Gister

‘Die zat hier gister ook!’
& Terwijl hij dat zei tegen z’n fietsgenoot had-ie me nog amper gepasseerd. ’t Mocht blijkbaar verstaan worden. Maar ik vind ’t doorgaans toch niet zo erg als er over me wordt gepraat.
‘Er kan niet vaak genoeg over me gesproken worden,’ grap ik als er gezelschap bij is.
Stopzinnetje.
Maar er zit gelijkertijd een eenzaamheid in. Een in mezelf teruggetrokken. ’t Naar buiten geslepen moeten worden. & De handen, de oren in dit geval, ogen ook, uitgestrekt om uit de sloot getrokken te worden.

Ik zie ze al van verre aankomen. De passanten. Als ze niet van schuin achter me komen rijden. ’t Is een ideaal bankje, vooral vergeleken met waar ik tot voor kort zat, want hier zit ik langer in de in deze tijd van spaarzame & laag hangende zon. Ik kan de 2e laag handschoenen nog ietwat uitstellen. De muts op ook.
Capuchon, zeiden we vroeger. Maar ik vraag me af of dat niet inmiddels ouderwets is. Ik zie onmiddellijk mezelf vliegen meppen om de tijd in beeld te benoemen. Terwijl toch zeker niet ’tzelfde seizoen.

’t Besluit, om als deze leesperiode op banken in ’t bos langer gaat duren, is al genomen: dan verhuis ik, ga ik vreemd met schaduwrijkere oorden. Misschien wel ’tzelfde bos, maar weer een zelfde soort uithoek, maar met een andere lichtval.
Vooral zo min mogelijk zon. Tenzij ’t waait.
& Fietsers zoals hier zijn dan ook niet nodig.

Ze zijn te vluchtig. Ze kunnen de confrontatie, de ontmoeting, de oog ziet oog vaak niet aan.
Maar misschien dat ik ’t zelf te graag wil. Om niet in onzekerheid te blijven. Ik ben hier, zie je. Ik hoor je voorbij ruisen, de meegezogen wind woeft een strijkende zucht langs m’n huid. Niet onopgemerkt.
Dan kan ik net zo goed kijken naar waar de voorbijganger is, hoe ’t kijkt & of we ontmoeten. ’t Boek houdt zich veilig in de greep van m’n handen.

Ik heb er al op zitten wachten tot men wist dat ik er was. Een vanzelfsprekendheid bij de juiste condities. ‘Hij’ met z’n boek, de aangepaste kleding naar de weersomstandigheden.
& Dat ’t dan door verteld wordt.
Ik heb daar wel vrede mee.

’t Was anders toen ik hier op zoek was naar wat hier leefde. Slechts in ’t bos. Hoe ze hoog uit op de vlucht sloegen als er elders voedsel of voortplanting gezocht moest worden. Of m’n aanwezigheid als te belastend werd opgemerkt.
Hoewel ik vaak een ietwat nerveus werd als men mij met m’n net zou kunnen zien wapperen. Wild slaand op diverse planten, m’n hoofd vervolgens duikend in ’t net om de beestjes in potjes te kunnen stoppen. Bang voor de vragen die dan op me af zouden komen.
& Verbazingwekkend snel op m’n gemak als men slechts belangstelling ervoor had.

’t Is een vreemd bos dit bos. ’t Scheidt de lijnen van herkenning, contacten, berusting, jezelf vergeten, als een drukke kruising met slechts weinig verkeer. Net genoeg.
Maar je weet wel wie je bent hier.

Voorlopig nog een bankzitter in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *