frank

’t Worden er minder. Slechts een enkele keer komen ze langs om een blikje bier te halen. Steeds minder vaak met ’t doel hun papiergeld te wisselen.

‘Ze jagen je op, hè. Ze willen gewoon niet dat je overlast bezorgt. Dus moet je steeds onderweg zijn. Kijk, & ik ben gids. Als ik een toerist tegenkom die wat wil gebruiken, dan neem ik zo’n knul mee. Dan zit de dealer even verderop, daar heb ik een afspraak mee gemaakt. Ik breng ze tot de hoek & een paar minuten later krijg ik een bepaald percentage. Daar moet ik dan van leven. Ik kan ’t in smack krijgen, maar ook in geld. Ik vind dat wel belangrijk, want zo blijf ik onafhankelijk. & Als dealer word je vroeg of laat toch opgepakt. Dat ga ik die jongens natuurlijk niet vertellen. Ze blijven ’t proberen. Maar ik ken niemand die niet binnen een paar weken, misschien maanden is opgepakt.’

Toen ik een keer over de Singel fietste wist ik plots waar Westmalle ze heenbracht. Een groepje van een man of 4. Ze stonden voorovergebogen om elkaar heen. Steeds schichtig om zich heen kijkend.
1 Van hen kende ik. Ik wist niet dat die ook gebruikte. Maar snapte toen z’n vreemde gedrag de laatste tijd. Hij lette niet op. Hij leek alleen geïnteresseerd in wanneer hij z’n spul zou krijgen. Met z’n rug naar de straat toe. De rest was net zo hebberig, als een troep honden die een kluif hebben gevonden, maar ze bleven omkijken.
Waarschijnlijk herkenden ze me wel, ik stond toen al enkele jaren in de winkel, maar ze hebben nooit tijd om te herkennen.

Ik ben Westmalle ook vaak genoeg tegengekomen, op straat, in m’n vrije tijd. Ik heb wel ‘ns ‘Hoi, Frank’ tegen ‘m gezegd. Hij heet eigenlijk Frank. Maar slechts een enkele keer keek-ie terug.
Ze hebben ’t druk. Ze werken de hele dag. ’t Junkenbestaan is een vak dat je 24 uur per dag bezig houdt. Je moet je blijven concentreren. Al is ’t maar om een veilige slaapplaats te vinden.

Ik vond er 1tje in de kelder van de winkel. Tussen de voorraden bierflessen. Hij moest tussen een troep toeristen in naar binnen zijn geglipt.
Hij lag te slapen. Tussen kranten in lag z’n lichaam gekronkeld. Op de ijskoude betonnen vloer.
Ik schrok & rende de kelder uit. Boven gekomen heb ik m’n baas gebeld. Met z’n 2-en naast elkaar, enkele minuten later, durfden we tegen z’n voeten aan te schoppen. Maar er kwam geen beweging in.
Politie. Via de telefoon de situatie omschreven & razendsnel waren er 2 agenten.
Dat hadden ze nog nooit meegemaakt. Een junk slapend in de kelder van een winkel.
Wij werden naar boven gestuurd. Zij deden handschoenen aan, plastic handschoenen. Ze tilden ‘m op, schudden ‘m een beetje wakker, & ondersteunden ‘m in de tocht naar buiten. Daar hebben ze ‘m ondervraagd.
‘We hebben ‘m gezegd dat-ie ’t centrum uit moest,’ kwamen ze even later rapporteren. ‘Voor de rest kunnen we niets doen. Hij moet z’n roes uitslapen. Hij heeft verkeerde troep gekocht, dus moet-ie daar bovenop komen.’

Alleen degenen die ’t hardst zijn overleven ‘t. & Dan nog niet meer dan een paar jaar. Ik zie nog slechts een enkeling van de periode toen ik net begon. Waarschijnlijk zie ik niemand meer van toen. Maar de gezichten veranderen zo geleidelijk, dan is die er opeens niet meer, dan is er een andere verschijning aan ’t firmament, dat je op gegeven moment niet weet op welke volgorde dat is gebeurd. De kaarten worden geschud & steeds weer op een andere manier uitgedeeld.
Amsterdam is ’t hardste van ’t hardste, denk ik dan wel eens. Alleen de crème de la crème kan ’t hier nog een tijdje volhouden. De slimste, degene die ’t beste kan slaan, degene die écht terugslaat.
Frank stond er om bekend dat-ie z’n hand er niet voor omdraaide om midden op straat z’n eigen vrouw te mishandelen. Tot bloedens toe.
Ik mocht ‘m wel.
Na een korte maar hevige vechtpartij, hij had ’t over een stalen buis die hij bij zich had gehad, kwam-ie met een bebloede hand bij me. Hij had een biertje nodig om weer rustig te worden. Misschien ook wat wc-papier, want dat zakdoekje om z’n duim was al helemaal doordrenkt.
Ik gaf ‘m een hele wc-rol. Voor m’n neus behandelde hij de wonde in z’n hand. Op zo’n manier dat-ie geen bloed in de winkel lekte.
‘Ik ben weg als er klanten komen,’ zei hij.

Westmalle heeft ’t best lang volgehouden. Hij had een huis, zei hij, dat was z’n voordeel. Als je moet zwerven overleef je ’t niet.
‘Ik kan altijd rustig gaan slapen, thuis. Zonder overleef je ’t niet.’
& Hij rekte de tijd door telkens weer te stoppen. Ik denk een keer of 3. Dan vertelde hij me hoe ’t zat, waarom, & hoe ’t kwam, wat een mens nodig heeft, wat hij nodig had, &, soms, wat de politie van hem nodig had.
Dan stopte hij.
‘Als je me niet meer ziet, dan gaat ’t goed met me,’ heeft-ie ong 3 keer tegen me gezegd.

Maar de laatste keer ging ’t niet zo goed met ‘m. Ze hadden ‘m uit huis gezet.
‘Ik had 3 maanden m’n huur niet betaald,’ zei hij. ‘Dat had ik nooit moeten doen.’
Hij zag er opgezwollen uit. Dikke vingers, dikke kop, z’n ogen op een kier.
‘Nee, joh, ik ben de hele dag op zoek naar een slaapplaats. Je moet niet zomaar bij ’t Leger terecht komen. Ja, ’t stoelenproject, maar daar kan ik ook niet de hele week terecht. Dat wil je ook liever niet.’
Z’n ogen vielen bijna dicht van de slaap. Maar hij moest verder. Een biertje om wakker te blijven.
Hij verdween weer uit de winkel. Met z’n rugzak achterop. Helemaal volgepakt. Z’n laatste spullen.

Niet meer gezien in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *