De volgende dag is begonnen. Ik kan me niet herinneren dat ik de voorbije buiten ben geweest. ’t Was een vrijwillige afsluiting opnieuw, zonder dat ik erg had in ’t vervloeien van de tijd.
Hoewel, ik ben nog even op m’n sloffen m’n coach achterna gelopen, zij onderweg naar haar fiets.
Ik had nog 1 onderwerp. Dat ik maar 1 keer korting krijg bij de bioscoop. 1 Keer per maand.
‘Ha, je bent dus naar de film geweest!’
Dat deed haar goed.
Blijkbaar bang dat ik te veel in isolement terechtkom. Opgelucht dat ik een stap heb genomen.
Zo voelt ’t. Vast een misinterpretatie. Ze was ook blij dat ik weer schreef. Dat zou ze gaan lezen.
In dat korte samenzijn geen tijd gehad om te zeggen dat ’t best wel wat teksten waren. Want we moesten ook nog zaken op orde stellen.
Hoewel, als ik een roman zou schrijven dan is dat wat ik schrijf, hooguit een stuk per dag, niet toereikend. Een boek is daar niet van samen te stellen. Bovendien heeft de tijd me ondertussen achterhaald. Wie lust er nog papier omhuld door een kartonnen omslag. Waar je niet doorheen kan bijten. Niets te negeren valt, de eindigheid zichtbaar door dat ’t tegelijkertijd tastbaar is. Al is ’t maar door de dikte van de opgestapelde bladzijden.
Digitaal heeft slechts de oppervlakte gegeven, ’t reliëf weg gehaald. Ik kijk constant hoe diep de bladzijden liggen op elkaar die ik nog heb te gaan. Waar de uitdaging schuilt. Waar m’n vermogen tot volhouden zich laat duren.
Onderwijl is alles wat ik produceer net zo’n platte aarde. Men heeft een scherm. Daar blijft ’t bij.
Vroeger was ik barman. Toen wisten ze tenminste dat ik ADHD had. Was net uitgevonden.
Wisten zij veel wat nog zou komen in Zijperspace.