Stella gaat emigreren naar Culemborg, weet Judith me over de telefoon te vertellen. Er moet voor haar een afscheidsavondje van ‘t amsterdamse uitgaansleven georganiseerd worden. Juist omdat ze daar de laatste tijd absoluut niet meer aan toegekomen is. Komt door de snelle komst van haar 3 kinderen, weet ik zelf in te vullen.
Ik moet er ook aan meedoen, vindt Judith.
‘Culemborg, waar ligt Culemborg eigenlijk?’ vraag ik. ‘In Limburg?’
‘Nee, joh. In Utrecht.’
‘Waarom daar? Waarom wil ze uit Amsterdam weg?’
‘Dat vroeg ik me ook af. Ze hadden 1st een huis in Haarlem op ‘t oog, dat kon ik nog wel begrijpen. Best wel gezellige stad, in de buurt van Amsterdam nog steeds. Maar Culemborg…. Da’s zo ver weg. Je bent gelijk in een andere wereld. Helemaal geïsoleerd met je gezin. Maar Stella wil niet dat haar kinderen in de stad opgroeien. Dáár krijgen ze meer kansen, zegt ze.
M’n man & ik wilden op een gegeven moment ook iets buiten de stad hebben, wat meer rust, wat meer ontspanning ook. Voor ons & voor de kinderen. We hebben toen een vakantiehuisje gekocht in Limmen. Dat ligt in Noord-Holland.’
Alsof ik niet weet waar Limmen ligt. Maar ik voel aan Judith’s stem dat ze dat zich nog net realiseert.
Ik heb 1maal gevraagd of Judith mee wilde lopen. M’n eigen broer had daar geen zin in. Wat moest-ie nou lopen met een broer die leed aan hyperventilatie? Wat moest-ie zeggen tijdens zo’n wandeling? Wat moest-ie zeggen tegen iemand die dacht dat z’n hoofd straks zou xploderen, z’n hart ‘t spontaan zou begeven, z’n longen in elkaar zouden klappen? Bovendien zat-ie al dag in dag uit met m’n leed opgescheept.
Maar Judith was wel bereid. Ze wilde wel voor een ½ uurtje luisteren naar de ademsnood van de grotere broer van haar vriendje, luisteren naar wat de oorzaak daarvan was, praten over andere onbenullige dingen als dat misschien de oplossing was, gezamenlijk wachten tot ‘t kalmeringspilletje zou gaan werken.
& In de lichte zomeravond hebben we de hond uitgelaten. We liepen over de paden de avondschemer tegemoet. Wandelpaden door een beginnend bos. We konden nog de toppen van de bomen die nog geen bomen waren overzien.
Zij heeft gekwebbeld, gewacht, begrepen, gewandeld, geluisterd. Ik heb geklaagd, gelopen, gepraat, gezeurd, geademd: rustig blijven, rustig lopen, rustig adem halen.
Op een gegeven moment dacht ik zelfs niet meer na over rustig zijn. We stonden aan ‘t water. Te kijken naar ‘t niets dat water in een sloot kan zijn in de vallende avondschemering. Ik was er: de pil had z’n eindbestemming bereikt & ik was genezen voor een avond.
‘Ik weet wel waar Limmen ligt, Judith,’ zeg ik tegen m’n x-schoonzus.
‘Ja, ik wist ook wel dat die plaats iets met jou te maken had.’
‘Nee, Limmen had te maken met Mirjam. Ik moest opgenomen worden in Heiloo. Dat ligt aan Limmen vast.’
& In een mum van tijd hebben we een wereldreis gemaakt in Zijperspace.