dimensies

‘Hun relatieve snelheid is hoog.’
‘Relatief? Gerelateerd aan wat?’
‘Aan hun grootte, hun omvang.’
‘Je bedoelt dat ze sneller zijn dan bijv een rennende mens?’
‘Ja, als je ’t dus relatief zou bekijken. Een sneeuwvlokje is immers een ½e cm groot. Die legt in een tel enkele malen z’n eigen omvang af. Zoveel zou je een mens niet kunnen zien doen.’
‘Niet uit eigen beweging, nee.’
‘Maar wat me ook fascineert is dat ze een soortement vertaalslag plegen van wat ik me voorstel als een 4e dimensie.’
‘Daar verlies je me ook.’
‘Wind. Kan jij de wind zien?’
‘Nee, lucht is immers doorzichtig.’
‘Behalve als de sneeuwvlokjes erdoor gedragen worden.’
‘Toch vallen de sneeuwvlokjes op de grond.’
‘Ja, een vlokje is ook nog onderhevig aan de zwaartekracht.’
‘Niks geen 4e dimensie dus.’
‘Nou, een klein beetje toch wel? Als je een beetje in zo’n sneeuwbui zit te staren zie je dat die individuele vlokjes helemaal niet zo geneigd zijn om een rechtstreekse weg naar de aarde te volgen.’
‘Ik probeer ‘t me voor te stellen.’
‘Kijk dan! Neem 1 vlokje in de verte, hoog boven je, in ‘t vizier & kijk wat voor weg ‘t aflegt. ’t Maakt soms vreemde bochten, wipt opeens een andere baan in, zo lijkt ‘t. & Soms stopt ’t ook een kort tijdje met vallen. Alsof ‘t even zweeft.’
‘Ok, goed. Dat is dan de wind. Maar dat heeft toch niets met een 4e dimensie te maken?’
‘Laat ik ‘t zo zeggen: ik heb me altijd voorgesteld dat als een bepaald iets in een dimensie minder zit dan die waar wij in verkeren, de 3e dimensie noemen wij die, dan kan zo’n object zich niet voorstellen wat er in die dimensie verder zou kunnen gebeuren. Wat die dimensie überhaupt is. Wij van boven weten dat iets in een 2e dimensie bijv een vierkant is, met lengte & breedte.’
‘Ja, & 1-dimensionaal is iets dat alleen lengte heeft. Zo kan ik me ong nog uit bepaalde wiskundelessen herinneren. Die leraar heeft ’t nooit over een 4e dimensie gehad.’
‘Omdat ‘t voor een scholier waarschijnlijk te ongrijpbaar wordt geacht. Je kunt er niet zo snel sommetjes mee maken.’
‘Ja, je kunt wel de inhoud van een kubus berekenen door gebruikmaking van de x-, de y- & de z-as.’
‘Dat weet ik zelf ook niet meer zo goed. Zou kunnen. Maar ik bedacht me dus dat er natuurlijk ook een dimensie moet zijn buiten die van mij om. Daar hebben ze ‘t tegenwoordig toch wel vaker over?’
‘Ja, ik heb die film ‘The 5th Dimension’ nog gezien.’
‘Ik niet. Maar met m’n lekenogen kijk ik dan toch naar die sneeuwvlokjes die door de lucht dwarrelen, tegengehouden & opgestuwd worden, losgelaten ook door de wind & vervolgens overgeleverd raken aan de allesvernietigende kracht van de zwaarte der dingen tov de aarde. & Dan denk ik dat ik de wind kan zien. Of eigenlijk de krachten van de gassen die in de lucht zitten & met z’n allen tegelijk alle kanten op bewegen. Daar beïnvloedden ze de vlucht van de sneeuwvlok mee.’
‘& Wij zien dat dan. & Daardoor krijgen we een dimensie extra in beeld?’
‘Ja, omdat de lucht in onze ogen eigenlijk oneindig is. Niet alleen in onze verbeelding, maar ook daadwerkelijk. De lucht om ons heen wordt niet beperkt door lengte, breedte, hoogte. Dat houdt niet op om ‘t hoekje van ‘t rijtjeshuis. ‘t Gaat zelfs ver voorbij ’t einde van de dampkring.’
‘Jij hebt dus nog wat aan een sneeuwbuitje. Jij leert er beter van kijken.’
‘Wat me dan vooral opvalt, is dat bij die relatieve snelheid dat sneeuwvlokje, of eigenlijk al die sneeuwvlokjes, ik heb ze nog nooit een botsing zien maken. Dat probeer ik dan te begrijpen in de volgende dimensie.’
‘Je bent gek.’
‘Nee, hoor. Je moet maar ‘ns goed kijken. Zie jij er een ziekenwagensneeuwvlok tussen om de gewonden af te voeren?’

Ze bleven nog een tijdje turen naar ‘t oneindig Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *