intenties

M’n broer had ’t tijdens z’n grafrede af & toe moeilijk. Even slikken & dan weer doorgaan. Net zoals ik op de kansel in de kerk bij ’t voorlezen van mijn tekst.
Je weet dat dát stuk er aan zit te komen, probeert in de ademhaling te zitten, zoals iemand van te voren had gezegd, gaat door met de stroom van woorden, & toch, plots, bij die ene zinswending, zie je je vader terug, vraag je je af waarom hij er niet meer is, wil je ‘m weer bij je hebben, een wandeling maken, een grapje, een lach, iets ongrijpbaars.
M’n broer ging door. Veegde die ene traan weg, ’t rood van z’n gezicht, je zag z’n adamsappel bewegen, herschikte z’n velletjes papier & las verder.

Ik zei later, toen alles voorbij was, ’t verdriet verdronken in enkele liters bier, dat ik vooral trots was. Dat ik de kerk had mogen toespreken zoals m’n vader vaak had gedaan. Met gedragen stem. De stem die op die van m’n vader lijkt. Dat ik een toespraak hield, zoals Pa altijd deed. De enige die z’n emoties kon beteugelen om de mensen toe te spreken.
Ik stond daar, op diezelfde plek.
Ik heb daar gestaan, op diezelfde plek, zei ik later, ik heb daar gesproken, op diezelfde plek, & dat ik daar vooral trots op was.
Maar er kwam geen einde aan die zin, dat simpele korte zinnetje, want de woorden werden linksom ingehaald door tranen die ook ‘ns uitgelaten wilden worden.

M’n broer sprak. We stonden verzameld om z’n graf. De kleinkinderen vooraan. Beetje duwen, beetje heen & weer hobbelen.
3 Manden met bloemen, wilde bloemen, stonden klaar om over z’n kist uitgestrooid te worden. Er was ook een emmertje zand, met schepje, vóór de kist, maar daar zou bijna niemand gebruik van maken. M’n vader was immers van de plantjes, van dat wat groeide, van dat wat niet iedereen onmiddellijk als schoonheid herkende.

& M’n broer las ’t laatste stukje voor. Dat wat m’n vader zelf geschreven had. Over ’t einde van z’n reis, ’t einde van z’n pelgrimage naar Santiago de Compostella.

Daarna ben ik nog maar weer eens een keer de kathedraal ingegaan. Ik had er ook 7 intenties bij:
1. Voor alle vriendelijke mensen onderweg, die me gedag zeiden, met wie ik een praatje maakte, die mij iets toeriepen, zoals: ‘Priez pour moi à Compostella.’
2. Voor alle mensen, die mij onderdak gaven of een plekje voor mijn tentje. Ook voor diegenen, die mij de juiste weg wezen en soms wel een paar straten meeliepen.
3. Voor diegenen, die niet zoals ik de vrijheid en de rijkdom hebben om zo zich meer dan 2000 km voort te bewegen, door meerdere landen, in Gods vrije natuur.
4. Voor al mijn vroegere collega’s uit het onderwijs, vooral de tientallen Ursulinen, waarik met veel plezier 25 jaar verkering mee gehad heb.
5. Voor mijn 2 zussen, 10 schoonzussen en 11 zwagers; dat we het met ons allen samen nog lang mogen volhouden.
6. Voor mijn 6 zonen en lieve schoondochters, dat ze veel geluk mogen hebben, thuis en bij hun werk.
7. Voor mijn allerliefste, in onze volgende levensfase.

M’n vader zakte vervolgens tot onder ’t maaiveld. De mensen kregen gelegenheid om hem de laatste eer te bewijzen, terwijl wij, de naaste familie, aan de zijkant verzameld stonden. We wachtten tot ’t rustig zou zijn. We zagen de bloemen over z’n kist uitgeworpen worden.
Nadat iedereen was geweest, gingen we zelf nog 1maal daar staan. ’t Was ondertussen stil geworden. De mensen hadden zich verspreid over ’t kerkhof.
Ik gooide mijn eigen handje bloemen. Ik zag nog een kale plek; rechts bovenaan de kist lagen nog geen bloemen. Maar ik miste.
Toen ben ik naar de uitgang gelopen.

In Zijperspace draait de wereld weer verder, ondanks alles.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *