Beddenpislikeur

Sinds 1906 is de Paardenbloem een waardeloze plant. Dat is te danken aan Hendrik Heukels, die bekend staat als de man achter de Beknopte en de Geïllustreerde Flora voor Nederland. Toen hij bezig was een boek met Nederlandse plantennamen samen te stellen moest hij uit de overdonderende hoeveelheid aan benamingen een ‘officiële’ kiezen. Daarbij koos hij om deze in Nederland wijdverbreide plant gelijk te stellen met ‘Paarden’kastanje: ‘niet eetbaar’.
Blijkbaar had hij de benaming Molsla overgeslagen, verwijzend naar de geelgekleurde bladeren die men onder molshopen kon vinden en goed, want niet té bitter, eetbaar bleken. Maar goed, dat was armenvoer en wellicht werd van deze maaltijd niet gebruik gemaakt als men rijk en geletterd was. Ook in Leningrad werd tijdens de Tweede Wereldoorlog de Paardenbloem ingezet om bij gebrek aan groenten het vitaminetekort te bestrijden.
Men zou kort door de bocht kunnen zeggen: de Paardenbloem heeft er gedurende de eeuwen voor gezorgd dat armoe kon blijven bestaan en dat er tegenwoordig nog steeds veel Russen zijn. Wat betreft vitaminen scoort Paardenbloem anderhalve keer zo hoog als de nummer twee op de vitamine-A-topscorelijst van groenten.

Maar aangezien we in Nederland over het algemeen rijk genoeg zijn, kunnen we net zo goed minder gezonde dingen doen met deze plant. Wat zou je zeggen van het maken van koffie (die er niet als koffie uitziet, maar wel lekker naar noten kan smaken) door de wortel te drogen, te roosteren en vervolgens te vermalen. Dan zal men wel tot de herfst geduld moeten betrachten met het opgraven ervan en tegen die tijd is men dit verhaal alweer kwijtgeraakt in de krantenbak.
Het maken van bier met behulp van de bloemen is veel gedaan in Engeland (Dandelion Stout) en in België werd de microbrouwerij Fantôme onder liefhebbers beroemd door zijn jaarlijkse Pissenlit (Frans voor ‘beddenpisser’ oftewel: Paardenbloem). Ook dit is echter niet iets om thuis in Amstelveen te doen.
Mocht men echter nog een veldje dat welig tiert met Paardenbloem weten te liggen, schaf dan twee vrienden en twee lege flessen plus één fles wodka aan. Schenk in elke fles een gelijke hoeveelheid van de drank en vul de rest op met de bloemen. Zo min mogelijk groen: dat maakt het bitterder. Als bij het bloemenproppen op een gegeven moment het vocht de fles uit wil draait men de dop er op. Vervolgens thuis de fles goed schudden en donker wegzetten. Eventueel kan men ook nog wat sinaasappelschil toevoegen, maar de daadwerkelijke afwerking vindt plaats na twee weken als de smaak van de bloem de wodka in is getrokken: zeef de bloemen er uit en voeg zo’n 100 gram suiker toe en roer tot de suiker is opgenomen.
Nodig vervolgens uw vrienden weer uit voor een gezellig avondje Beddenpislikeur.

Als ze maar niet komen pissen in Zijperspace.
(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)

Dennenprocessierups

Ondertussen weet heel Nederland wel dat brandharen van vlinders niet bepaald iets is om naar uit te kijken. Menigeen heeft inmiddels kennis gemaakt met de jeuk die de Eikenprocessierups daarmee kan veroorzaken. Om nog maar niet te spreken over andere overlast, zoals bijvoorbeeld ademhalingsproblemen, die een gevolg van die haren kunnen zijn.
En dan is de Dennenprocessierups ook nog in de aantocht: die nadert ondertussen de grens tussen Frankrijk en België. Met nog meer haartjes (miljoenen!) op z’n rupsenhuid een nog jeukender vooruitzicht dan de eikenversie.
En dat zijn niet de enige brandhaardragende rupsen in Nederland.

Van de Bastaardsatijnrups valt echter in Amstelveen niet veel te vrezen. Veel van de jeuk veroorzaakt door deze vlinderlarve ziet men vooral in de omgeving waar duindoorn groeit. Dat plantje, die men veelvuldig aan de kuststreek kan vinden, schijnt deze rups lekker te vinden tot het moment dat hij besluit zijn vleugels uit te slaan. En tijdens die tocht richting volwassenheid, weg van zijn oude stek, vindt de ontmoeting met badgasten plaats met niet alleen door zon gebrande huiden tot gevolg.
Dan is er ook nog de Plakker, die vooral van loofbomen en struiken houdt. Ook van deze vlinder zouden de rupsharen jeuk kunnen veroorzaken, maar dat zou nog best mee kunnen vallen, want dit komt zelden in het nieuws. Hooguit wanneer mensen de rups verwarren met de Eikenprocessierups.

Recent is een natuurlijke vijand van drie van bovenstaande vlinders (plus de net in Limburg gearriveerde Bruingemarmerde stinkwants) ontdekt in eitjes van een Eikenprocessierups: het kleine bronswespje Anastatus bifasciatus, helaas nog zonder Nederlandse naam. Daarbij is geconstateerd dat het alleen maar om mannetjes van deze ei-parasiet ging. Aangezien mannetjes minder groot zijn dan vrouwtjes van deze soort, wordt vermoed dat vrouwtjes van deze wesp alleen geboren worden uit geparasiteerde eitjes van de Bruingemarmerde stinkwants dan wel de Plakker.
De hoop voor Amstelveen is dus dat de in het zuiden des lands wonende Plakker net als de Bruingemarmerde stinkwants langzaamaan richting Noorden trekt. Daarbij worden deze plus dat kleine bronswespje waarschijnlijk vergezeld van de Dennenprocessierups die net als de Eikenprocessierups kan zorgen voor de kleine bronswespmannetjes. En vervolgens kunnen die mannetjes de vrouwtjes bevruchten die uit de Plakker- dan wantseitjes tevoorschijn komen.

Een ingewikkeld verhaal wellicht, met vier verschillende organismen die op trektocht naar het Noorden zijn, maar misschien dat men er minder jeuk van krijgt nu men weet hoe dat hopelijk bestreden gaat worden door kleine helden en heldinnen uit het zuiden.

In Zijperspace begint ‘t al te kriebelen bij ‘t gebruik van ‘t woord jeuk.

(Column namens IVN geschreven voor Amstelveens Nieuwsblad)