ehoiai (dl i)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Joop zich van een deel van haar vrouwelijkheid ontdeed door zichzelf een mannennaam aan te meten. Een stoere, klinkende, korte mannennaam, waar je niet omheen kon. Waar je verbaasd van stond & gelijk aandacht voor haar kreeg.

Ik ben haar echte naam vergeten, ik ben ook de naam kwijt die ze haar buik gegeven had, ik heb haar adres ergens onderweg verloren & ik ben haar dood vergeten, de manier waarop.
De rest staat gebrand, met schreeuwende letters, gillende woorden, in m’n oren natrillend vanaf ’t moment dat ik haar in Amsterdam achterliet bij haar ouders, versuft van ’t janken hangend tegen ’t keukenblok.
Alsof ik de waarheid ben kwijt geraakt & elkanders wederzijdse leugens met me mee ben blijven dragen. Een deel van ons moest overleven. Ik moest zorgen dat dat deel verder kwam, dat ‘t toch nog een keer gehoord zou worden.

Erik kwam naar me toe, toen ik alweer een tijdje in Den Helder terug was. Hij zei me dat ze dood was. Hij vertelde me wanneer de begrafenis plaats zou vinden & vroeg me of ik daar ook bij aanwezig kon zijn.
Ik weet zelfs niet meer hoe ik reageerde. Ik zou niet durven zeggen dat ’t eerlijk was. Slechts m’n angst heeft ’t overleefd. De angst weer naar Amsterdam te moeten, onder de mensen te moeten zijn, dat ik geen zakje bij de hand zou hebben, of water, om een kalmeringspilletje te kunnen slikken.
Ik vertelde Erik over haar laatste brief, dat weet ik nog. Een brief die 2 weken tevoren bij mij was aangekomen.
De brief moet nog steeds ergens tussen m’n spullen liggen, maar ik zoek ‘m nooit op. Bijna alles uit die tijd is door jarenlange angst vernietigd, maar de inhoud van de brief ken ik nog altijd uit m’n hoofd.
‘Als je niet wil reageren, wat ik best zal kunnen begrijpen, moet je het voorgaande maar als ongeschreven beschouwen. Maar mijn psycholoog zei dat ik in ieder geval een poging moest wagen met jou weer contact te krijgen. Er zijn veel dingen die we samen zouden moeten bespreken, zei hij.’
En ’t eindigde met 3 kruisjes, ‘Liefs, Joop.’
Daar eindigde Joop. Daar eindigden onze leugens. Daar eindigde onze waarheid, die ergens tussendoor ons handelen tevoorschijn kwam.

1 Van de 1e foto’s die ze me had laten zien was van hoe ze in ’t ziekenhuis had gelegen. Sondes aan haar lichaam. Kunstmatige voeding. Gedwongen.
Ze zei dat ze de slangen er af & toe uit had getrokken. Dwang helpt niet, zei ze, daar los je niets mee op.
Ze had altijd een appel op zak. Een teken voor haar. Zo kon ze anderen duidelijk maken dat ze at.
Kijk, ik heb tóch een appel!
& Met een olijke glimlach nam ze een hap. Tot op ’t klokhuis ging de appel door haar keel.
Ik wist niet & zou nooit weten, of ’t net zo hard er allemaal even later weer uit ging. Joop moest nou 1maal vaak naar de wc. We wisten allemaal wat voor mogelijkheden die haar te bieden had.

Ik zei dat ik van haar hield & een week later beweerde ik dat ’t houden van gestopt was. Waardoor zij niet meer wist waar mijn vertrouwen lag. Want bij haar in bed liggen wilde ik evengoed.
Haar gezicht vertelde dat ze gezond was, vreemd genoeg. & Haar wijd hangende kleren zorgden ervoor dat dat beeld niet gecorrigeerd werd. Als ik mijn armen om haar middel legde, in ons 1-persoonsbedje krap op & in elkaar geschoven, wist ik dat er vlees ontbrak. Veel vlees.
Ik kon niet van een vrouw houden die ik niet geloven kon. & Daarom vertelde ik haar een andere waarheid.

Ze zei dat ze er voor mij was. Dat ik ’t beste was wat ze in tijden had meegemaakt.
Ze lachte vaak & ik dacht dat ’t vanwege dat geluk was. Maar ik moest nog leren dat haar lachen pogingen waren de rest te verbergen.
Bij haar kon iets wat ze beweerde ’t tegenovergestelde betekenen, zonder dat ze daadwerkelijk loog.
& Omdat ze er voor mij was vond ze ’t niet erg dat ik naast haar lag, zo deed ze voorkomen. Ik had immers de warmte van haar lichaam nodig had om in die duizelingwekkend grote stad ’t gevoel te hebben een mens te kennen.

Haar adem rook naar appel, maar dat was nou net de geur waar ik niet tegen kon. ’t Waren ongeconsumeerde appels.
Ik hield dat voor me.

Ze zei tegen me, daar tegen ’t keukenblok van haar ouders aangeleund, dat ik gebruik van haar had gemaakt. Door elke keer evengoed tegen haar aan te willen liggen. Dat die zogenaamde eerlijkheid van mij slechts tot doel had van haar te kunnen profiteren.
Ze schreeuwde ‘t.
Ze gilde ‘t.
Ik hield m’n mond & heb op een gegeven moment m’n rug naar haar toegekeerd. Ik liep naar m’n vader in de auto toe, die met mijn laatste spullen die zich nog in Amsterdam bevonden, klaar stond om terug naar Den Helder te gaan.

Zwijgen bleek geen waarheid in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *