Ik heb een plattegrond proberen te maken van de buurt om ons heen. Vooral daar waar mijn krantenwijk me naar voerde. Je hebt een soort ruimtelijk gevoel & de wereld is je gewoon genoeg om ervan te denken dat hij beeldig is, te beelden is. Een ‘groots’ gevoel van waar alle wegen toe leiden, in al dan niet kronkelige, schuin tegenover elkaar uitkomende straten, hoewel dat in Den Helder Zuid/randje Nieuw DH best meeviel (maar dus hoegenaamd niet in die nieuwe DHZ-buurt), bouwde ik een overzichtskaart.
Schetste eigenlijk.
Liniaal erbij. Potlood toepassend toen bleek dat inkt te definitief was.
Wanhopig op een gegeven moment, beseffend dat de leefwereld niet te behappen bleek.
Potlood & pen hebben ’t overleefd. Maar van tekenen is ’t er nooit meer van gekomen. Te weinig overzicht ook al zou ik ooit nog wel eens denken van wel.
Ik geloof dat de flats (destijds kwamen ze niet voorbij etage 3, begane grond meegerekend) er nog altijd staan. Deel van de Fregatstraat, aan ’t eind van de hofjes aan rechterzij. ’t Was een lange tocht die m’n broer & ik (later kregen we Quint erbij kado toen hij wandelbekwaam werd beoordeeld) moesten gaan om les te kunnen krijgen. We passeerden daarbij de oude-van-dagen-woningen. Elke keer 2, tussen de hofjes & flats in, hun ramen behangen met langpootmuggen die we op ’t schoolplein in de nekken van onschuldige meisjes loslieten.
’t Gillen van meisjes had toen nog iets aantrekkelijks. Hun ontmoeten maakte de wandeling waard & en een somtijds plots aangeboden lift met de auto van Pa niet nodig. Tenzij regen in klettervorm.
Daarnaast waren er de kranten die bezorgd moesten worden. Ik geloof dat ik elke week 5 cent kreeg voor ’t bezorgen van 2 kranten aan de overkant. Carel deed er 3, net iets voorbij de overkant om de hoek, was een jaar ouder, dus hield hij er een dubbeltje aan over.
Theo verdiende evengoed genoeg aan de rest van de wijk, was onze indruk. We wisten immers nog niet wat we met 2 of 4 dubbeltjes per maand moesten.
Pa & Ma vonden ’t in ieder geval een educatieve manier voor ons jonge kinderen om met geld om te leren gaan. Maar we konden ’t niet laten, wij broers, om te denken dat ze zuinig waren. Ons zakgeld was namelijk ook niet veel hoger dan ’t krantenloon.
’t Heeft enige jaren geduurd om dat tot ons in te laten zinken. Maar zelfs die uitdrukking bestond in die tijd nog niet.
Ik heb die plattegrond nog in m’n hoofd, ’t plankje, houten richel zou ik ’t moeten noemen, waar ’t zakgeld in de gang op een rijtje lag (6 broers lang), des zondags na de mis gereed voor elk van ons. De dag dat er niet gewerkt werd & we tevreden moesten zijn met wat we hadden & waar we woonden.
We hadden ’t niet slecht.
& Ik heb leren overleven in Zijperspace.