hardhart (2)

Na lang wachten krijg ik contact.
‘Goedendag, met Poli-cardio, met Sylvia, heeft u misschien een moment?’
Ik probeer alles te onthouden. De haast die ze heeft dit uit te spreken, de druk die ze aan de andere kant van de telefoon lijkt te voelen, ’t amsterdamse in haar stem, de info.
Poli-cardio. Zo moet je ’t dus noemen. Onder elkaar noemen de verpleegsters ’t vast PC.
& Ik schakel over op een toezegging: ‘Ja hoor, ik wacht.’
Muziekje. Dat heb je dan verdiend, wachtend, met de oor aan de hoorn, een geduldigheidstoontje.
Waarop ’t geduldigheidstoontje evengoed plots wordt onderbroken door de amsterdamse Sylvia: ‘Bedankt voor ’t wachten.’
Ze klinkt nog steeds gehaast.
‘Waarmee kan ik u helpen?’
Ik wil een pantalon op maat, bedenk ik me, maar stop ’t weg in een nooitmeervindbaarhoekje in m’n hoofd.
‘Ja,’ begin ik.
Altijd ‘ja’. ‘Ja’ opent deuren. ‘Ja’ ruimt twijfel op. ‘Ja’ is daar waar de lege zin inhoud moet gaan krijgen.
‘Ja,’ begin ik dus, ‘ik heb een doorverwijzing van m’n huisarts. Even kijken, hoe zegt-ie dat? Een doorverwijzing voor een cardiologische screening.’
‘Ja,’ zegt Sylvia.
Zie je, denk ik, ‘ja’.
‘…maar wat voor screening moet dat zijn?’
‘O, mmm, dat weet ik niet. De huisarts heeft dit opgeschreven. Ik weet niet wat de mogelijkheden zijn.’
‘Ja, ziet u, ik moet weten waar ’t voor moet dienen,’ zegt Sylvia.
‘Ja, dat snap ik,’ mompel ik.
Ik neem ’t papier van de doorverwijzing nog ‘ns door. Hij heeft ’t over m’n broer die door hartstilstand is komen te overlijden.
‘Kijk,’ zeg ik, Sylvia in vertrouwen nemend, wat zachter in stem, zodat ik de lading niet te hard kan laten vallen, ‘m’n broer is nl overleden.’
‘Oh?’ klinkt Saskia, met vlug er achteraan: ‘Gecondoleerd.’
Even stil. Even allebei adem halen. Ik om te bedenken wat hier op moet volgen, na deze ontboezeming, alsof Sylvia een kijkje in m’n dagboek heeft mogen nemen, Sylvia misschien vanwege ’t ademhalen zelf.
‘Hoe oud was hij?’ vraagt Sylvia.
’42,’ antwoord ik. ‘1 Jaar ouder.’
Ik heb eindelijk de juiste volgorde te pakken. Dat ik daar zo lang over heb moeten doen.
‘Oh, wat erg,’ klinkt Sylvia geschokt.
Ik zie m’n huisarts weer, met z’n handen voor z’n gezicht, na dezelfde mededeling.
Verdomme, ik voel te weinig. Ik voel te weinig. Ik repeteergeweer gedachtes door m’n hoofd.
Ik zeg, ik zeg: ‘Een hartstilstand. Heel plots.’
‘& Was-ie voor de rest gezond?’
‘Ja, er was niets met ‘m.’
‘God zeg.’
Ik weet zeker, ik weet ’t zeker, dat ze ‘god zeg’ zegt. Geen ‘goed’. Nee, zeker geen ‘goed’.
Hoe durf ik te denken, denk ik.
& Hoe krijg ik ‘t, hoe heeft Carel ’t voor elkaar gekregen dat mensen, mensen, mensen, schrikken als ik ze korte zinnetjes vertel? Droog, zonder opsmuk, geen aankleding.
‘Dan moeten we de uitgebreide aanpak maar doen,’ zegt Sylvia ondertussen, ter zake komend. ‘Op korte termijn.’
Ik vind ’t goed, ik vind alles goed, ik laat ’t allemaal maar naar me toekomen.

We tikken herhalend, onontkoombaar door in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *