autoritje

Veelal resulteerden de ritjes op zondagmiddag in een bezoek aan 1 van de opa’s & oma’s. (Dat moet duidelijker: ofwel aan Oma Zegers, ofwel aan Opa & Oma Zijp) Daar moesten echter 1st 10-tallen kms rijden & wandelen aan voorafgaan. Anders was de dag niet welbesteed, zo vonden m’n ouders blijkbaar.

De zondag begon altijd met ‘t kleden in ‘t zondags pak. Een pak dat vreselijk veel erger jeukte dan de kleding van door de week. M’n ouders vonden ‘t echter uitermate geschikt voor de verschijning in de kerk. Waar we een uur lang stil moesten zitten in stijve houten banken.
Geen beweging. Geen gemor. Braaf meezingen. Veel jeuk aan m’n benen. Maar stil blijven zitten.
Vervolgens hostie ophalen. Bidden. Laatste liedje zingen. Naar buiten.

De volgende hel begon. De voorbereiding op ‘t ritje naar buiten. De stad uit.

Ik ben waarschijnlijk ‘t meest ondankbare kind geweest dat toendertijd in de Nederlanden rondliep. Ieder kind zou zichzelf de koning te rijk beschouwen met zoveel mogelijkheden tot xpansie van de eigen leefwereld. Welk kind wilde niet elke zondag meegenomen worden eropuit, de natuur in, naar vreemde dorpen, verre vertes, donkere bossen in, over zanderige heuvels, & was niet belust op dwaze avonturen? Hoewel dat laatste niet al te vaak gebeurde. Maar er viel genoeg te zien. Werd mij verteld.

Ik wilde bij m’n speelgoed blijven. Er moest toch iemand op ‘t huis passen. Probeerde ik. Ik kon toch zeker voor mezelf zorgen. Waagde ik. Ik was nog niet klaar met oorlogje spelen. Wanhoopte ik.

Ik hoefde gelukkig niet in dezelfde jeukende broek als tijdens de mis. De zondagse broek had ik onmiddellijk bij thuiskomst verwisseld voor een doordeweekse. ‘t Maakte de verleiding de auto in te stappen echter niet groter.
Zeker ook niet de verwachting dat m’n moeder wel weer een banaan te eten zou geven. Waarin een pilletje tegen reisziekte zat verwerkt. Ergens in ‘t midden. Ik proefde ‘t meteen zogauw ik ‘t in m’n mond kreeg. Net als m’n moeder hield ik dan heel schijnheilig ‘t pilletje een tijdje in de hand. Maar dan aan de andere kant van ‘t in m’n mond steken. Ik liet ‘t onderweg ergens ongemerkt achter.

M’n ouders hebben later vaak verteld dat ik uiteindelijk degene was die de meeste lol had. Ik geloof er niks van. Ik herinner me vooral de grote angst dat ik naar de wc zou moeten. Waarop m’n vader zei dat ik dan maar ff op een stokje moest zitten. De drol wegdrukken. & Anders gewoon ergens tussen de bosjes een poepie doen. M’n moeder was inmiddels wijs genoeg altijd wc-papier mee te nemen. Die wetenschap verhoogde ook al niet de reisvreugde. Wie wil er nou een autorit maken om uiteindelijk in den vreemde midden in een donker bos, of heuvelachtig open duinlandschap, of onbekend toilet in onbekend café in onbekend dorp, je billen bloot te geven? Bloot aan allerlei insekten die altijd veel talrijker blijken te zijn in een voor jou naamloos gebied. Insekten die waarschijnlijk ontzettend veel van jongejochiespoep hielden, & dat van kms ver konden ruiken.

We eindigden dus aan ‘t eind van de middag voor een laatste kopje koffie/glaasje limonade bij 1 van de grootouders. Daar hebben de kinders op de stoep behoorlijk wat sporen achtergelaten. M’n ouders stonden dan beschaamd om ‘t kind heen dat voorovergebogen tegen de auto z’n maag leeg stond te spugen in de goot.
Volgende keer maar ‘ns kijken of er nog wat betere reispilletjes waren te verkrijgen, zag je ze dan denken.

De wens tot verkleining van Zijperspace was groot.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Theo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *