behanger

Dat petje kan ik me eigenlijk niet goed herinneren. De rest des te meer.
Die stoffer bijv, die is zijn leven lang meegegaan.
Er waren van die dingen waar je niet aan mocht komen. Daar was de stoffer 1 van.
& Z’n potlood.
& Z’n zakmes.
Of als ’t zomaar ‘ns wel mocht: in z’n handen terug!
Met extra veel nadruk & een strenge blik.
Ik zeg ’t wel ‘ns voor de grap tegen anderen. Maar die vatten dat niet. Dat ik een grapje maak. Dat ik m’n vader nadoe.

Ik heb wel ‘ns gedacht: waarom gaat een directeur nog ‘ns bovenop z’n toch niet kinderachtige salaris geld bijverdienen door te behangen? Een directeur van een meisjesschool. Er moeten toch zo’n 300 leerlingen op die school hebben gezeten. Dat verdient toch wel een beetje.
M’n moeder schaamde zich altijd dood als ze haar zonen helpen moest met de krantenwijk. Omdat er iemand ziek was. Dan werd de auto gebruikt. Stopte ze voor de deuren waar de krant in de bus gedaan moest worden & rende 1 van de broers van de zieke om de krant daar te deponeren.
Ma liet haar gezicht niet zien. De vrouw van de directeur deed geen krantenwijk.
Maar Pa stond wel de kamers van ’t bejaardentehuis te behangen.
‘Da’s geld voor de vakantie.’
Misschien dat we anders slechts 1 week op vakantie konden, ipv de gewoonlijke 3.

De stoffer was aan ’t eind helemaal kaal aan ’t uiteinde. Er zaten daar bijna geen haren meer op. Z’n potlood was een stompje.
Die laatste stopte hij altijd 1st in z’n mond. Een likje met z’n tong voordat-ie een lijn op ’t behang zette.
Zonder deed-ie ’t volgens mij ook wel, maar Pa was nou 1maal een man van gewoontes. Dat is mij ook niet vreemd. Misschien dat er vroeger potloden bestonden die ’t alleen deden als ze bevochtigd werden.
& Dan was er ook nog dat mesje. Een zakmesje. Ultraklein. Plat ook. Ook afgesleten tegen ’t eind.
Maar welk eind eigenlijk? Misschien bestaat ’t allemaal nog steeds. Heeft 1 van m’n broers al ’t behanggereedschap in beslag genomen na zijn dood. Wellicht voor z’n dood.

De behangplaktafel. Er bestond geen familie, voor zover ik wist, die een behangplaktafel in bezit had. Wij hadden er 1.
’t Bestond uit 3 delen, 3 vlakken, die samengeklapt konden worden. De poten ertussenin.
Je moest uitkijken, je niet ermee bemoeien bij dat inklappen. Mijn vinger heeft ’n keer tussen de schragende poten gezeten.
Je mocht je zowiezo nergens mee bemoeien als Pa aan ’t behangen was. Als iemand in de familie hem nodig had voor ’t behangen van een huis, dan liet-ie zich eenzaam opsluiten. Niemand die erbij betrokken mocht raken. Hij ging in z’n 1tje aan de gang.
Daarom leerden wij ’t nooit.
Pas toen hij onze woningen, onze 1e eigen zelfstandige kamertjes, ging behangen, hebben we mee mogen kijken. Daar heb ik nog een beetje geleerd hoe ’t moest.
Ja, als heel klein kind, dan werden we getolereerd. Dan fungeerde hij meteen als oppas. M’n moeder kon niet altíjd toezien op ’t volledige gezin van 6 drukke & baldadige jongens. Dan nam-ie er 1tje mee.
’t Enige wat in dat soort situaties toegestaan was, was ’t plaksel uitsmeren & de opgevouwen behang aanreiken. Daar leer je ’t behangersvak niet van. Zeker niet omdat je ’t in Pa z’n ogen toch altijd net een beetje verkeerd deed.
‘Meer uitsmeren.’
‘Je bent een hoekje vergeten.’
‘Hoger! Hou dat behang wat hoger!’

Ik heb mijn huidige huis zelf moeten behangen. Mbv enkele kennissen.
Een vage herinnering vertelde me hoe bepaalde trucs moesten. De naden tegen elkaar. Hoeken wegsnijden. Een stopcontact inkapselen. Scheve deurposten.
Maar dat was niet meer dan een vage herinnering.
Bij mijn vader zou je de naden niet hebben gezien. Maar hij was al te stram van de Parkinson om me erbij te kunnen helpen.

Toch komt die man vanzelf te voorschijn als ik naar de muren van Zijperspace ga zitten staren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *