koeken

M’n moeder probeerde ze op een gegeven moment te verstoppen. Ze waren al binnen een dag op. Terwijl iedereen beweerde er niet aangezeten te hebben. De enige die ze niet geloofde was ik. Ze kocht ze tenslotte speciaal voor mij.

‘Ah, Moe, ‘t zijn de enige koeken die ik lekker vind,’ smeekte ik toen ze dreigde de jodenkoeken niet meer in huis te halen. ‘Ik snoep nooit ergens van; eet geen koek, hoef geen snoep; alleen die jodenkoeken eet ik graag,’ ging m’n tranentrekkende smeekbede verder.

Ik nam de pot jodenkoeken wel ‘ns stiekem in m’n tas mee naar school. Dan bleven de boterhammen onderin verschimmelen. Weggedrukt door de geringe trek in brood & de dikke leerboeken. Uiteindelijk ontdekte m’n moeder ‘t grijsgele goedje, dat ooit een zakje boterhammen heette te zijn, als ze m’n kamer schoonmaakte & daar meteen maar m’n schooltas in meenam (of controleerde ze me op ‘t achtergehouden van lage cijfers?).
‘t Voordeel van de jodenkoeken mee naar school was dat ik van m’n pennywafelverslaving afkwam. Een meer sociale verslaving. Net als de negerzoenenverslaving. Op een gegeven moment at iedereen pennywafels. Wilde je erbij horen dan at je er meer dan de rest.
Nu kon ik iets nieuws introduceren: een hele pot jodenkoeken mee naar school. Waar je dan op leefde de hele dag. Nog nooit vertoond. ‘t Zou vast bij m’n medeleerlingen aanslaan.
& Ook al sloeg ‘t niet aan: ik kon niet zonder. Als ik de ene ophad, dacht ik alweer aan de volgende. Dit in tegenstelling tot een bepaalde wet van Keynes, die m’n economie-leraar telkens weer probeerde uit te leggen. Volgens hem zou na ‘t 1e glaasje water voor een groot gedeelte de dorst gelest zijn & de behoefte aan een 2e minder groot. De behoefte naar meer werd minder naarmate daar meer in werd voorzien. In grafieken altijd een curve die schuin naar beneden liep.
Ging dus niet op voor mij & m’n jodenkoeken. Mijn curve was eerder een constante. Een rechte lijn. Leg dat maar ‘ns uit aan een economie-leraar.

Als ik naar m’n moeder riep dat ik een jodenkoek nam, pakte ik er altijd minstens 2 uit de kast. Maar ik was in ieder geval zo eerlijk geweest ‘t te melden.
Wie die andere had genomen? Ik wist van niks. Zat boven huiswerk te maken, na te genieten van m’n jodenkoek. Of misschien wel 2.
De enige reden waarom ik vrijdags hielp de boodschappen uit de auto te laden, was dat ik dan controle had over de volgende pot. & Een legale reden had er alvast 1 te pakken. Als beloning. Maar ondertussen vond ik ‘t oneerlijk als iemand anders dat ook als beloning kreeg. De jodenkoeken waren van mij.

Ik ben er vanaf gekomen. Hoe, weet ik niet meer. ‘t Moet een traumatische ervaring zijn geweest; m’n geheugen heeft ‘t weggestopt.
M’n moeder kon de pot jodenkoeken op een gegeven moment gewoon laten staan in de kast. Net als al ‘t andere snoepgoed, zolang ze m’n broers tenminste goed in de gaten hield. De voorraden jodenkoek werden zelfs te oud om nog lekker bevonden te kunnen worden. Niemand die er nog trek in had.
Ik was veilig, in m’n moeder’s ogen. ‘t Zinnetje, waarin ze zei hoe goedkoop ik wel niet was, kwam weer wat vaker over haar lippen: geen snoep, geen koek, geen gebakje was aan mij besteed. Een heel enkele keer een pennywafel.

& Af & toe werd er een neger gezoend in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Uniquehorn. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt. (Deze staat overigens niet aangegeven bij bovengenoemd stukje ‘wachten’, maar de opdracht was te schrijven over ‘de koek der koeken’, liet ze me weten via meel.)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *