amstel

Eigenlijk houd ik meer van rechte lijnen. Waar de horizon maar op zich laat wachten & ’t eind nooit in zicht lijkt te komen.
Hier kan elke kromming de bocht op de kaart zijn. Even goed de kaart voor m’n neus houden, de overige kenmerken vergelijken & ik zou kunnen weten waar ik ben.
Bij een rechte lijn heeft dat weinig zin. Hooguit de zijwegen willen nog iets verklappen over waar ik me bevind. Maar als ik m’n aandacht eventjes heb laten verslappen, verzonken ben geraakt in alles wat me af zou kunnen leiden, dan ben ik ’t spoor bijster & kan ik slechts wachten tot ’t eind van de rechte lijn zich voordoet.
’t Eind van een rechte lijn is vaak onherroepelijk. ’t Kan dan niet anders meer. Op de kaart niet & in ’t landschap zelf al evenmin. Er wordt je geen keus gelaten.

Dus volg ik de rode lijn op de kaart, de roodwitte balkjes op boomstammen, verkeerspalen of hekwerken in ’t landschap. Elke stap brengt me verder van Amsterdam vandaan. Met een bochtje naar links, een zwenking naar rechts, traag als water stroom ik de kaart af, volg ik de enig mogelijke weg die me langs de Amstel richting Den Haag voert.
Dat is de grotere gedachte. Waar ’t werkelijk om gaat is vandaag de wandeling van Aalsmeer naar Nieuwveen. De rest van de afstand verzorgt ’t openbaar vervoer.
Ik ken de plaatsen niet eens. In Aalsmeer heb ik een oud vrouwtje bij de bushalte moeten vragen hoe ik bij de rode lijn op m’n kaart terecht moest komen. Omdat ze blijkbaar niet al te vaak de plattegrond van haar woonplaats voor ogen had gehad, heb ik ’t om de hoek aan de volgende toevallige passant opnieuw gevraagd. Net zo onwetend, maar bij m’n zoektocht naar mensen die wisten waar zij zich op aarde bevonden liep ik per ongeluk goed. De watertoren van Aalsmeer diende zich aan, waarvan een foto zich ook in mijn gids bevond.
“De watertoren van Aalsmeer; in 1992 uitgeroepen tot mooiste van Nederland.”
Toen ben ik maar doorgelopen & heb voor de rest van de weg m’n mond gehouden. Voor zover als dat ging. Onderweg betrapte ik me er op ‘Floep’ tegen een steentje te zeggen, terwijl ik ‘m een zwieper met m’n voet richting Amstel gaf.
Hoeveel van dit soort opeenvolgende dagen zou ’t duren voor ik van deze aanmoediging een conversatie opgebouwd zal hebben?

Rechts achter me de vuurtoren, nu nog slechts een toevallig uitstekend puntje in de verte. Links de vliegtuigen die om de paar minuten hun landing richting Schiphol aan ’t voorbereiden waren. Rechts ’t eeuwig groen met slechts een enkel groepje schapen & een koe als uitzondering die ’t reliëf veroorzaken, daarboven de bui die boven ’t water van de Westeinder Plassen hangt & die ik probeer voor te blijven.
& Voor me de ijkpunten. ’t Water, de boerderijen langs ’t water, de bochten in ’t water die ’t pad opzij duwen.
Uit 1 van de boerderijen zie ik in de verte een vrouw stappen. Ze loopt richting Amstel, stapt in de gereedstaande roeiboot & slaat de 1e slagen met de roeispanen als ik voorbij kom lopen.
Aan de overkant zie ik een auto langs de kant staan. Er liggen daar nog 2 roeiboten aangemeerd. ’t Gezin bestaat blijkbaar uit 3 personen. Vanaf deze kant kan men niets bereiken, want ’t pad is daarvoor te smal. In de boerderij zie ik niemand bewegen. Ik kijk nogmaals naar de vrouw die moeizaam voortroeit. Er is geen haast, maar ’t kost wel kracht.

Ik zet m’n capuchon op, weiger voor de rest vooralsnog m’n sjaal te voorschijn te halen, & vang de spaarzame druppels komend van de rand van de donkere wolk op. Een boer brengt z’n bok naar binnen, kijkt mij kort schaapachtig aan & vervolgt z’n weg naar de schuur. ’t Verkeer aan de overkant van de Amstel haast zich om zo snel mogelijk thuis bij moeders de vrouw te kunnen zijn. Vanaf hier lijken ze in hun vaart de bochten nog maar net te kunnen nemen.
De telefoon in m’n broekzak gaat. Ik sla m’n capuchon weer naar achteren.

‘Hoi, Quint.’
‘Hoi, gefeliciteerd!’
‘Dank je.’
‘Waar ben je nu?’
‘Aan de Amstel. Tussen Aalsmeer & Alphen a/d Rijn.’
‘Kan je niet uit de wind gaan staan? Ik versta je bijna niet.’
‘Nee, er is hier geen plek om te schuilen. Alles is hier open.’
‘Je kunt je toch een kwartslag draaien?’
‘Ja, da’s waar. Ik zet ook wel even m’n capuchon weer op.’
‘Doe dat.’
‘Versta je me nu beter?’
‘Ja, nu kan ik je horen. Ben je met Roswitha?’
‘Nee, in m’n 1tje. Zij moest nog werken.’
‘Je viert je verjaardag niet?’
‘Nee, ik ga straks wel met haar uit eten, als ik nog fit genoeg ben, maar dat is alles.’
‘Nou, veel plezier nog.’
‘Dank je. Doei.’

Hier moet ik naar rechts, naar Bilderdam. Een grote omweg moet ik maken langs ’t water van de Amstel om vervolgens via de rechteroever van het Aarkanaal Nieuwveen te kunnen bereiken. Ik kan ook de Tolsluis nemen, dan snij ik behoorlijk af. Maar dan loop ik ook aan de verkeerde kant van ’t kanaal. Met veel verkeer.
Nee, liever loop ik via de rode lijn, met z’n roodwitte strepen in ’t landschap. Kan ik straks nog langs de kant van ’t pad tegen een boom aan piesen.

Want dat doen we liefst ook in alle rust in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *