Ik weet wel ong hoe ‘t werkt, daar onder mijn schedel. ‘t Wil daar dat ‘t allemaal zo efficiënt mogelijk gaat. Niet perse in ‘t hoofd, misschien wel verre van dat. Nee, alles wat zich afspeelt met dit lichaam dat aan die hersenpan hangt, met flapperende handen die manoeuvreren dankzij bungelende armen. Een soortgelijk mechanisme aan ‘t onderstel, met beperkende veelvuldigheid in beweging, maar een zekere souplesse tonend als de dansvloer de juiste muziek speelt. Daar kunnen de flappers & bungels bovenaan op zo’n moment een puntje aan zuigen.
Zo efficiënt mogelijk dus. Als maar enigszins mogelijk alles via de kortste weg: een rechte lijn. Waar zich onderbrekingen van die lijn voordoen, korte aanpassingen om vervolgens een nieuwe lijn uit te gooien richting een volgend zo ver mogelijk gelegen doel in de toekomst van de weg die voor me ligt.
Dit gebeurt niet alleen maar tijdens de tocht te voet, de rit per fiets of ‘t reiken van de hand (liefst met 2 handen onderweg naar verschillende richtingen, dan ben ik pas écht zinnig bezig), maar ook bij alles wat op abstract niveau in mijn hoofd ‘tzelfde poogt te bereiken.
In alle facetten van de sport ‘beweging’ ben ik daar van binnen mee bezig, op willekeurig welk tijdstip, uitzonderlijk de slaap.
Dus als ik niet slaap, maar wel in bed… Dan ook.
Ik moet immers zo efficiënt mogelijk in slaap gesust worden door een radioprogramma waar ik iets van opsteek zolang ik wakker lig.
‘t Is dat ik meestal niet zo goed kan recapituleren wat er tijdens de slaap allemaal gaande is; wellicht dat daar ook wel een structuur achter schuil gaat waar m’n bewuste bewustzijn van in z’n handen zou kunnen knijpen van heerlijk verlekkerd genot.
Ik heb zogezegd doordeweeks een drukke dag. & Dat doordeweeks duurt hier 7 dagen. ‘t Is ff aanpoten, maar aan ‘t einde van de week, zelfs aan ‘t einde van de doordeweekse dag, gloort een nieuw begin waarin ik vol goede moed er weer tegenaan kan.
Er is kortom geen stoppen aan. Elke keer opnieuw zie ik de nieuwe uitdaging van de meest efficiënte oplossing tegemoet. & Maak ik de weg zo kort mogelijk. Afsnijden is toegestaan, vaak zelfs verplicht.
‘t Gevaar dat regelmatig dit systeem insluipt is dat ik somtijds geen oplossingen weet. Dit komt voor als ik net een oplossing achter de rug heb & nog geen ruimte voor ‘t volgende dilemma heb gevonden.
Óf… als de zich aandienende oplossing een totaal nieuw perspectief nodig maakt.
Voorbeelden:
– Een stapel die nog niet bestaat.
– Een route die ik nog niet ken.
– Een mop (voor ‘t dweilen van de keukenvloer) die al lang geleden kapot is gegaan & die 1st opnieuw gekocht zal moeten worden.
– Een boek met een onderwerp dat nog geen plaats in m’n boekenkasten heeft.
– De noodzaak de was te doen terwijl ik ook nog brood moet bakken & geen gist in huis heb, terwijl ik nog in m’n ochtendlijke onderbroek rondloop.
Dit vergt rust. Een grote mate van SSSSSSsssssustrust. & Dat schrijf ik natuurlijk niet voor niets zo, want ik moet de ‘t’ aan ‘t eind van dit woord zien te bereiken via de letters die er aan voorafgaan, met al hun uitroeptekenende hoofdletters & sissende sputters die al trampoline springend pas aan ‘t eind van de middag tot kalmte kunnen worden gemaand.
& Daar ergens tussendoor wordt ‘t een puinhoop. & Raak ik de kortste weg kwijt.
Maar ach, daarom zitten we dus in Zijperspace, vorstelijk alleenheersend, pluralis majestatis.