archiefmateriaal (V)

Bij binnenkomst krijgen m’n collega’s een ‘Haaai’ van me te horen, de mannelijke brouwers van ‘t bedrijf een ‘Hoi’. Die laatste zo laag mogelijk. ‘t Moet de boeren van ‘t Zand, Gemeente Zijpe, verbeelden. Niemand die dat weet trouwens, dat laatste feit.
1 Van mijn broers woont daar. Als ik bij ‘m langs was op de eendenkooi & er ging een trekker voorbij, dan tilden z’n vrouw & hij hun vingers omhoog & zeiden ze in duo ‘Hoi’. ‘t Klonk als een soortement ‘Höööj’.
Erg stereotiep plattelands, waarbij een koe zich vanzelf op z’n gemak zou moeten voelen.

‘Hai’ is meer stads. ‘Hai’ is, vooral, van vrouwen. ‘Hai’ is de afspraak dat je gelijk staat. Gelijkgeschakeld door ‘t werk. Allemaal dezelfde collega’s. Niets geks aan ons. Behalve dat je alleen ‘Hai’ mag zeggen als je deel van de groep bent. Klanten die zich ermee bemoeien worden genegeerd. Da’s de afspraak, ongeschreven. & ‘Haaaai’ duurt minstens 4 a’s lang.

Bij jou wil ik alle onderdelen van je lichaam gedag zeggen. Dat zijn die andere ‘hai’-s. Ik wil dat ze volledig deel worden van mijn beleving. Dat ze van mij worden & ze niet meer níet kan herkennen. Geen vergissing meer mogelijk.
‘t Is meer dan slechts een fluisterend ‘hai’. ‘t Is alsof ik met de zachtste kleine letters die m’n keel tot z’n beschikking heeft door de kleinste kieren kom die je lichaam biedt. Ik kruip in de meest nauwe holtes. Je porieën ademen m’n groet in. Ik zet merktekens. Elke ‘hai’ wordt een seinpaal. Een nacht als deze moet verankerd worden in m’n herinnering.
Hoe vaak denk ik niet dat wat me nu gebeurt geen werkelijkheid kan zijn? Met ‘hai’ schud ik me wakker, bepaal ik m’n positie & hoop ik dat ‘t herkenbaar blijft.

Ik heb een ‘hai’ van je oksel, rechts voor jou, links voor mij. Een ‘hai’ van vlak boven je borst, toen ik nog niet verder durfde, want dit mocht niet waar zijn. & Een ‘hai’ bij je linkerwang, waar ik wilde controleren of je echt zo zacht voelde als ‘t kussen waar ik even eerder m’n hoofd had neergelegd.

Ik groet jou. Heel veel jou tegelijk.
Waarbij ik reizen maak. Ik zeil over je schouders, dein op je buik.

Maar reeds nu al raak ik in paniek. Ik besef me ‘t tijdelijke. Straks zijn er 2 dagen voorbij, als ‘t meezit nog iets later in de tijd, & mis ik iets.
Waar ik de ‘hai’-bakens meen te herkennen tast ik dan toch in ‘t duister. Ik probeer je aan te raken, maar waar ik ‘hai’ had gezegd, verdwijn je als in de mist.
Slechts m’n vingertoppen voelen nog een enkele keer de tinteling van ‘t glijden over je huid.
Stil voor me uit zal ik dan opnieuw pogen je te begroeten, heel veel jou tegelijk opnieuw, fluisterzacht, zodat m’n buren, waar ik me dan weer tussenin bevind, me dit geheim niet kunnen ontfutselen, maar zal ik weten dat die verre echo me niet meer bereiken zal.

Ik ben inmiddels terug in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *