Drukte

’t Zijn de ijzige paden. Ook daar, of juist daar waar je ze niet verwacht. Een vermomming van zand, glinsterend alsof de spetters van de plas, waar ik gister nog op m’n dode gemak doorheen reed, me uitnodigden met m’n voorwiel ’t doormidden te snijden. De zon onder de tunnel dodend, want hier scheen de dag niet; hoorde deze niet te schijnen. Slechts geploeter om aan de andere kant te komen. & Dan ’t hoofd opheffen.

Een moment later dus. Een schrikmoment later, herinner je je alleen dat de val daar was. Een schouder op de grond, de bakfiets die ’t grootste deel van de zwaartekracht opving. Wat sleepsporen op de broek van waar ’t water eerder had gereikt, maar nu slechts zandafzet.

& Toch leek ’t volkomen stil daarna. Er was niemand die achterop kwam, niemand die de horizon vulde, zelfs tot ’t moment dat ik me neergezet had. Verderop.
Bank.

& Daar volgde de parade. De 1e vrouw die al fietsend een conversatie afleverde over hoe lekker ’t was & dat ik er vooral van moest genieten.
Ze had een hoedje op. Een praatgraag hoedje dat ze speciaal voor de koude zon had opgezet. Ergens moest de lol vandaan gehaald worden.

Van de andere kant 2 veel te jonge meisjes, puberteit nog maar net ontvlucht & nu al bezig aan een reünie, op de hoogte komen hoe ’t met elkander inmiddels ging. & Om de hoek, zag ik weer eens over mijn schouder, stampten ze ’t ijs, ’t schaduwrijke ijs van een plas op ’t pad, kapot. ’t Knesperen & knisperen van brekend ijsglas deed hun gezamenlijke jeugd doen terugkomen.
Ik was te laat om te kunnen zien, m’n leesbril ipv m’n fietsbril, of ze plenslaarzen aan hadden.

& Daar was de dame, in de verte dit keer, ik hoefde m’n bril niet te vervangen om te weten wie, want alle kraaien hadden haar ook herkend, die haar fietstas opnieuw kwam legen.
Zij had mij herkend, want ze legde uit dat als je ze 1maal had gevoerd, ze je al van verre aan zagen komen.
‘Ja, zo heb ik ook jou vanuit de verte, net als van de week,’ wilde ik zeggen.
Maar de boel holde sneller, te snel, te druk uit m’n mond, zodat de uitleg ’t aflegde tegen haar verontschuldigende lach van weer een keer elkander zien. Als mogelijk betrapt.

Een pappa met 2 kinderen. De laatsten kijken ontzagwekkend naar de fiets, naar de oude man, naar ’t boek. De vader voor niets & niemand bang zei me gewoon gedag. Kinderen stil totdat de stem van Pa weer aanleiding zou geven voor verder over weer bijna de dag voorbij.
& Om de hoek van over m’n schouder stampten ook zij nog een keer de ijzeren plas, geheel geheeld, opnieuw kapot. Zodat iedereen een kans kreeg de ijzige stilte richting lente te doorboren.
De zon deed mee, behalve om de schaduwrijke hoek van over m’n schouder. Hij voelde niets meer van de val. Morgen vandaag met de was wegwissen.
Kijken evengoed of ik al die mensen had onthouden, of alles er nog zou zijn wanneer m’n broek schoon.

Want dit was nog niet de helft van al wat passeerde in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *