hemarevolutie

Ook in Den Haag, dacht ik, gelukkig ook in Den Haag.
Alsof ik voor ‘t 1st de Hema van Den Haag binnen kwam lopen.
Ik had er al eerder gestaan. Maar dat was inderdaad vooral ‘staan’. Ik vind de Hema lang zo aantrekkelijk niet als Roswitha druk bezig is ’t juiste make-updoosje te vinden.
‘Ze schaffen altijd de dingen af waar ik nou net aan gewend was geraakt,’ hoorde ik haar zeggen, voorovergebogen bij de rekjes met kleurtjes, steeltjes, poedertjes & andere niet te definiëren goederen waar elke willekeurige vrouw in afgestudeerd lijkt.
Ik stond toen op ’t middenpad. Enkele meters verder stond een andere man bepakt & bezakt met boodschappentassen. Amechtig om zich heen kijkend.
Een man wordt daar onzichtbaar van. De enige die hem nog ziet staan is z’n collega-man, ergens verderop in de winkel, in dezelfde functie van wachtend tot de vrouw ’t zich mocht welbevinden verder te gaan. Wij mannen beschouwen in zo’n situatie hoe de ander onhandig bezig is de tassen te herstructureren, de 1 door de armen ondersteund, de ander hangend aan een vinger, een 3e tussen de benen & toch blijkt aan 1 stuk dat zoiets onmogelijk om ’t lichaam te voegen is.
Dit is de jagershouding, waagde ik ’t mezelf te bedenken, alles terugleidend tot ’t oerinstinct van de mens, waar mannen voor ’t vlees moesten zorgen & vrouwen voor de bereiding ervan.
De jagershouding, waarbij de man zich zo onopvallend mogelijk maakt, waarbij alles aan hem voorbij kan trekken, niets ‘m opmerkt, alles & iedereen denkt dat hij toch niets door heeft, om op onverwacht moment toe te slaan. Ter meerdere glorie van ’t voortbestaan van ’t ras.
De mens is verder geëvolueerd via de tak van de minst opvallende mannen, anders had de mens nooit elke dag eten op z’n bord gehad, maar was-ie zelf voortijdig de inhoud van een welgevulde dis geworden.
& Terwijl ik dat midden op ’t middenpad bedacht, schijnbaar in de weg van alle passerende vrouwen, centraler kon ik toch werkelijk niet staan, zo onvermijdelijk dat er wel iemand tegen me op moest lopen, zeker door vrouwen in de Hema, wiens lichaamsbouw geschapen lijkt om de botsing met zo’n onnozele ooit eens niet meer te kunnen ontwijken, terwijl ik dat dus bedacht, liep verderop tussen de schappen herenonderbroeken, waar ik ’t zelf inmiddels ook prettiger toeven vind, zo ver is m’n persoonlijke evolutie ondertussen gevorderd (‘A small step for man, a giant step for humankind,’ schoot ’t door me heen), een parmantig mannetje die duidelijk bezig was onafhankelijk & voor ’t moment vrouwloos te zijn.
Alle blikken wendden zich zijn kant op.
Behalve die van Roswitha, die nog steeds met gekromde rug stond te zoeken naar haar kleurtje dat er niet meer was.
Voor de rest álle blikken.
Ik geloof werkelijk dat ze daarom de Hema hebben uitgevonden, naast natuurlijk de puur symbolische, maar evengoed best lekkere halve warme worst: ’t is een verzamelplaats voor vrouwen, waar ze kunnen dromen hoe ’t mannendom zal reageren op de wijzigingen die zij zich hebben voorgenomen.
Wijzigingen in hun verschijning, wijzigingen in de verschijning van manlief zelf, wijzigingen van de kinderdracht, etc. Dat beramen ze allemaal daar in de Hema.
& Dat brengt zo’n natuurlijke, misschien wel dierlijke atmosfeer met zich mee, dat ik ’t alleen maar prettig vind me daar tussen te begeven.
Men zou kunnen zeggen dat ik daarom een miskleun ben, een kronkel in de weg die de eerder genoemde evolutie in was geslagen, maar ik heb er plezier aan, dus waarom zou ik niet. Ik zal toch niet in staat zijn in m’n 1tje dat hele plannetje van bovenaf in de war te sturen.

Goed, deze minkukel van ’t menselijk bestaan ging dus op gegeven moment allenig de haagse Hema in, liep 2 meter & moest constateren dat ’t gelukkig ook in Den Haag ’t geval was. Bovengenoemde situatie, zeg maar, gezien vanuit de man die niet willoos & doelloos in jagershouding af zat te wachten op niks.
Gesterkt door dit gevoel liep ik dapper door, van plan nog eens lekker te gaan struinen tussen de herenondergoedschappen, me in alle hoeken van m’n manzijn bewust van ’t feit dat nu ík ’t parmantig stappend mannetje was, ik trok m’n pet recht om dat nog eens extra te benadrukken, m’n jaspanden wapperden enkele luchtverplaatsingen over ’t kale rugstreepje van een meisje dat weer niet ‘t make-updoosje in haar kleur kon vinden om vervolgens aan de 1e winkelmedewerkster, die mij letterlijk voor de voeten kwam doordat zij de onderste vakjes met nieuwe goederen aan ’t vullen was, de vraag te stellen waar de mannensloffen waren.
‘Wat?’
‘Waar kan ik de mannensloffen vinden?’ herhaalde ik, duidelijk lettend op de uitspraak van de afzonderlijke lettergrepen van ’t woord.
‘Die hebben we niet,’ zei ’t hoofd van middelbare leeftijd dat langzaam uit ’t bakje van de goedkoopste panty’s tevoorschijn kwam.
‘Oh, ik heb hier anders wel m’n sloffen gekocht,’ loog ik dit filiaal naar die van de amsterdamse Pijp.
‘Ach, dat hebben we altijd maar heel kort.’
O ja, mannen hebben natuurlijk nooit koude tenen, bedacht ik, hooguit in extreme situaties van diepvriezende winters.
Hier staat anders toevallig een exemplaar die te ver is doorgeschoten in de door vrouwen verzonnen emancipatoire revolutie, wilde ik achter de gedachte aan schreeuwen, maar besloot me snel terug te trekken in de richting van de centrale verwarming die Roswitha op dat moment vast op z’n hoogste stand aan had staan.

We koesterden ons in de vrouwelijke warmte van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *