Ik weet evengoed niet hoelang ik hier mee door kan gaan. Weg van alles, slechts bereikbaar voor wat voorbij komt. & Dan slechts een simpele communicatie, een begeleidend oogcontact hooguit.
& Des te langer ik dit volhoud veroorzaakt dit een vaker terugkomende herkenning.
Ik reed langs de Gaasp. Kwam de paardenvrouw van gister tegen terwijl ik, langs de weg, goedkope boerderij-eieren aan ’t kopen was. Geld in de brievenbus naast de kast. Eieren inladen, geld uittellen, dat soort handelingen.
Je zou bijna fooi geven, maar ongeschreven omgangsvormen zeggen dat dat bijna een belediging is.
Vervolgens moeilijk opstarten, maar daar kwam de paardenvrouw me tevoorschijn. Zonder haar pupil van eergister, maar wel met paard.
‘Hoi, dezelfde route weer?’
‘Nee, dit keer in tegenovergestelde richting,’ terwijl ik de eieren op een veilige, onbreekbare plek legde in m’n bak, ’t zal wel bovenop m’n winterwarme regenjack zijn geweest.
‘Wij ook,’ zei ze voor hen beiden.
Dus een 2e ontmoeting leek aannemelijk. De padenroutes zijn niet zo groot. Voor paarden evenmin. ’t Zou waarschijnlijk een half uur duren.
& Zo bleek.
Maar tot dat moment vooral lezen & piekeren. ’t Boek dat daarbij niet naar binnen kwam. De woorden waaiden weg voordat ze ’t eind van de zin hadden gehaald. Met nagenoeg windstil. Hoewel de kraanvogels last hadden van de wind die hen naar ’t westen dwong, maar toch niet op kwamen dagen.
Ondertussen mezelf afvragend of m’n geheugen defect was, opnieuw, erger dan eerder voorgesteld. Alsof juist die veronderstelling me genoeg rust zou geven om uit ’t boek van kronkelende zinnen een verhaal te kunnen vormen. Je leest tenslotte. & ’t Boek wil uiteindelijk uit, zo smeekt-ie, fluisterend in m’n oor.
Ik ben verder gekomen. Af & toen noodzakelijk gestoord, ik kan ’t immers niet laten m’n hoofd op te heffen bij de vooraankondiging van een volgende passant, ook al was ’t zonder paard. Maar ik ben beter gewend aan voetstappen & fietsgedruis, dus daar zit een deurbel.
Maar ze zijn naasten, ze behoeven uitleg waarom ik hier ben. ’t Paard is. Je kan niet om z’n hoeven heen.
Dus moet ik eerlijk zijn.
Dat doet hij ook als-ie ziet dat ik de klep van m’n bakfiets ter zijner glorie & rust dicht doe als in aantocht. Me dankbaar, een snuif door de neus als hij & z’n begeleider een moment halt houden.
M’n boek opzij. Ik adem & spreek terug. ’t Gaat vloeiend, zoals ik eigenlijk wel van mezelf gewend ben.
Een ademtocht uit Zijperspace, een zucht van ontspanning tegelijkertijd.