eerste

‘Morgen?’
‘Nee, morgen kan ik niet.’
‘Maar je hebt morgen toch een vrije dag?’
‘Ja, maar ’t wordt morgen mooi weer.’
‘& Dan ga jij in de zon zitten? Ik heb je nog nooit in de zon zien zitten.’
‘Nee, een smal straatje, midden in ’t centrum, met veel wandelend verkeer.’
‘De hele dag?’
‘Zo lang mogelijk. Zo lang als ik ’t volhoud.’
‘Tot je niet meer kan.’
‘Ja, bier hoort daar ook bij. Als je wil, mag je er bij komen zitten, maar dan moet je wel je mond houden.’
‘Zitten & bek houden.’
‘Ja, ik wil niet afgeleid worden. ’t Wordt morgen de mooiste dag van ’t jaar & ik wil niets missen.’
‘Man, er komen nog wel meer dagen met zon de komende tijd.’
‘Maar er is er altijd maar 1 de 1e van ’t jaar.’
‘& Er is er 1 die de 2e mooie dag van ’t jaar zal zijn.’
‘Kom ook maar niet langs. Ik zit liever in m’n 1tje.’
‘Je kunt toch op z’n minst uitleggen wat er zo speciaal is aan die 1e mooie dag.’
‘Ze laten de vrouwen dan weer los.’
‘Ik zie ’t hele jaar door vrouwen. Daarnet kwam er nog 1tje voorbij.’
‘Andere vrouwen.’
‘Welke andere vrouwen?’
‘Moet je morgen maar kijken.’
‘Leg uit.’
‘Opeens zijn er vrouwen met grotere borsten, mooiere billen, kortere rokjes & een vleugje wind begeleid hen, omdat ze de temperatuur net iets te optimistisch hebben ingeschat. Die vrouwen. 1 Keer per jaar worden ze losgelaten.’
‘& Dat staat dan in de krant?’
‘Ja, onder de kop van de weersverwachting.’
‘Je begint een oude vieze man te worden.’
‘Nee hoor, dan was ik al eerder vies. Ik doe ’t al jaren. ’t Is ook de enige dag dat je zoiets ongegeneerd & met goed fatsoen kunt doen.’
‘Ik krijg altijd kwaaie blikken als ik kijk.’
‘Jij doet ‘t 1: op ’t verkeerde moment in ’t jaar, 2: te opvallend. Je moet kijken zoals vrouwen doen.’
‘Ik zie vrouwen nooit kijken.’
‘Dat bedoel ik. Maar ze kijken wel. Ze kijken voordat wij kijken.’
‘Hoe doe jij dat dan?’
‘Ik kijk altijd 1st naar iets anders. Ik heb de vooraankondiging al ver van te voren aan voelen komen. & Als ze passeren & bemerken dat ik geen aandacht voor ze heb, toch maar de etalage van de winkel aan de overkant in zich opnemen, slurp ik hun billen naar binnen.’
‘Alsof ’t je niets interesseert dus.’
‘Ja, & mochten de blikken toch kruizen, dan lach je een minzaam lachje. Alleen op de 1e mooie dag van ’t jaar staan ze daar helemaal open voor. Ze zijn immers al heel lang niet buiten geweest.’
‘Iemand heeft de sleutel ’t hele jaar bij zich gehouden & besloten ze nu maar ‘ns vrij te laten.’
‘Misschien is ’t alleen maar de sleutel van de klerenkast.’
‘Ha, je krabbelt toch iets terug met je fantasie.’
‘Nee, ik breid m’n fantasie alleen maar verder uit. Zoals ik morgen ook zal doen. Je moet jezelf de gelegenheid geven je over zoiets te verwonderen. Ik denk ook vaak dat ze misschien wel met z’n allen opgesloten hebben gezeten in zo’n grote ontmoetingshal. ’t Hele jaar stinkt ’t daar, maar een week voor de gedenkwaardige dag beginnen de vrouwen, de mooiste vrouwen, opnieuw gebruik te maken van de wasgelegenheden.’
‘Je gaat ver, veel te ver.’
‘Nee, ik probeer antwoorden te vinden. & Tegelijkertijd de boel de boel te laten. Want antwoorden zijn nog geen oplossingen. Antwoorden, daar kleven de vragen nog als schaduwen aan vast. Stel dat ik de oplossing had, dan zou ’t nooit meer plaatsvinden, want was alles zonneklaar. Dat zie je later, tijdens de zomer, steeds vaker gebeuren naarmate de hitte voortduurt. Alle schoonheid raakt dan op gegeven moment verloren.’
‘Als dat morgen ’t geval was zou je dan misschien wel de tijd voor ons hebben.’
‘Nee, morgen ben ik er niet. Morgen ben ik elders.’
‘& Alle vrouwen vragen zich af waar jij bent.’
‘Morgen is de enige dag dat ze me weten te vinden.’

Waar zal ik zelf zijn in Zijperspace?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *