Ik stond op een raststätte (dat schrijf je met een hoofdletter, maar omdat we in Nederland zijn, weiger ik daar aan mee te werken). Ik was er afgezet door de vrachtwagenchauffeur die me uit Nederland had meegenomen. M’n 1e lift ’t buitenland in had ik achter de rug. Nu nog zien verder te komen vanaf een onmogelijke plek: vlak voor een grote stad. Op een onmogelijk tijdstip: 2 uur ’s nachts. Onder onmogelijke omstandigheden: ’t regende & er bevond zich geen afdak. De vrachtwagenchauffeur moest onderweg wel een heel grote hekel aan me ontwikkeld hebben. De sjachrijn.
Voor ’t 1st liftend op reis, voor ’t 1st alleen in ’t buitenland, & ik stond op een kale raststätte met slechts een pompstation & een cafetaria. Ik was nog niet ervaren genoeg in ’t liften om te weten hoeveel geld de reis me uiteindelijk zou gaan kosten. Ik was slechts student, met een miniem budget, maar gelukkig in ’t bezit van een vooruitdenkende geest. Waardoor ik niet meteen de 1e nacht m’n portemonnee aan wilde spreken. Ik was echter nog vol goede moed (hoewel ik waarschijnlijk deze nacht kleddernat geregend zou worden & tot de vroege ochtend op deze raststätte zou staan koukleumen, zo was m’n verwachting); ik zou geen concessies doen & doodgemoedereerd iedereen die voorbijkwam vragen of ik misschien mee kon rijden.
De bezitter van de mercedes, de auto die stopte nog maar net nadat ik voorgaande beslissingen had genomen, keek me kort aan, zei dat ’t ok was, maar verontschuldigde zich wel voor een kort moment, want hij wilde met z’n vriend nog ff koffie drinken.
Ik geloofde ‘m niet. De man had zo ontspannen gereageerd op mijn verzoek, dat ’t gewoon niet waar kon zijn. Door de ramen van ’t cafetaria keek ik schielijk naar de 2 koffiedrinkende mannen. Ze lachten nu vast om mij, dacht ik. Straks zouden ze naar de auto lopen, gaan zitten, de motor starten & mij laten staan. Buiten dat: ik had nog m’n duim niet omhoog gestoken. Dit was te gek voor woorden. ’t Kon niet waar zijn dat liften zo gemakkelijk was.
De mannen kwamen naar buiten & ik kon achterin plaatsnemen. Achter de bijrijder. M’n rugzak achter de bestuurder. De motor werd gestart & ze hadden me niet laten staan.
Of ik ook een kauwgompje wou, werd er gevraagd terwijl we inmiddels 150 km/u reden. Zenuwachtig nam ik ’t aan, m’n blik op de km-teller gekluisterd.
160 km/u. De mannen hadden hun gesprek hervat, dat ze blijkbaar binnen waren gestart.
170 km/u. Wat of ik deed? Waar ik naar toe wilde?
190 km/u. Ze vertelden waar zij zelf heen gingen. Dat ’t misschien ’t beste was mij voor die plaats af te zetten.
200 km/u. De heren vermaakten zich met elkaar. Mij lieten ze met rust.
150 km/u. De auto’s doken op als in een comp-spelletje. Niet de tegenliggers, de auto’s die we inhaalden. De bestuurder moest plots afremmen als 2 voorliggers in de verte besloten hadden elkaar te passeren.
210 km/u. De man voor me viel in slaap. Ze hadden een lange werkavond gehad, vertelde de bestuurder. Ze waren geluidstechnici & waren net klaar met een voorstelling. Hij wilde terug naar z’n vriendin, voordat ze op vakantie ging.
220 km/u. De bestuurder leek ook slaap te krijgen. Hij wreef zich konstant in de ogen. Ik kon niet anders dan angstvallig de km-teller te bestuderen & door de achteruitkijkspiegel de slaperige ogen van de man in de gaten houden. Bewonderend keek ik toe hoe hij ’t comp-spelletje zelfs ½-slapend leek te beheersen.
120-230 km/u. We zaten in een achtbaan. Ik leek de enige te zijn die dat besefte. De auto’s schoten voorbij, & die flitsende beelden werden afgewisseld door plots remmen. Ik wilde naar huis, maar praatte nonchalant verder, zover m’n kennis van ’t duits dat toeliet. Ik was verantwoordelijk voor ons lijfsbehoud.
4 Uur in de ochtend. 250 Km verder. Ik werd afgezet op de 2e raststätte in m’n liftersloopbaan. Ik legde mezelf in m’n slaapzak neer op een bank, m’n rugzak onder m’n hoofd, touwtje ervan bevestigd aan m’n pols. Ik vertrouwde de wereld niet meer. Maar regenen deed ’t niet.
Ik sliep 1 uur & ging verder liften.
Zijperspace was toen al een comp-spelletje.