Bron

Er is een man langs geweest. Hier, bij mij thuis.
Al vóór de deur had hij een masker op, van betere makelij & meer gezichtsomvattend dan de flubbertjes die ik uit een pak van 50 voor € 5,- heb liggen. Gemeente-instellingvoorschrift, dat zal ‘t wel zijn, waar ik voor ‘tzelfde doel geen belastinggeld uit mag geven.

& Terwijl ik met die man opliep, hem vóórliep eigenlijk, door de reeds nauwe gang die de ruimte met boekenkasten moest delen, bedacht ik dat ‘t alweer lang geleden was dat er een gemaskerd persoon hier binnen was getreden.
De man wiens antwoord op mijn tevreden glimlach ik niet kon zien, was desondanks de 1e aan wie ik dacht toen ik middernachts ‘t bericht te lezen kreeg dat ik positief was bevonden.

Gedoemd dus. Men zou mij nakijken voortaan, hoewel ik dat moest ervaren vanuit een hermetisch gesloten onderkomen. Niets naar binnen, niets naar buiten. De ademende partijen mochten zich niet mengen.

Deze man kon ‘t niet zijn die mijn last plaatsvervangend had kunnen dragen, schuld van mij ontschouderd. Die bovendien – een tijdsduur van mijn wachten tussen afspraak maken & hem daadwerkelijk hier aanwezig zien zijn – die 2 wachtweken vermorzelde door ‘t slot van de tuindeur in een letterlijke handomdraai weer sluitbaar maakte & er daarna ter vergelijking langer over deed om de gang richting terug buiten te doorkruizen.

Hij niet dus & ik had hem evenmin hebben kunnen bereiken. Hij zat opgesloten achter de telefoniste die de afsprakenmolen oliede voor de woningcorporatie. & Een mens heeft geen zin vrijwillig dezelfde foltering van steeds weer opdoemende doorkiesnummers te doorlopen om hét verhaal te moeten vertellen. ‘t Resultaat is dan vaak te horen krijgen dat daar een andere afdeling voor is, wat waarschijnlijk de telefoniste is die achter haar zit, maar daar kan ze nu even geen verbinding mee krijgen, ‘t spijt me, meneer.
Dat heb ik dus niet laten plaatsvinden.

& Waarom ik dit vertel tegen ogenschijnlijk niemand, over opgezadeld worden met een virus, waarvan ik dacht dat die me bijna onmogelijk treffen kon, de braafste jongen van de klas, hele dagen thuis of anders als eenling in de natuur, zoen noch knuffel gebezigd & slechts 1 keer in 2 besmettelijke weken geld gespendeerd aan kroegbier.
Een levenswijze die anderen zien als martelgang, ik vanzelfsprekend & geduldig draag. Zonder pijn overigens & me een heilige voelend evenmin.

‘t Is alleen de vraag die me warrelend lastig valt: kwam hij van links me slinks langszij, een kuchje, een zuchtende opmerking, een ijl spetterende lach, een adem die niet gehoord werd, etc.

Dat ik hier nu verplícht opgesloten zit in Zijperspace?

2 Antwoorden op “Bron”

    1. Nee, juist zeer waarschijnlijk niet. Maar ik had de machinatie waarom hij hier was er wel graag de schuld van gegeven.

Laat een antwoord achter aan Ton Zijp Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *