lekker & vies (3)

Er was niemand die patat kon eten als ik. Ze schoten er achter elkaar in. Daar had ik dan ook m’n beide handen voor nodig. ‘t Was eigenlijk als lopende band-werk: als 1 produkt met de juiste aanpassing was afgeleverd moest de aandacht alweer gericht zijn op ‘t andere produkt die dezelfde weg af moest gaan leggen. Dat betekende bij mij dat 1 stuk patat met de linkerhand opgesmukt met een likje mayo zich riching mond begaf, terwijl de volgende ondertussen dezelfde versiering kreeg met de rechter, om vervolgens ook dezelfde weg af te leggen.

M’n moeder riep dat ik niet zo moest schrokken, maar ik ging na een korte pauze gewoon door met ‘t snelle tempo.
‘Rustig eten, anders haal ik je bord weg,’ wat ff later inderdaad ook gebeurde.

Patat was nou 1maal ‘t lekkerste goedje dat er was. Elke zaterdagmiddag uit de eigen frituurpan bereid door m’n moeder. (Later mochten we natuurlijk wel meehelpen, graag zelfs, want dan had m’n moeder eindelijk ‘ns vrij uit de keuken). Met mayonaise & ketchup, waarbij we later de uitjes voor ‘patat speciaal’ (!) ontdekten.

We kwamen vaak van de padvinderij af, waar we ‘s zaterdagochtends acte de présence gaven. Moe & hongerig van ‘t geren & gevlieg, wat elk goedgeaarde welp behoort te doen op zo’n ochtend, kwamen we rond ½ 1 thuis. Alwaar we moeder moesten stimuleren toch ‘ns die frituurpan op te zetten.

Nee, we noemden ‘m de patatpan. Pas toen de kroketten & fricadellen in zwang kwamen, werd de naam veranderd in frituur. Hij was helemaal zwart, zoals in die tijd alle frituurpannen waarschijnlijk waren, maar ‘t leek wel een geblakerd zwart. Vet aan de buitenkant, van ‘t spetteren als de patat erin zakte. De hele week stond-ie buiten onder een afdakje, & op zaterdag werd-ie binnengehaald. ‘t Regenvocht werd afgegoten & hij mocht op ‘t vuur gaan staan.

We hadden ook een speciale pan waarin de patat op tafel werd gezet. Als-ie nog bestond zou ik ‘m uit 1000-en herkennen, want dat was de pan waarvoor we naar de zaterdag toeleefden. Er ontstond in de loop der jaren een klein gaatje in de bodem, maar de pan hield ‘t nog wel. Tenslotte was de zaterdagse patat ‘t enige waarvoor-ie gebruikt werd.

Theo woonde op een gegeven moment op zichzelf, ong 500 meter verderop in de straat. Speciaal voor de zaterdagse patat zorgde hij dat-ie vanaf 1 uur in ‘t ouderlijk huis aanwezig was. Ik zei al: ‘t was een lekkernij. Niemand die dat wilde missen.

Ik at te snel. De patatten liet ik 1 voor 1 bij me naar binnen gaan. ‘t Was een sport. Hoewel ik dat op dat moment misschien niet dacht. Zo zal ‘t waarschijnlijk wel zijn overgekomen. Toen m’n ouders me verboden op die manier te eten, vond ik er stiekem iets anders op: ik propte gewoon enkele patatten tegelijk in m’n mond.

Later bedacht ik me dat ‘t misschien gelegen heeft aan de grote concurrentieslag die je onderling hebt in een groot gezin. Alle 6 wilden we zo snel mogelijk zo veel mogelijk eten. Wie niet snel was, had de kans minder te krijgen. Als je niet uit jezelf de gehaktbal uit de pan pakte, had je de kans dat je uiteindelijk de kleinste kreeg (daarom moest m’n vader altijd ‘t vlees verdelen).

M’n vader heeft ‘t op film gezet. & Juist door ‘t op die manier te bekijken lijkt ‘t alsof m’n mond niet leeg is als de volgende er alweer inkomt. ‘t Gebrek aan geluid bij de film beaccentueert dat nog eens te meer.

De frituurpan wordt node gemist in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *