Aan Roswitha:
Mevrouwtje, ik was net aan t afrekenen met een meneer. t Was niet zo beleefd van me om door te gaan met praten. Maar ik geloof dat je dat wel begrepen had.
Roswitha terug:
Ja, toen ik je hoorde had ik al gelijk spijt dat ik je had gebeld.
Aan Roswitha:
Nu ga ik naar de kapper, dus weer geen onderbroeken kopen.
Roswitha terug:
Goed zo, meneertje, trek maar niks (geen onderbroek) van me aan.
Aan Roswitha:
Nee, mevrouwtje, die onderbroeken zouden me maar raar staan. Mn kapsel voorlopig overigens ook, want t was te druk bij de kapper. 3 Wachtenden voor me. Moet ik morgen maar gaan. Na de fysio. Nu wat vet in mn haar & hopen dat t goed komt.
Aan Roswitha, een ander moment:
Ik heb ondertussen 2 stukken vlees gegeten, lekker goedkoop, 35% korting, weet je wel. Nu is buikie vol, dus ga ik liggen op de bank.
Aan Roswitha, nog wat later:
Nou, mevrouwtje, dat dutje heeft me geen goed gedaan. Ik voelde me ervoor kiplekker, maar nu ben ik helemaal ingekakt. Last van mn nek een beetje, lichte hoofdpijn, rommelende maag & doodop.
Ik drink maar een biertje, een dubbel, ter voorbereiding op vanavond (ik wil natuurlijk wel winnen; o ja, vorig jaar was ik 2e, bedenk ik me plots), misschien dat ik me daar iets beter van ga voelen.
Aan Roswitha, nog weer later:
Ik ga binnen een ½ uur. Nog even tandenpoetsen. O ja, dat moet ik zo vroeg mogelijk doen, anders beïnvloedt t de smaakbeleving.
Aan Roswitha, een andere dag:
Mevrouwtje, ik ben weer naar huis gegaan. t Ging niet.
Zullen we bellen?
Roswitha terug:
Meneertje, ik ben weer on line. Maar ik zie jou nog steeds niet…
Aan Roswitha:
& Toch ben ik er. Ook.
Zal ik jou maar ff bellen?
Roswitha terug, veel later:
Meneertje, dat heb je mooi gedaan. Erg goed.
Aan Roswitha, als reactie:
Lieve mevrouwtje,
U bent mn mevrouwtje.
Meneertje met een peertje.
(& koek)
(& een volle buik)
(t staat me goed)
Dat men weet wat er zoal gaande is in Zijperspace.