liftlog 1

Neef Arjen had ons rondgeleid in Amsterdam. Dat betekende dat we vooral de plekken hadden opgezocht die moeder verboden had, we spullen tot ons hadden genomen waarvan m’n beide ouders de werking niet wisten, & we later arriveerden op de logeerplek dan tante ‘t had gewild. Daarnaast betekende ‘t ook dat Arjen ‘t zo naar z’n zin had gekregen met z’n 2 jonge neefjes dat hij ‘t noodzakelijkheid achtte ons na de avondmaaltijd mee te moeten zeulen naar ‘t jongerencentrum van Nieuw Vennep.

Daar maakten Quint & ik voor ‘t 1st kennis met nederwiet. In overvloed was dat aanwezig, want de barman had vuilniszakken vol thuis staan, vertelde hij.
‘Neem maar wat mee,’ zei hij.
‘Hoe?’
‘Hier heb je een plastic zak. Vul die maar.’

We maakten ook kennis met erg veel glazen, die stuk voor stuk gevuld waren met bier. Op dat moment vonden we dat niet erg. Op ‘t moment dat we naar ‘t huis van tante Gree moesten lopen wel. Arjen ook. Arjen moest ons nl terugbrengen, want wij wisten de weg niet.

We maakten vervolgens kennis met ‘t piepen van een bed, doordat een stel er luidruchtig gebruik van maakte, ipv rustig te gaan slapen. Dat kwam doordat ‘t vriendinnetje van Arjen stukken dichterbij ‘t jongerencentrum woonde dan z’n moeder. & Daar was ruimte zat om te slapen. Alleen een beetje te veel gepiep & gehijg om dat makkelijk te kunnen vatten.

Hoewel tante doodongerust was over onze toestand zijn Quint & ik de volgende dag doodgemoedereerd liftend op huis aan gegaan. Dat moest ook wel met zo’n hoofd. We konden niet anders dan ons rustig gedragen & maar zien wat komen ging. Kopzorgen wilden we ons niet maken, want diezelfde kop maakte al genoeg lawaai, voor ons slechts hoorbaar.

Welk een luxe was ‘t voor ons hoofd om vervolgens in een Mercedes terecht te komen. Waarvan de stoelen aanvoelden alsof je in een fautieul wegzakte; waarvan de stereo-installatie uit alle hoeken & gaten geluid produceerde, zonder overdadig aanwezig te zijn; waarvan de wegligging zo soepel was dat we geen zwenking bemerkten als we niet daadwerkelijk met eigen ogen zagen dat de auto af & toe een bocht maakte. We zijn ook geen enkele bult in ‘t wegdek tijdens de rit tegengekomen, als we de veringen mochten geloven.

De bestuurder maakte vele internationale reizen; hij kwam net terug van Schiphol. India, Pakistan, nog ff Japan, door naar de VS & via Frankrijk teruggekomen in Nederland. Ach, hij was altijd onderweg. Slechts 1 maand per jaar had-ie de tijd om rustig bij te komen. Kon-ie thuis zitten. Bij z’n vrouw & 2 kinderen in Bergen.
Hij had alles al gezien. Prachtige landschappen waren de toendra’s van Rusland, vertelde hij. De Himalaya had-ie ook in de verte zien liggen. De drukke, maar gemoedelijke sfeer van Tokyo. De mega-steden in Zuid-Amerika & daarnaast ‘t rustige ontspannen platteland ervan.
Maar niets kon ‘t halen bij de wandeling die hij een paar keer per jaar probeerde te maken. Rugzakje op, korte broek aan, veldfles water mee; van Bergen naar Den Helder over ‘t strand. Dan kwam-ie tot rust, slechts dan werd-ie weer zichzelf. Z’n voeten onder de blaren, maar volledig voldaan kwam-ie dan weer ‘s avonds thuis. & Na ‘t eten viel-ie onmiddellijk in slaap.

‘Prachtig verhaal, hè Quint?’
‘Ja, rare man was dat.’
‘Moet wel ongelooflijk rijk zijn.’
‘Z’n auto was in ieder geval erg duur.’
‘Zullen we nog een jointje roken voor we naar huis gaan?’
‘Ja, we hebben nu toch wiet zat.’
‘Jij hebt ‘t bij je.’
‘Nou, ‘t zat in die tas waar we die blaadjes van Arjen in hadden gestopt.’
‘Ja, die had jij toch bij je?’
‘Ja, inderdaad. Toenet wel ja.’
‘Nu niet meer dan?’
‘Ik geloof dat ik ‘m heb laten liggen in de auto.’

We konden maar niet stoned worden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *