een 1e belofte voor een nuchter vooruitzicht. Dat kon bij mij niet na 4. Progressie, geen degressie.

Volgende kroeg was een bar. Het was meer dan dat, maar aan de toog kon je ongevraagd anoniem blijven. Alleen de barvrouw had ‘t recht meer te eisen.
De spaarzame mannen achter de bar door de jaren heen stonden hooguit  ‘s middags. Ze stegen nooit boven zich uit in deze hegemonie van vrouw.

Ik vertelde van mijn bar. Er gingen 2 klanten plus gepaard gaande spoelbeurten aan vooraf. M’n blik die ‘t professioneel begeleidde. Ook die van haar.
Of ik ook…?
Ja.
Dus vertelde ik waar. & Als ze niets te spoelen had, nam ik de laatste teug & zocht naar nog wat meer van m’n laatste kleingeld.

De volgende dag. Zij met een vriend. & Zowaar een jas waar eerder slechts blouse.
Stel je voor. Je barvrouw van gister heeft een omhulsel.
Tussen de drukte door kreeg ik haar. Ik sloeg er een beurt spoelen voor over.
‘Waarvoor ben je hier?’
‘Ik was op stap. Samen met hem.’
Een knik. Ik zag ‘m. Had ‘m gezien.

‘Ik wist niet dat ik hier was.’
Ik had niet gedacht dat ze hier ooit zou komen. Dat zei ik ook.
‘Sorry, voor gister,’ legde ik uit.
‘Je had niet over m’n bazin hoeven praten.’
‘& Over haar dochter,’ vulde ik aan.

Als je dan straf krijgt, dan moet ‘t maar echt.
‘Wat krijg je?’
‘Nee, niets.’
‘Maar ik heb…’
‘Ik kan me heus herinneren dat ik gister…’
‘Ja.’

Ze kwam nog wel ‘t glas terug brengen.
‘t Boek ‘Kinderkookcafé’ werd m’n laatste herinnering. Maar ik werd te oud voor de inhoud. & Zij kwam er niet in voor.
Ik pikte ‘t glas van haar vriend op bij ‘t passeren van hun tafel. Zij beiden lang voorbij.

Ik lag lang later in bed met haar van ‘t kinderkookcafé. Maar was ondertussen weer in die andere kroeg. Waar de scepter vrouws heerst.
Ik weet niet of nog steeds.

Maar vast nog een man die drinkt in Zijperspace.

kort

Ik droom er wel van. Dat ik korte stukjes kan schrijven.
Wacht, denk ik dan, als ik dat dan wil, dan moet die zin anders.
Dat ik kort kan schrijven.
Geen overbodig woord. Een compacte bom, zo klein, dat je niet verwacht dat er inhoud is. Met samengeperste zinnen van boem betekenis.

Dat anderen dan boffen niet gewend te zijn enigszins hyper te denken. Men zou bij mij verwachten: ik zou snel thuis willen zijn. Waardoor einde verhaal niet lang duurt.
Op de fiets werkt dat wel. Had ik een auto, ik weet niet of ik dan nog wel in woorden denken kan.
Terwijl ik mijn zinnen zich zie ontwikkelen doemen tegelijk alweer de daaropvolgende op, waar anderen zich makkelijker kunnen vastklampen aan wat vergelijkenderwijs sporadisch voorbijkomt. Ze zien de serene rust van een klooster achter hun woordenscherm & ik geloof dat in vergelijk daarbij bij mij een woordenlandschap  duikelt & springt als was ‘t carnaval.

Had ik aan 1 zin genoeg, zou ik straks strak op tijd arriveren, zonder een 2e, misschien wel 3e acceleratie. Zou zweet niet nodig, rode kop overbodig, m’n tekst al geschreven zijn, & zonder doorspekt van de haast die men straks leest.

Maar ja, wat is Zijperspace dan nog, zonder pedaal die gast & plankt.

Vodafoon

Ooit een vodafoon gekocht. Ik geloof dat ‘t zo heette. Hoewel ik nu uit moet kijken dat ik een bepaalde telecompany niet achter m’n broek krijg vanwege valse ‘communicatie’ of ‘berichtgeving’.

‘t Was geen succes. Een digitale voicerecorder, zeiden de advertenties. Druk op de knop, piepklein apperaat waarbij je je best moest doen ‘t juiste knopje daarvoor blindelings te vinden, & je boodschap aan jezelf werd opgenomen.
Voicerecorder noemen ze dat in ‘t engels. In dit geval noemde ‘t productiebedrijf ‘t een vodafoon.
Misschien bestond de voicerecorder toen nog niet. Smartphones moesten ook nog uitgevonden worden in dit tijd van ooit.

Weblogs waren er al wel.
& Daarom dacht ik ‘m nodig te hebben. Ik schreef somtijds wel 3 stukken tekst per dag. Ik had dus al m’n inspiratie nodig om dat vol te houden. & Hoewel ik achter de bar van een brouwerij stond, de eigen bierviltjes altijd in de nabijheid, de onderkant spik & span blank, kwam ‘t er steeds niet van een pen te pakken & m’n invallen van ‘t moment op de bierviltmaagdelijke blankheid van ondersteboven te noteren zo gauw die plotse inspiratievolle boodschappen van binnen te voorschijn plopten.
Te druk, geen ruimte in m’n broekzak, natte viltjes bovendien in overvloed waar penneninkt niet op beklijfde waardoor je door de daarvoor verbruikte bomen ‘t bos van de droge viltjes niet meer zag.

Dus een vodafoon leek de oplossing.
Na aanschaf oefenen thuis. Je leest een boek, ziet een leuke passage, mogelijk bruikbaar voor als je ooit een citaat nodig hebt op de flap van je nog te verschijnen 1e snail-publicatie, inspreken & heel makkelijk oproepbaar met ‘t schijnbaar makkelijk te hanteren opslagsysteem van de vodafoon.
Dun snoertje was meegeleverd, maar ik geloof dat ik daar nog niet eens aan toegekomen ben. Binnen de levensduur van m’n 1e batterij (weet u nog wat dat waren, gij onwetenden van ‘t batterijloze maar powerbankrijke oplaadbare usb-tijdperk?) heb ik de moed in die tijd van toen al opgegeven.

Want buiten voornoemde problemen had ik er zelf ook 1: ik durfde niet te praten. Wel met andere mensen, maar niet tegen mezelf in de toekomst.
Wat moest ik mezelf vertellen. Ja, ik had mezelf weliswaar een duidelijke taak gesteld: de inspiratie opslaan. Maar alles wat ik tegen mezelf zou zeggen was bij voorbaat zinloos. Naar m’n eigen stem luisteren? Horen wat ik te zeggen had wat ik niet meer wist? Een conversatie met mezelf?
‘t Leek allemaal zinloos.

Vodafoon verpieterde. Heeft gedurende de tijd z’n eigen batterij verbruikt. & Legde ongemerkt ‘t loodje.
Pas jaren later heb ik ritueel afscheid genomen door ‘m naar ‘t grofvuil te brengen, afdeling ‘klein electronica’.
Ik geloof nog steeds dat-ie ook daar onopgemerkt voorbij is gegaan.

Vandaag de dag sta ik verbaasd over de durf van mensen om hun boodschappen die ze via een ‘appie’ met anderen willen delen op hun smartphone in te spreken.
Alsof ze in ‘t luchtledige happen naar de vulling van een ballon, zoals in strips (balloon zeggen ze in ‘t engels), terwijl de woorden niet kunnen lezen wat er naast hen gezegd wordt.

We naderen ‘t postballoontijdperk in Zijperspace.

Sambalolijven (een recept)

Er waren veel nadelen aan opgroeien in Den Helder. Een groot bestanddeel van dat hele pakket werd ons inziens veroorzaakt door de aanwezigheid van de marine.
Ik schrijf ‘ons’, want wij 6 broers werden opgevoed door oa onze vader & die had ‘t op veel vlakken fout, zoals vaders zich schijnbaar door de eeuwen heen zijn gaan gedragen, maar zijn oordeel over de gemiddelde marineman was op ervaringsdeskundigheid gestoeld. & Daarmee konden we met hem door dezelfde deur.

Laat ik de korte samenvatting van de oorsprong van die afkeer even geven.
Mijn vader was directeur van een huishoudschool. Dat noemden we in die tijd zo, tegenwoordig mag dat niet meer. Pa corrigeerde ons kinderen bij ‘t gebruik van dat woord, zo tegen ‘t eind van z’n werkend bestaan, ook wel door de woorden IHNO/LHNO te suggereren.
Hij had ‘t er echter te hard ingepompt, geholpen door m’n moeder die haar verhalen uit de oude doos ook niet anders vertellen kon dan larderen met anekdotes over haar opleiding tot naaister dat z’n aanvang nam aan net zo’n huishoudschool.

Kinderen van marinemensen, daar had mijn vader een beetje moeite mee. Dat lag zeker niet aan de meisjes zelf (Huishoudschool jaren ’60/’70: daar zaten alleen maar meisjes op – LTS was voor jongens; bij gebrek aan schoolgaand grut kan ik mijn kennis over de voortgang van de term alleen maar etaleren door naar mijn broer Carel verwijzen, die in Den Helder de 1e jongen was die op een huishoudschool een soortement voorbereidende zorgopleiding ging doen, maar dan hebben we ‘t ook alweer over 40 jaar geleden).

De marinemannen waren lang van huis. 1 Jaar je vader niet zien was geen uitzondering voor marinekinderen. ‘Wie is die man die op zondag ‘t vlees snijdt?’; die situatie werd in Den Helder in 1000-en gezinnen tot mamoetproporties uitvergroot. Hij kwam plots weer terug, zoende zijn gezin gedag & was vervolgens de boeman waar moeders & kinderen aan moesten gehoorzamen, terwijl die laatsten juist gewend geraakt waren aan een vroeg meedenkende moeder, die zich een jaar, of soms wel langer, geëmancipeerd waande.

Mijn vader-de-directeur kreeg die norse vaders-de-marinemannen, druk doende de machtsverhoudingen de juiste kant weer op te doen wankelen, over de vloer. Want plots functioneerden de meisjes niet meer al te best, waren onzeker &, ik kan ‘t historisch niet bewijzen, maar zaten vast ook wel af & toe onder de blauwe plekken van de ongehoorzaamheidsklapjes.

Er was echter ook een goed ding wat wij in Den Helder hebben overgehouden aan ‘t verblijf van die mannen in den vreemde. Ze raakten gewend om in de ‘koloniën’ ander eten voorgeschoteld te krijgen. De vroege supermarkten voorzagen daar in 1e instantie niet in, maar een bepaalde import, wellicht via de marinehaven zelf, zorgde op een gegeven moment voor een redelijke instroom van oosterse producten, lang voordat sambal gemeengoed werd in de rest van ‘t land.

Fusion koken was ook alweer zoiets dat in die tijd nog niet z’n intrede had gedaan. In mijn geboortestad waren er evengoed al vroeg kookgrage marinemensen die de scepter van de vrouw in ‘t rijk van de keuken overnamen (hoe moest zij nou weten wat lekker was, als zij ‘t nog nooit gegeten had?).
& Zodoende, zowel huidhoudschooldirecteurvaders als marinemanvaders waren op vakantie & hun respectieve kinders hoefden een keertje niet mee vanwege oud genoeg om zelfstandig te worden, leerde ik op 17-jarige leeftijd tijdens logeerpartijen bij een klasgenoot de heerlijke combinatie kennen van aardappelen met sambal.
Een revolutie in stante pede.

De olijven hebben ook al een tijd geleden kennis gemaakt met lekker heet. Ze zijn gevoeglijk sambalolijven gaan heten, waarschijnlijk omdat ‘t toevoegen van sambal de eenvoudigste, snelste & goedkoopste manier is om je olijven heet te maken. Maar wil je ze écht lekker, dan kan je beter nu even naar me luisteren.

Ik heb ‘t grote voordeel verworven dat ik niet zo goed tegen bepaalde suikers kan. Natuurlijk hebben de oosterse mensen (of de mensen die bepaalde aspecten van hun keuken hebben overgenomen) ‘t lekker bevonden om dat ten overvloede in de naar ons toe geëxporteerde potjes sambal te stoppen. Jarenlang mijn favoriete etenswaar, maar door stoelgang gedwongen dat te gaan vervangen door gewoon echte rode pepers.
De zoetigheid, die ik toch ook best weet te appreciëren, vervang ik in m’n maaltijden zo af & toe met stevioglycosiden. Dat is een verdunde poedervorm van de natuurlijk zoetstoffen in ‘t plantje stevio. Waar ik dus stevio gebruik, mag iemand die me na wil volgen ook best suiker gebruiken, maar men dient beter niet mij ‘t resultaat vervolgens voor te schotelen.

In oorsprong heb ik onderstaande gewoon ergens anders vandaan gejat. Of nee, ik heb ‘t op die wijze gemaakt & niet goed genoeg bevonden. Mijn advies derhalve mbt mijn methode: wil je er echt liefde in stoppen, probeer onderstaande 1st uit & pas dan ‘t recept aan & strooi de ingrediënten met losse hand & naar welbevinden over de olijven uit, waarna de olijfolie eroverheen geschonken kan worden. Stop ‘t in een hersluitbare pot die je zonder problemen of lekken zo af & toe om kan keren. & Laat ‘m liefst 20 uur op kamertemperatuur staan.

3 ons groene ontpitte olijven
1 eetlepel stevioglycosiden
3 rode pepers, fijngesneden
5 groene pepers (vooral niet heet), idem
3 tenen knoflook, evenzo
1 eetlepel paprikapoeder
1 theelepel komijnpoeder
1½ theelepel gedroogde oregano
3dl olijfolie van redelijke kwaliteit

Maar in Zijperspace gebruiken we gewoon de losse hand.

Opsluiting

Vandaag krijg ik een online geestelijke opknapbeurt. 1tje Die een paar sessies moet gaan duren & waar anderen ook bij betrokken zijn. Waar anderen werkend overleggen via eenzelfde methode doen wij een opknapbeurt, zodat we…
Nee, eigenlijk moet ik hier voor mezelf spreken, want ik ken die anderen nog niet.

… zodat ik er iets van opsteek & een stapje verder maak naar wat komen moet. Bredere schouders vallen er onder. & Wat meer kracht. Dat ik ook meer pressie kan zetten. & De algehele chaos die moet wat vaker de deur uit.
Hoewel die chaos wellicht wat overdreven is. Ik heb nl systemen voor om overzicht te hebben. Voor elke handeling zo’n beetje. Zullen anderen ook wel hebben. Ik moet ze alleen bij alles paraat hebben, want anders…

Dat ‘anders’ komt later wel. Voorlopig betekent ‘t vandaag dat ik mezelf vrijwillige opsluiting heb toebedeeld. Opsluiting die eindigt na de online opknapbeurt.
Die opsluiting betekent automatisch dat ik vandaag extra veel zin heb om naar de volkstuin te gaan. Want wat niet kan of mag dat wordt als vanzelf een extra lekker ongrijpbaar ding.
Tijd, denkt ‘t, voelt ‘t vooral binnen in me, om de stenen van ‘t pad er uit te halen, de wortels van ‘t onkruid, dat steeds door de kieren omhoog komt, te verwijderen. & Daarna tijd om de stenen terug te leggen tot een egaal, niet bollend, pad.

Ik ben ook al berichten aan ‘t versturen, een stelletje of een hele hoop daarvan, van vol enthousiasme over wat ik allemaal ga doen met ‘t extra stukje tuin dat Tineke & ik gaan bijhouden. Een stukje dat deel uitmaakt van de algemene ruimte, de openbare ruimte van ‘t volkstuincomplex, dat tevens deel uitmaakt van ‘t Ecolint dat door Amsterdam loopt.
Ik heb die berichten nog niet geschreven, maar ze zijn al onderweg in m’n hoofd. Waarin ik vertel dat ik alle insecten te voorschijn zal toveren die in dat stukje Ecolint rondscharrelen. Dat wat nog niet gezien wordt ik zichtbaar zal maken.

Ondertussen lijkt er een groter slot op m’n voordeur te zitten dan voorheen. & Degene die de sleutel heeft omgedraaid lijkt ‘m gelijk te hebben doorgeslikt. Ik zit hier achter gesloten deuren.
& Als ‘t straks half 5 is, de bredere schouders mij zijn toegerust, de kracht een pietsje is toegenomen, meer pressie tot mijn nieuwe hulpmiddelen behoort, dan verwacht ik regen & zware wind. Zeker ook een voortijdig invallen van duisternis.

Online is vast goedkoper. Maar ik twijfel toch altijd nog een beetje over de duurzaamheid van producten die mij via die weg bereiken.

Hoewel teksten niet beantwoorden aan die regel van Zijperspace.

OLVG

Ik had eigenlijk geen idee. Ik ging zeg maar blanco naar binnen. Op zondagochtend, leek me logisch, blijkt ‘t redelijk stil, staat er een man (bewaker? gastheer? service? wegwijzer?) achter spanbanden die de weg versperren op de aangewezen route na, zodat je niet zonder zijn goedkeuring hem voorbij komt, & wordt de servicebalie (heette vroeger receptie?) nog maar net door de zondagse dienst in werking gezet.

Een schuchter ‘Apotheek?’ helpt niet.
1st Word je gemaand bij de ‘wasstraat’ (zoals bij de IVN-Zomerweek, leg ik later wel uit, niet voor je vieze bordje-bestekje, maar voor je handen) aan de slag te gaan, maar met een o zo vriendelijk gezicht dat je van een andere wereld moet komen wil je die man niet gehoorzamen.
Handen gedroogd na de wasbeurt, heeft hij ondertussen al informatie ingewonnen.
‘Ik hoor dat de apotheek om 10 uur open gaat. Maar u mag evengoed zelf wel even kijken.’
‘Ik heb daarnet online gekeken & gezien dat ze om 9 uur open zouden gaan.’
Minzame glimlach, met alle begrip.

Dan passeer ik 4 zorgmedewerkers, die zo heten omdat hun officiële functie niet van hun gezicht of kostuum af te lezen valt. Bovendien ook omdat ze met die titel door een spandoek & begeleidende dankbloemen aan ‘t hek van ‘t park aan de overkant geprezen worden.
Ze nemen afscheid op een afstand die buiten deze deuren tot een boete of vermaning zou leiden.
‘Slaap lekker,’ zegt de 1.
‘Ja, jij ook,’ zeggen er 3.
De dame die voor mij bij de wasstraat al eerder klaar was met handen wassen vraagt ‘t duo zorgmedewerkers dat in dezelfde richting loopt: ‘De apotheek…?’
‘Nee, weten we niet,’ reageert 1 zorgmedewerker. ‘Ze hebben ‘t al een paar keer aan ons gevraagd, maar we weten gewoon niets.’
Dan kunnen ze beter maar snel gaan slapen. Of 1st wat drinken, dat schijnen zorgmedewerkers met nachtdienst te doen in ‘t ochtendgloren. Hoewel die cafés vast ook gesloten zijn. Net zo gesloten als de OLVG-apotheek.

Een uur later weet ik gelukkig nog steeds de moeilijke naam van m’n neusspray uit m’n hoofd.
‘Maar,’ zegt de apotheekmedewerkster, die in een ziekenhuis, is inmiddels mijn ervaring, net zo goed dokter had kunnen zijn, zo verstandig & van alle markten thuis, ‘om eerlijk te zijn, die spray zorgt er niet voor dat u ‘t minder benauwd gaat krijgen.’
Dáár had ik me wel op voorbereid. De sfeer, de leegte, ook een uur later nog steeds gelijk: dat niet.
‘Weet ik. Maar ik ga er wel wat beter door m’n neus van ademen. & Door de eikenprocessierups heb ik ‘t sinds afgelopen zomer snel benauwd.’
Daarop gaat ze haar best doen in zoverre dat mogelijk zou kunnen zijn & krijgt dat vorm in een goede uitleg hoe ik de doktersdienst telefonisch in moet schakelen voor ‘t verkrijgen van een recept.

De man bij de entree & ik kennen elkaar inmiddels. De verplichte wasbeurt is een 1 keer per uur terugkerend ritueel inmiddels. Maar toch zal ik straks eens proberen een wat definitievere ‘Tot ziens’ uit te spreken.
‘t Gesprek met de doktersdienst was soepel verlopen. Ik had al m’n gegevens opgelepeld, waarna de instructie volgde dat ik teruggebeld zou worden & daarop moest wachten. Nog voordat ik op m’n fiets kon stappen was dat al ‘t geval. Opnieuw m’n verhaal verteld, wat extra informatie, een grapje tussendoor; ach, ‘t kwam allemaal goed. Ook al twijfelde de dame aan de andere kant of ik ‘t wel bij ‘t OLVG mocht ophalen: die was alleen voor corona.
Maar toch, uiteindelijk, tijdens een korte bespreking met mij in de wacht…
Over een uur zou ‘t recept daar liggen.

Ik nies in de tussentijd. Tussen de 2e keer de goede welkomstman ontmoeten (heen & weer geloop niet meegerekend) & de laatste maal.
Ik nies. Bij mij zelf thuis, in afwachting tot ik weer vertrekken kan voor ‘t ophalen van mijn medicijn.
Ik had niemand zien niezen daar, noch gehoord. Maar ‘t was al zo leeg. De echo van lege hoge hallen zal elk geluid verspreiden & mijn neus, ook nies, verraden.

Vreemde fantasieën ontstaan na zo’n nies. ‘t Werd moeilijk onschuldig de bewaking te passeren, eens de goede man. Je weet maar nooit waar je belandt als ‘t je juist daar opnieuw gebeurt. & Dan is ‘t maar al te makkelijk om mij in leegte weggevoerd te krijgen. De leegte van dit ziekenhuis op zondag, de achter gesloten deuren waar de zorgmedewerkers nachtdienst draaien. Al was ‘t slechts voor verkoudheidsquarantaine. Of voor een kriebel in de neus die bij gebrek aan neusspray was ontstaan, maar zich erger kon ontwikkelen.

Ik loop de deur uit, de rolstoel-langzaam draaiende deuren die stoppen als de voetganger te snel wil. Heb nog net ‘Tot ziens’ gezegd.

Hoop echter dat ‘t daarbij blijft in Zijperspace.

Tweeënhalf

Sommige zogenaamde grapjes over m’n sluimerende hypochondrie kan ik ondertussen beter laten. Zeker nu deze afwijking algemeen lijkt te zijn geworden. ‘t Zou ook kunnen dat ‘t in deze tijd niet meer raar is ermee behept te zijn. Ik maak nu deel uit van de druppels die een doorsnee buitje vormen.

Ik vertelde in spaarzame gesprekken dat ik 2½ keer had gedacht dat ik ‘t te pakken had. ‘t Was op waarheid gestoeld, maar hoe leg je dat halfje uit? Dus liet ik dat maar in ‘t midden. Inmiddels was mijn ervaring dat ‘t gesprek er moeiteloos overheen stapte, want tenslotte had iedereen er iets over te zeggen. Dat van die experts, dat zijn we inmiddels inderdaad allemaal. Maar omdat je niet alles tegelijk kan volgen, slechts een enkeling die nog geobserdeerder was, had iedereen wel een nieuwtje die je gedurende ‘t corona-praatje als aanvullende informatie ertussenin kon stoppen. Zodoende werd de wijsheid genivelleerd & werden we allemaal lid van ‘t RIVM inzake ‘t ongevraagd via de sociale media advies geven. & Was dat halfje van mij ondergesneeuwd.

Ik werd als vanzelf op m’n plek gezet, gewoon tussen de rest van de meute die in ‘t ochtendlijk ritueel bezorgd met de zakdoek de neus droog veegde, twijfelend de keel schraapte & wat klonken we met z’n allen plots hees bij de dagelijkse 1e poging tot conversatie.
Maar dat laatste kon ik pas controleren als ik iemand tegenkwam of anders aan de lijn kreeg. Dat gebeurt in vrijgezelligheid niet zo snel, zeker als je niet over ‘t talent tot zelfconversatie beschikt, maar dat kwam nu wel heel duidelijk naar voren.

Ik ging niet naar de tuin, bij mijn 2 volle aannames dat ook ik een slachtoffer was geworden. Tenminste, dat was de bedoeling. In de loop van de dag, beide keren, voelde ik me enkele uren later toch redelijk opgeknapt. Ik zal wel de milde versie hebben, was ‘t excuus voor de wetenschap dat ik alweer de ziekte had opgelopen die op dat moment ‘t meest levensbedreigend was. & Omdat ik dat langzaam begon te beseffen, ik ‘t m’n hoofd in liet sijpelen, kon ik me beter vast langzaam voorbereiden terug te treden in de maatschappij, na toch wel 12 uur daaruit afwezig te zijn geweest, door de 1e voorzichtige stappen te zetten in de tot dat moment nog steeds stille volkstuin.

& Dat halfje, dat was zomaar een extra snotverkoudheid, toegiftje voor ‘t moeten missen van een echte vervulling van ‘t noodlot dat mij toch eens zou moeten overkomen.
Als donderslag bij heldere hemel van ‘t ochtendgloren had ik zoveel druip aan m’n neus dat ik bang was dat mijn 3 laatste pakjes papieren zakdoeken nooit zouden kunnen voldoen. Daarbij niet vergetend me ook nog zorgen te maken over m’n overvolle koelkast & vriezer, of die 2 in de weken die ik verstoken van verse boodschappen wel zouden zijn opgewassen op deze zorgwekkende situatie.
Halfje, omdat dit de ziekte niet zou kunnen zijn. Dit was ordinair & inmiddels ouderwets, waar ik maar snel vanaf moest zijn, want 3 dagen later zou mijn verjaardag in eenzaamheid van max 2 man gezelschap plaatsvinden.

Morgen vier ik dat ik alweer een maand niet te maken heb gehad met zelfinbeelding, opgelegde doemscenario’s & toch ook ‘t ontberen van reële lichamelijke ongemakken. Ik heb me laten vertellen dat mensen die ‘t doorgaans wat moeilijker hebben, in deze tijd van crisis ‘t hoofd wat rechter kunnen houden. Er is genoeg vergelijkingsmateriaal van anderen die ‘t gedurende deze corona-periode ook niet zien zitten, waar zij juist al een tijdje gewend zijn aan een continue crisis.
Ik ben niet zo’n persoon. Ik kom eigenlijk niet eens tot dat halfje. ‘t Nadeel is alleen dat ik dat achteraf pas weet.

Alleen maar druktemakers in Zijperspace.

Fixeren

Na de apotheek, fiets kon blijven staan, ging ik naar hun buren. Drogist.
Als je je fiets neerzet, op slot doet, heb je de tijd om te kijken wat de procedure is, al sleutel uit broek halend, slot openend, door de spaken trekkend, sluitend, klaar. Dan heb je in de tussentijd gescand hoeveel mensen er in de winkel zijn, of er mandjes staan, poster met RIVM-richtlijnen, waarop ‘t moeite kost ‘t alsnog toch fout te doen.

Niet dus in dit geval van ‘recht zo die gaat’. Ik wist waar ik m’n spul moest halen. Dus flitste ik zonder gebruiksaanwijzing meteen op m’n doel af.
De dame die de winkel bewaakte, geen kassa hoefde te doen blijkbaar, had ‘t meteen in de gaten.
‘Meneer, zoudt u een mandje willen gebruiken?’
Oeps, toch fout gedaan in m’n poging er in & er uit met gezwinde spoed. Om in deze tijden zo iets bruuts & ongehoords goed te maken moet je niet schromen bovenop je eigen intuïtie te zitten & de schuld in je toestand van ‘t moment te zoeken & dat vooral zoveel mogelijk op jezelf betrekken. Dan kan je bij ‘t boete doen niet makkelijk een dubbele fout maken.
‘Ojee, ik zit ook nog veel te erg in m’n ochtendmode,’ reageerde ik, hopend dat ik dat engels deel van ‘t laatste woord duidelijk genoeg uitsprak.
De waakhond lachte & keurde goed. Met een mandje mocht ik vervolgens mijn weg tussen de schappen vervolgen.

De kassajuf was timide. Ik kende haar van een keer daarvoor. Had ze nog maar net haar 1e instructies gekregen – pre-coronatijdperk. Volop fouten ging ‘t toen. Nu was ze volleerd, alle instructies in haar handelingen verwerkt.
Dus mandje aangeven, spullen er in laten, Ton, & goed opletten wat ze verder van me wil.

10 Min later sta ik weer bij ze op de stoep. ‘t Blauwe mandje vulde ik met wat ik nog maar net bij ze had gekocht & via de pijlen volgde ik de grote omweg terug naar de kassa.
‘Ik heb niet opgelet daarnet,’ zeg ik, ‘ik had andere tape nodig. ‘t Is om m’n grote teen te fixeren & deze zijn daar niet voor geschikt.’
Zo’n detail er in verwerken, dat maakt de mensen week. Hoe vaak op een dag horen ze tenslotte de uitdrukking ‘grote teen’?
‘Heeft u ‘t bonnetje nog?’
‘Nee, die hoefde ik daarnet niet van je te hebben,’ bekende ik mijn fout schuldbewust.
Ik mocht terug naar ‘t schap om de juiste tape te pakken. De mandjeswaakhond, ze had vlak voor m’n vraag om hulp er weer 1 te pakken & met haar vergoelijkende lach tot mand bewogen, begeleidde me naar de ditmaal juiste verpakking.

‘O, dit zijn inderdaad andere,’ werd aan de kassa geconstateerd, ‘& veel goedkoper, want ze zijn in de aanbieding. Heeft u er dan 30 cent bij?’
‘Dan kan ik misschien beter er nog een paar bij kopen. Dat kost jullie minder wisselgeld. Als ‘t toch in de aanbieding is.’
Ik als grootverbruiker, dacht ik daarentegen vooral, moet alles zo goedkoop mogelijk. Dus slungelde ik schuldbewust tegen de richting in terug voor 3 extra. In een oogwenk me ervan bewust dat er weer wat fout ging, maar vooral negerend.

‘Heeft u er 5 cent bij?’ was ditmaal de vraag.
Met een royaal gebaar peuterde ik tussen sinds lang niet gebruikte munten & vond er 1.
‘Sorry voor de overlast,’ was mijn gemeende excuus richting kassa, daarbij ook nog een blik werpend naar de dikke man achter me, die 2 maal een rare beweging met zijn massa had moeten doen om mij er langs te laten. ‘t Zat wel goed, blikte hij terug op mijn zwijgzame schuldbewustheid.
Achter me had weer een nieuwe klant de royale, vergoelijkende lach verdiend.

Voor ‘t archief van Zijperspace, afdeling van ‘toen-normaal’, schappen met alles ‘weet-je-nog’, insteekmap ‘winkelnorm’.

Hekeligs

Ik erger me vooral aan mezelf in situaties waarin ik met iets bezig ben & er alweer niet bij stilsta dat ik ze doe.
Je zit op de wc & dan…
Jij maakt er altijd iets plats van.
Jij praat nooit door.
& Jij bent een jij-bakker.
Altijd mezelf afgevraagd waar ze dat woord vandaan gehaald hebben.
Maar ken jij dat dan niet, dat je met iets in je handen staat & dan… Zoals vanochtend: ik sta bij de wasbak, realiseer me dat ‘t water gekookt heeft & ik vraag me vervolgens af waar ik de thermoskan voor de thee gelaten heb.
Ik heb geen thermoskan.
Ja, die ken ik. Fons Jansen verkleed als kind die de dominee vertelt dat god niet bestaat omdat ze thuis geen achtertuin hebben.
Maar dan leuker verteld. Waar was die thermoskan, voordat dit ook weer een anticlimax wordt?
In m’n rechterhand.
Hm, dat was leuk. Maar ‘t duurde te lang voordat de clue kwam.
‘t Ging mij er ook niet om iets leuks te vertellen. ‘t Ging er om dat ik op sommige momenten een hekel aan mezelf heb.
Vertel dan nog iets hekeligs, kan ik dit keer misschien wél lachen.
Dat als ik uit de douche kom & m’n sokken niet meer kan vinden. & Dat ik me nog zo had voorgenomen bij ‘t uittrekken dat ik diezelfde fout niet nog een keer zou maken, want ze moesten in de was.
‘t Is de manier waarop je je anekdotes vertelt, waar je een hekel aan jezelf zou moeten ontwikkelen. Wát je beleeft is op zich heus wel de moeite van ‘t vertellen waard. Jij ben ‘t die ‘t tot iets droevigs maakt.
Maar ik word er ook best droevig van.
Dan moet je daar iets aan veranderen.

1 & Al mijmer in Zijperspace.

Instaspaced (XXV)

Dus mocht u ooit, in dermate detail, uw geloof willen belijden, een kruis op voorhoofd met natte vinger rechtstreeks uit doopvont, waag 1st de zegening van ‘t nest ontvlieden als was ‘t slechts larvaal omhulsel, instinctief vertrouwen te vinden niet in vinger gods, maar perongeluks passant, ook al bekt ‘t beter met riskant.

Veel praatjes met plaatjes vandaag te Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)