kijk

Soms beweeg ik niet.
Da’s meestal bij een winterkoning of een vink. Een vlaamse gaai vorige week.

Daarnet kwam een duif langs. Toen heb ik een experiment gedaan. Kijken wanneer hij me op zou merken & zou schrikken terwijl ik naar ‘t raam liep.
Hij schrok wel, ik zag ‘t aan een schokkend trekje door z’n lichaam & z’n beide pootjes die zich een heel klein stukje verplaatsten, maar niet genoeg.
Dus bracht ik m’n hand naar m’n hoofd, zogenaamd om m’n kapsel in orde te brengen.

Duiven weten niet eens wat een kapsel is. De vogel kon ‘t dus niet als excuus zien & vloog weg voordat-ie als hoofdgerecht zou worden opgediend.
Waarschijnlijk weten duiven ook niet wat een hoofdgerecht is. Maar zo kan ik de wereld beter vatten.
De duif heeft zelf ook z’n eigen referentiekaders.

Meestal blijf ik dus zo lang mogelijk stil staan. Ik heb zelfs soms de illusie dat ‘t helpt als ik m’n lichaam in ‘t verlengde van de deurpost opstel. Dan word ik zo dun als tante Sidonia.

Ik weet niet wanneer ik ben geworden zoals m’n Oma vroeger was. Een eigen variatie, maar toch.
Ze pakte me bij de schouder & wees met haar vinger naar de vogel die aan was komen vliegen. Haar gezicht kwam vlak naast die van mij & beschreef met een lichte kanteling de lijn waarlangs ik moest kijken om te zien wat zij zag.
‘t Was blijkbaar iets bijzonders dat de merel bij haar in de boom was komen zitten.

Merels & spreeuwen interesseren me niet. Net als duiven. Ik ga voor winterkoninkjes, roodborstjes, vlaamse gaaien en staartmezen.
Hoewel ik me meen te herinneren dat ‘Kijk, een roodborstje’ ook op de lippen van m’n Oma bestorven lag. Maakten we daar als broers niet een grapje van door te pas & te onpas ‘Kijk, een roodborstje’ te zeggen?
Mochten we niet doen als Oma bij ons langs was, liet Moeder weten. Hoewel ze een glimlach niet kon onderdrukken toen m’n oudste broer ‘Kijk, een roodborstje’ riep toen m’n Oma haar intrede voor de zondagse visite bij ons deed. Daarna kreeg die broer een flinke duw van Ma.

Tegenwoordig zou ik voor een roodborstje ‘t liefst naar ‘t raam rennen als ik niet wist dat ‘t beestje dan onmiddellijk weer gevlogen zou zijn.
Nu beweeg ik traag naar ‘t raam. Richting een hoek waar ik ‘m zo min mogelijk tot last ben. Ik hou m’n ogen open, knipper niet. & Elke seconde neem ik in gedachten een foto, om ‘t beeld vooral niet te vergeten. Nooit meer.

Alles wordt eeuwig in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *