invers

‘Misschien dat we met dezelfde strippen nog de metro richting mijn huis kunnen nemen,’ zeg ik bij ’t pakken van onze jassen.
M’n moeder kijkt op haar horloge. Ik haal ondertussen de strippenkaart tevoorschijn. Bestudeer de onduidelijke stempel.
‘5 Voor 1,’ zegt m’n moeder.
‘O, nee. Dat gaat niet meer. Er staat ¼ voor 11 gestempeld.’
We trekken onze jassen aan. Tassen uit ’t kluisje; ik steek ’t muntje weer in m’n portemonnee.
‘We kunnen ook langs de Amstel richting huis lopen,’ stel ik voor.
Voorzichtig, doe ik dat. Ik kijk hoe m’n moeder loopt. Haar houding is inmiddels al wat naar voren gebogen. Als ik met haar loop, raak ik meestal ongemerkt al snel een paar meter vooruit.
‘Ja, is goed,’ stemt m’n moeder in.
‘Dan nemen we halverwege wel de overkant. Hebben we nog een beetje warmte van de zon.’
Dat zou ik anders ook wel gedaan hebben. & Toch voelt ’t als rekening houden met. M’n moeder die net verteld heeft dat ze al 2 winters geen handschoenen heeft.
‘Nog niet nodig gehad,’ zei ze. ‘Anders had ik ze wel gekocht.’
‘Jij zit dan ook niet elke dag op de fiets,’ begreep ik.

Volgende museum, besluiten we na de lunch bij mij thuis.
‘Als we Ons’ Lieve Heer op Solder willen bezoeken, zullen we wel weer de hele straat moeten doorlopen om bij de metro te komen,’ maak ik duidelijk.
Tijdens de wandeling had ze laten merken dat ’t even niet meer ging.
‘Ton,’ had ze gezegd, ‘nu even rustig.’
Haar wangen zagen rood. De passen waren nog korter dan anders. Ze zwikte, bij haar knieën. Onderweg had ik moeten zorgen dat ik de op- & afstapjes bijtijds aanwees. & De kuilen in de weg.
Gelukkig stonden we voor een bloemenkraam.
‘Kijk ‘ns, wat leuk,’ wees ze naar een opgemaakt stukje, vol pinda’s & zaden voor vogels. ‘Dat kan je ophangen voor de vogels.’
’t Was een mogelijkheid om even bij te komen.
‘Bij die stoplichten in de verte zijn we er bijna,’ zei ik zakelijk, om haar gerust te stellen.
Maar nu gaat ’t wel weer.
‘Da’s niet zo erg,’ zegt m’n moeder, ‘ik ben wel uitgerust van ’t eten.’
‘Nou, ja, ’t is toch aan ’t einde van deze straat. We kunnen ook een ander museum nemen, dat we om de hoek op de tram kunnen stappen.’
‘Nee, hoor. Is wel goed.’

We staan op de metro te wachten.
‘Als ’t goed is,’ zeg ik, ‘stopt de voorste deur vóór onze neus.’
‘Hoe weet je dat?’ vraagt m’n moeder.
‘Ik heb wel vaker de metro genomen,’ zeg ik eenvoudig.
Ik vind ’t vanzelfsprekend. M’n moeder laat zich echter door te veel dingen afleiden. Ze staart geconcentreerd naar de deur die haar ’t meest geschikt lijkt als de metro aan komt rijden. Door de massa van de mensen heen. Terwijl ik al de 1e passen richting de voorste neem.
‘Ma!’ roep ik achterom.
Ze schrikt op. Laat met haar blik de 2e deur los om mijn stem tussen de mensen te vinden.
Ik gebaar dat ze achter me aan moet komen. Reik m’n hand uit. Ze pakt die pas vast op ’t moment dat ze van perron naar metro overstapt. Een kort moment.
Zoon die haar moeder leidt.
‘Weet je nog?’ denk ik.
Ondertussen regel ik voor haar een zitplaats. Terwijl ze gaat zitten, maakt ze met haar glimlach contact met ’t meisje op de plaats naast haar. Die kijkt snel voor zich, drukt haar oordopje iets dieper naar binnen.

Marc loopt nu mee. We hebben met z’n 3-en gegeten. Samen gaan zij de trein terug nemen.
‘We kunnen de trein van 10 voor 7 nog halen,’ zegt Marc.
‘Gaat die niet iets later?’ vraag ik.
Ik wil geen haast maken. Ma heeft al genoeg gelopen. & Ik weet inmiddels hoe dat lopen van haar gaat, tegenwoordig.
‘We zien ’t wel,’ zegt Ma.
‘Ja, anders wachten jullie nog een ½ uurtje,’ zeg ik.
Ik bedenk meteen hoe aanmoedigend dat klinkt om toch maar wel haast te maken.
We steken ’t Damrak over. Door rood, maar m’n moeder weet wel dat ik ’t verkeer goed in de gaten hou.
‘Steek je arm maar hier in,’ stel ik voor.
Ik hou m’n arm klaar voor ondersteuning. Er komt net een kuil aan, een kuil van 1000-en bussen die steeds dezelfde route hebben afgelegd. Ik voel m’n moeder in m’n arm hangen. Maar ze struikelt niet.
‘Ja, Mam,’ zegt Marc, ‘neem die van mij ook maar.’
Zo lopen we met z’n 3-en. Over de kuilen van bussen, de gaten van tramrails, tussendoor de mensen die nog meer haast hebben dan wij. Maar we hebben Moeder veilig verstopt.
‘Weet je nog wel?’ denk ik nog een keer.

Toen Zijperspace nog een klein heelalletje was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *